Het nieuwste album van ‘Cosmic Debris’ tilt krautrock letterlijk naar een hoger niveau, namelijk de ruimte in. In het drukbezette universum van de jaren 70 weten ze toch een bijzondere sound neer te zetten. Eentje met dikke gitaarriffs en gewelddadig drumwerk. Vette psychedelische rock met een jaren 70 tintje en dat allemaal van eigen bodem.

De driekoppige band schudt de luisteraar aan het begin van ‘Interstellar Solar Race’ meteen wakker met een snerpende gitaarrif. Zo eentje die de hele dag in je hoofd kan blijven hangen. Vervolgens barst het geweld los. Cosmic Debris scheurt met tweehonderd kilometer per uur over de melkweg. Energieke drums, een knap staaltje baswerk en de (ondertussen welbekende) gitaarriff die door het hele nummer heen klinkt.

‘Concrete Butterfly’, houdt vervolgens de energie er flink in. De band besluit om het tempo nog een stukje op te voeren. Schreeuwende vocals, weer dat knallende drumwerk en om het geheel af te toppen een vette gitaarsolo in het midden voor de variatie.

Het derde nummer van deze plaat, vernoemd naar de band zelf (‘Cosmic Debris’), is er eentje die de luisteraar aardig wat kippenvel zal bezorgen. Een beukende recht-voor-je-raap-riff raast recht door het hemelgewelf heen. Het is een nummer waar je wel op moét headbangen. Is het niet bij het refrein, dan is het wel bij de solo.

Intussen zijn we aanbeland bij ‘The Universe is Mine’. De titel klopt, daar is geen ontkomen aan. Cosmic Debris neemt het universum over, in een hoog tempo kun je wel zeggen. Maar wellicht zal de luisteraar hun trucje nu wel doorhebben. De dikke laag gitaren die het nummer overheersen, een dreunende bas, het hevige drumwerk en een snijdende gitaarsolo. Cosmic Debris valt in herhaling en na vier nummers begint dat langzaam op te vallen. Dat neemt zeker niet weg dat de luisteraar ook door dit nummer als een raket de ruimte in wordt geknald.

Een ingetogen gitaarriff klinkt. Het lijkt erop dat tijdens ‘Sleepless’ een ander pad wordt ingeslagen maar de band keert snel weer terug naar het oude vertrouwde ‘Cosmic Debris geluid’. In het midden wordt er naar een climax toegewerkt waarna er een eruptie volgt van keiharde, massieve gitaren.

De sfeer slaat plotseling om bij ‘Opium Dream’. De band gooit het roer om door een vleugje stonerrock aan hun bekende recept toe te voegen. Het geeft de luisteraar wat rust van al het gescheur door de kosmos, maar niet voor lang. Richting het eind volgen ondoordringbare drums waar je als luisteraar niet omheen kan.

Cosmic Debris neemt uiteindelijk wat gas terug maar weet de spacesfeer er toch goed in te houden. De volgende titel ‘Slow Song’ doet recht aan het nummer zelf. Vibrerende gitaren geven je het gevoel dat je de ruimte door zweeft. Zanger Loek Deen zingt ¨Just another Slow Song¨. Dat zal, maar het ruimtetintje dat de band eraan heeft toegevoegd kom je niet gauw tegen. De luisteraar kan richting het eind van de plaat even op adem komen voordat de band bij ‘Tinto Traveller’ het gaspedaal weer vol intrapt.

Er volgt nog één laatste snerpende gitaarsolo om de toon te zetten en als kers op de taart een gewelddadig einde met een zware riff, een startsein voor een onvermijdelijke moshpit op Mars.

Ook al vallen ze af en toe in herhaling, Cosmic Debris staat als een huis. Met drie man weet de spaceformatie toch een ondoordringbaar album neer te zetten.  Dampende gitaarsolo's, galmende vocals en een beetje sterrenstof. Meer hebben ze niet nodig.