Vrijdagavond 9 december speelde het Amsterdamse jazzkwartet BRUUT! in Gebr. de Nobel. Of nou ja, jazzkwartet, enkel het label jazz zou de strak geklede heren tekort doen. Hoewel de carrière van BRUUT! een jaar of tien geleden inderdaad begon als een stel conservatorium jongens die rokerige jazz voor fictieve jaren ’70 spionagefilms maakten, zijn er in de loop van hun carrière talloze andere genres de revue gepasseerd. Zo brachten ze bijvoorbeeld in 2019 een onvervalste surfplaat uit in samenwerking met misschien wel Nederlands beste gitarist, Anton Goudsmit. Ook zijn ze ook nooit vies geweest van een gezonde dosis afrobeat, boogaloo of good old rock ‘n’ roll in hun muziek. Dat ze altijd op zoek zijn naar nieuwe geluiden bewees de band met hun meest recente album: nooit eerder flirtte het viertal zo hevig met elektronische muziek als op ‘Zest’. Eens kijken of dat geflirt de Leidse harten ook in vervoering wist te brengen.

“Wij waren de hele week bang dat we voor drie mensen zouden staan!”. Dat de kleine zaal van Gebr. de Nobel ramvol zat zou een overdrijving zijn, maar tot opluchting van BRUUT! waren er meer dan genoeg WK-boycotters, voetbal-apathen of dusdanig fanatieke muziekliefhebbers aanwezig om voor een levendige sfeer te zorgen. “Jullie zijn nu al de winnaars van de avond”, spreekt frontman en saxofonist Maarten Hogenhuis de zaal toe. De band trapt stipt om acht uur af met ‘Monk’. Het openingsnummer is een dansbare kruising tussen jazz en elektronische muziek, en de bandleden wisselen dan ook hun traditionele jazz instrumenten, zoals saxofoon en contrabas, af met de vele synthesizers die het podium rijk is. De toon van de avond is gezet.

Het derde nummer, ‘Mulatu’, is ongetwijfeld vernoemd naar Mulatu Astatke, de koning van de Ethiopische jazz - en inderdaad, kort na de aankondiging van het nummer wordt de zaal gevuld met een bedwelmend Afrikaans ritme en zwoele slangenbezweerder-melodieën. Het leuke van BRUUT! is dat ze zo’n exotisch geluid naadloos weten te combineren met wat klinkt als een stel norse Oost-Duitsers die met goedkope synthesizers aan het experimenteren zijn. Keer op keer weet het instrumentale kwartet te spelen met zulke ogenschijnlijke uitersten. Zo klinkt ‘Critt’ bijvoorbeeld alsof het prima gedraaid had kunnen worden in een alternatieve nachtclub in Manchester halverwege de jaren '90. Hoeveel jazzgroepen kunnen dat nou zeggen?

Over norse Oost-Duitsers gesproken: de podiumpresentatie van BRUUT! heeft wel iets weg van die van Kraftwerk. De vier bandleden zijn ieder in pak gehuld en maken een ietwat statische indruk. Oké, dat toetsenist Folkert Oosterbeek niet al te veel bewegingsruimte heeft is begrijpelijk, aangezien hij zichzelf heeft ingemetseld tussen zijn Philicorda’s en Farfisa’s, maar dat hij zich op geen enkel punt in de set laat gaan met een lekkere toetsensolo is toch jammer. Sowieso is er niet al te veel ruimte voor improvisatie, wat opmerkelijk is voor zulke getalenteerde jazzmuzikanten. De band speelt in het algemeen plichtsgetrouw hun meest recente plaat na. Als Maarten Hogenhuis dan wel de ruimte neemt voor een uitgebreide, geïmproviseerde saxofoonsolo op ‘Klets’, merk je dat de zaal daar gelijk enthousiast op reageert en hem opzweept tot een hoogtepunt van de set.

Het is niet helemaal duidelijk voor welk publiek de muziek van BRUUT! nu eigenlijk precies bedoeld is. De aanwezige jongeren lijken het prima naar hun zin te hebben, maar er staan ook zeker een aantal doorgewinterde jazzliefhebbers in de zaal die het duidelijk niet helemaal gewend zijn om op elektronische muziek te dansen. Des te leuker is het om te zien dat er ook door deze groep steeds enthousiaster met de voetjes wordt geschuifeld naarmate de set vordert. Ondanks dat het publiek ietwat murw geslagen lijkt te worden door de lompe four-on-the-floor van het een-na-laatste nummer ‘Torm’, gaat het gelukkig nog een keer goed los tijdens de afsluiter. Het nummer ‘Flint’ is een hommage aan de in 2019 overleden zanger van The Prodigy, en drummer Felix Schlarmann voorziet het nummer dan ook van een Prodigy-waardige breakbeat waarop werkelijk niemand in Gebr. de Nobel stil kan blijven staan.