De Leidse muziekliefhebber kent je als ex-frontman van Destructive Penguins. Hoe kijk je terug op die tijd?
Met Destructive Penguins begonnen we toen we nog op de middelbare school zaten. Het was supergaaf en heel leerzaam, een wild ride. Ik ben blij en trots op wat we toen hebben neergezet. Ik denk dat we heel ver gekomen zijn, eigenlijk alles dat we voor ogen hadden, is uitgekomen – in de Popronde van 2019 hebben we bijvoorbeeld op twee na alle shows gedaan. Ik heb er mooie herinneringen aan en kijk er trots op terug.
Ik zie Gus Walker trouwens niet als solo gaan. Bij de Penguins schreven we samen, maar ook iedereen kwam met eigen dingen. In coronatijd kon ik veel schrijven, en ik merkte dat wat ik maakte niet meer goed paste bij dat project. Tegelijk frontman zijn van een andere band paste niet meer bij wat ik wilde als artiest. Voor mij is het een mooie transitie geweest van mijn creatieve uitlaatklep; verschillende leden van de oude band zijn er nog steeds bij betrokken. Daarnaast neem ik de ervaring mee die ik in die band heb opgedaan. Ik heb er heel veel van geleerd: hoe kan je goed liedjes schrijven, hoe moet je die opnemen, hoe kan je shows fiksen, hoe moet je je publiek om je vinger winden. Alle basics heb ik bij de Penguins geleerd, en daar ben ik nu op voort aan het borduren. De Penguins hebben me gevormd als artiest, maar er zat ook altijd iets anders in mij dat er daar niet uitkwam en dat komt nu heel mooi samen.
Wat is er anders aan de sound van Gus Walker dan die van Destructive Penguins?
Met Bou (toetsenist en producent Boudewijn) en Lau (trompettist Lauran) hebben we ‘Pink Skies’ geschreven, opgenomen en geproduceerd. We hebben drie jaar aan het album gewerkt, nu is dat mijn sound geworden. De sound blijft herkenbaar omdat ik zing en hiphop en reggae al in de mix zaten bij de Penguins. Wel hebben we dat nu duidelijker uitgewerkt; eerst mixten we meer genres, nu hebben we een herkenbaarder fundament met een mix van reggae en hiphop.
We hebben met zijn drieën veel tijd genomen om te bepalen wat we willen vertellen, hoe we willen dat het klinkt en hoe we dat in albumvorm konden gieten. Toen we de nummers af hadden en met zijn drieën de pre-producties en demo’s hadden gemaakt, hebben we de andere muzikanten naar de studio’s gehaald en die hebben dat ingespeeld. De opnames zijn deels bij Bou in Utrecht geweest, deels in Weesp en in Frankrijk.
Bij de Penguins was het zo dat we met zijn zevenen dingen gingen schrijven, daarmee zit er van meer mensen iets in, waardoor je een bredere sound krijgt. Gus Walker heeft een specifiekere sound, dat komt ook door de workflow en omdat we meer ervaring hebben met muziek maken en produceren.
Het album is minder met de liveshow in gedachten geschreven: we hebben nu muziek geschreven en een verhaal verteld – live voeren we dat dan heel anders uit dan op het album. Met de Penguins waren we altijd live bezig en gingen dan later de studioversie maken. Met Gus Walker kunnen vooral de reggae-delen aanpassen als dat nodig is: langer, sneller of juist slomer of met meer solo’s er in. We hebben nu een framework van waaruit we de liveshow bouwen.