Met wankele instrumenten bezingt Ricky Cherim de wankele wereld van vandaag. Na de frustratie van het tweede Meetsysteem album is nu tijd voor bezinning en een zoektocht naar het pure gevoel. ‘Wat nu?’

De wandeling door de krochten van het Volkshotel is even prikkelend als grimmig. Vanuit het bruisende grand café aan de Wibautstraat, waar creatieve stadsmensen in en uit lopen, aanschuiven, afrekenen, duik je de grote trap af en beland je in een betonnen gang met eindeloos veel deuren. Deuren met vrolijke posters erop, deuren met dikke anti-inbraak-sloten. Elias Mazian zit achter een zo’n deur, de prince of darkness van de scene, Parrish Smith, heeft er een honk. Nieuwste bewoner: Merol. Ricky Cherim loopt het hoekje van de gang om en wijst een deur verder: ‘Daar zit doorgaans Luigi BSS. Maar zo te horen is het nu zijn broer.’ Door de deur heen hoor je de nieuwste aanstaande banger van de Amsterdamse clubs. 

Cherim opent zijn eigen deur, met een subtiel maar onmisbaar Palestijns vlaggetje erop. Daar zijn we dan, veel meer dan een bezemkast is het niet qua formaat, maar het heeft alles wat een Meetsysteem hoofdkwartier nodig heeft: een computer en een paar stellages vol synthesizers en drumcomputers. Wat je direct opvalt als je een blik op de instrumenten werpt: ze zijn allemaal gehavend. Ricky Cherim wijst naar een stoffige Yamaha DX9. ‘Dit is ons werkpaard. Kijk, deze toets zit los, deze ook. Hier hoort een klepje op te zitten. Deze twee toetsen geven hetzelfde geluid. Mijn Rhodes is ook in een staat waar je u tegen zegt. Maar ik vind dat mooi. Maar van die DX9 heb ik toch maar een tweede gekocht, daar gebeurden te rare dingen mee bij het live spelen.’

Nooit meer naar huis

Op de een of andere manier voelt het volstrekt logisch dat Meetsysteem matcht met wankele instrumenten, met afdankertjes. Het past bij het wereldbeeld dat oprijst uit de muziek: wankel, onstabiel. Soms omdat de wereld dat is, soms een zelfverkozen onbalans. Neem bijvoorbeeld ‘De Nachtbus van Zoran’, het openingsnummer van het derde Meetsysteem album Gekleed In Donker, Ze Vroegen Niks. Als je er naar luistert klinkt het net zo wazig als de nachtrit naar de closing van club OOST in Groningen dat het liedje inspireerde, alsof er door de mompelende vocalen een soort waas over hangt. Als je de tekst voor je ziet is het volstrekt helder waar het over gaat. 

ik wil de bus niet meer verlaten
de plekken die vergaan
het is in het licht
tis in het licht
daar waar we gaan

en ik hoop dat ik morgen alles nog weet
en ik hoop dat ik morgen alles weet

‘Het was in 2021, nog half in coronatijd, en iemand kwam op het idee om naar Groningen te gaan met een hele club vanuit Amsterdam’, zegt Cherim. ‘We zaten in een bus vol mensen die elkaar helemaal niet kenden, en onderweg ontstonden allemaal eilandjes mensen die elkaar verhalen begonnen te vertellen. Op de terugweg was het natuurlijk helemaal een soort droomwereld geworden, waar ik niet meer uit wilde stappen. Het nachtleven is voor mij nog steeds de beste plek om mensen te ontmoeten en mooie muziek te houden. Dit was lange tijd het laatste liedje van het album. Tot ik opeens dacht: het moet juist het begin zijn, meteen de bus in.’

Hoe kan het?

Ricky Cherim is altijd op zoek naar de romantiek, naar de schoonheid, naar het pure gevoel. En dat is bepaald niet makkelijk in de wereld van vandaag. Eerder al bracht hij het liedje ‘Waar Ontmoet Jij De Maan’ uit, over inspiratie en het najagen van dromen. ‘Hoe vind je inspiratie als alles om je heen hopeloos voelt en het nieuws maar niet beter wordt? Het nummer nam een andere wending toen ik ging samenwerken met Pelumi Adejumo, een jonge dichter die ik geweldig vind. Haar interpretatie was heel anders dan de mijne, geworteld in een oude Nigeriaanse mythe.’

Daarna verscheen ‘Hoe Kan Het’, een duet met protestzangeres Sophie Straat, waarin de twee over elkaar heen buitelen met verwarrende gedachten. Ze verschillen nogal van elkaar, die twee. Bij Sophie Straat proef je de boosheid over het wereldnieuws, je voelt dat ze op het punt van ontploffen staat. ‘Hoe kan het dat het niet gewoon een keertje uit de hand loopt. Dat mijn vuist dan net iets te hard een tik geeft waar het hoort, want soms denk ik, dat kan dan toch.’ Bij Ricky is het eerder wanhoop die je proeft. Hij keert als het ware naar binnen. ‘Hoe kan het dat ik de laatste tijd helemaal niks voel?’ 

Cherim: ‘Ik kwam Sophie tegen op een festival. Zij was niet per se de meest logische persoon om mee samen te werken, maar opeens dacht ik: ik laat haar die zin afmaken, hoe kan het. Zij vond het geweldig. Het klopt inderdaad dat zij met hele andere gedachten kwam dan ik. Bij mij is het meer intern, het gaat over het kwijtraken van gevoel naarmate je ouder wordt. Ik stond een keer aan zee en dacht: waar is de magie gebleven die ik hier vroeger bij ervoer. Nu had ik een haast zakelijke strandervaring, ik liep zo, hop, in. Waar ben ik dat kwijt geraakt?’ En toch, uiteindelijk zit de emotie bij Meetsysteem wel degelijk dicht onder de oppervlakte. ‘Aan de andere kant kan ik dingen soms ook juist te veel voelen. Dan denk ik: was ik maar wat normaler.’

Ricky Cherim zoekt het vooral in het vluchtige, in ontmoetingen die iets van poëzie in zich dragen. Anderen zoeken het liever in iets substantiëlers, in religie of spiritualiteit. ‘Ik zie dat om me heen ook gebeuren, een vriend van me die oorspronkelijk uit de bible belt komt, trekt de laatste jaren steeds meer naar de kerk. Er is niet veel aan georganiseerde religie dat mij trekt, maar de rituelen van de katholieke kerk en de sfeer in zo’n gebouw vind ik wel mooi. Zelf ben ik eerder anti-religieus opgevoed. Mijn moeders familie is Joods, maar nonreligieus. Door de Tweede Wereldoorlog is dat alleen maar sterker geworden. Mijn vaders kant komt uit Amerika en stamt ook af van het Jodendom, maar mijn opa bekeerde zich op latere leeftijd tot het Quakerism uit Pennsylvania, een ondogmatische, pacifistische beweging. Zonder veel opsmuk.’

Binnen de Joodse gemeenschap ligt de afschuwelijke situatie in Gaza natuurlijk gevoelig, maar volgens Cherim is er een kantelpunt aan het ontstaan. ‘Het is zo langzamerhand overduidelijk dat dit echt moet stoppen. Ik heb veel meegedaan aan demonstraties, zoals de sit-ins op het Centraal Station hier in Amsterdam. Daar zijn best wel vervelende momenten geweest, maar ik heb die zelf niet meegemaakt. Ik heb alleen maar warme ervaringen, het gevoel samen om te gaan met het trauma. Ik denk dat dankzij activisme langzaam maar zeker tot de mensen doordringt wat er gebeurt.’