Ondanks dat het einde van de winter nog niet helemaal in zicht is, is het in Friesland tijd voor de week van de Friese Lente. Doorgaans een week die volledig in het teken staat van de Friese Popcultuur. Met veel concerten en evenementen. Ondanks dat deze week niet plaats kan vinden in de vorm van een evenement, is er wel gewerkt aan een tweede editie van het Friese Lente Magazine. Een magazine vol interviews met makers en artiesten van Friese bodem. Deze uitgave is mogelijk gemaakt door het Platform Popcultuur Fryslân in samenwerking met 3VOOR12/Friesland. Het magazine is gratis te verkrijgen op verschillende culturele locaties in de noordelijke provincies. Lees hier het interview met ZEA.
“Eigenlijk is taal gewoon een vorm van muziek”, stelt Arnold de Boer, wanneer hij spreekt over het nieuwe Friestalige album van ZEA. “Dat is mijn uitgangspunt geweest bij dit project.” Voor Witst Noch Dat d’r Neat Wie liet hij zich onder meer inspireren door de ritmische poëzie van Vijftiger Bert Schierbeek (1918-1996) en de Surinaams-Nederlandse dichter Hans Faverey (1933-1990). In het bijbehorende kloeke boekwerk staan alle liedteksten in vier talen afgedrukt: Fries, Nederlands, Engels en een taal die speciaal bij elk nummer is uitgezocht, als ‘brug naar de wereld’.
Live at Westerkerk Leeuwarden
"Men. Men kin. Men kin gjin…”, De Boer declameert een vertaalt stukje Schierbeek om de ritmiek aan te tonen. De klanken weerkaatsen doordringend tegen de kale witte muren in zijn ouderlijk huis. Omdat zijn vader gaat verhuizen is het statige pand in het centrum van Makkum recentelijk leeggehaald. De kamers ogen kil, maar de herinneringen zijn warm. Wanneer de muzikant vertelt over de kledingzaak die zijn ouders hier vroeger bestierden en zijn eerste, zelfgebouwde muziekstudio in het magazijn van de winkel, beginnen zijn ogen te glimmen.
Tegenwoordig brengt hij de muziek van ZEA (begonnen als band, nu een soloproject) uit op zijn eigen platenlabel Makkum Records gevestigd in Amsterdam, waar de Fries om utens al bijna dertig jaar woont. Sinds 2009 is hij frontman van de underground band The Ex en als muzikant reist hij de wereld rond. “Normaal treed ik zo’n honderd tot honderdtwintig keer per jaar op. Veel in Nederland, maar ook in het buitenland. Van Slovenië tot Brazilië. En dan zet corona ineens een streep door alle optredens.”
Tegenwoordig brengt hij de muziek van ZEA (begonnen als band, nu een soloproject) uit op zijn eigen platenlabel Makkum Records gevestigd in Amsterdam, waar de Fries om utens al bijna dertig jaar woont. Sinds 2009 is hij frontman van de underground band The Ex en als muzikant reist hij de wereld rond. “Normaal treed ik zo’n honderd tot honderdtwintig keer per jaar op. Veel in Nederland, maar ook in het buitenland. Van Slovenië tot Brazilië. En dan zet corona ineens een streep door alle optredens.”
Terwijl het culturele leven tot stilstand komt, gaat zijn creatieve geest gewoon door. “Ik ben thuis gaan experimenteren en opnemen, zoals vroeger eigenlijk. Onder andere Fuort is daaruit voortgekomen. Het nummer refereert aan de pandemie en een wereld die stilstaat. Net als bij het vorige album heb ik gekozen voor een minimalistische, akoestische aanpak. Dat past ook bij deze tijd van onthouding en refl ectie. Ik ga weer terug naar de basis. Vandaar de titel ook. Wederom zijn de teksten persoonlijk en daarom in het Fries.”
Na het overlijden van zijn moeder maakt De Boer voor het eerst een Friestalig album, Moarn Gean Ik Dea, dat in 2017 verschijnt. ZEA wint hiermee de Bernlefpriis, uitgereikt door de provincie Fryslân. “Ik ging meer schrijven over mijn eigen emoties en wist me niet goed uit te drukken in het Engels. Het Fries is mijn eerste taal en de taal die bij mijn moeder hoort. Die woorden zitten dieper. Er ging in mijn hoofd als het ware een deurtje open naar een kamer waarvan ik niet wist dat die er was.“
Omdat hij veel met Engelstalige muzikanten werkt en in het buitenland optreedt, vertaalt hij zijn Friese teksten standaard naar het Engels. En deze keer voorziet hij in nog meer talen. “In coronatijd ben ik nieuwe nummers gaan schrijven. Daarnaast ben ik aan de slag gegaan met interessante teksten die de afgelopen jaren toevallig op mijn pad waren gekomen. Zo stuitte ik in Parijs op een Franstalige bundel van Hans Faverey, een fantastische dichter. Dan moet de Franse tekst er ook bij, dacht ik.”
Na een optreden in Dokkum tijdens een demonstratie van actiegroep Kick Out Zwarte Piet raakt de muzikant in contact met The Black Archives in Amsterdam. In de archieven vindt hij een bijzondere editie van het Friese literaire tijdschrift Tsjerne uit 1952 dat helemaal gewijd is aan Suriname. “Hier moet ik iets mee, was mijn eerste gedachte. Van twee oorspronkelijk Surinaamse gedichten uit het blad heb ik Friese liedjes gemaakt. Er zit ritme en melodie in die poëzie. Ik hoor daar meteen muziek in, net als bij Faverey en Schierbeek.” En zo komt ook de Surinaamse taal, het Sranantongo, in het tekstboek van Witst Noch Dat d’r Neat Wie terecht. “Gaandeweg is het idee ontstaan om bij elk liedje een vierde taal te zoeken, naast de drie voor mij vertrouwde talen. Taal als een brug naar de wereld in een tijd van isolatie. In Wer Werom Komme komt bijvoorbeeld meermaals het woord ‘tút’ terug. Er is nog een taal waarin dit woord precies zo voorkomt: het Vietnamees.” In het Vietnamees betekent ‘tút’ toenadering en die zoekt wereldmuzikant Arnold de Boer volop. “Een aantal muzikanten die mij hebben geholpen met vertalen treden ook op tijdens de albumpresentatie op Explore the North en de tour begin volgend jaar. Zoals de Schotse muzikant QUINIE en het Vietnamese Song Lua Trio. Zij hebben weer een eigen nummer gemaakt bij de tekst. Echt heel tof. Zo is dit lockdown-album alsnog een internationaal project geworden.”