Het patriarchaat, het koningshuis, huisjesmelkers en de politie, Sophie Straat heeft nogal een lijstje met zaken waar ze zich druk over maakt. Ze doopt haar giftige pijlen in gezellige, uitnodigende muziek op haar nieuwe album Smartlap Is Niet Dood.

Wat is erger: een man die de ruimte opeist door uitgebreid met zijn benen in de trein te zitten, of een die naast je gaat zitten en zegt: ‘je moet wel een beetje lachen hoor, het is zo’n mooie dag!’. Mannelijke lezers van dit interview hebben misschien geen idee waar dit over gaat, vrouwen zullen beide voorbeelden herkennen… en vermoedelijk hardop uitroepen: dat tweede, oh my God daar heb ik zó’n hekel aan! ‘Die zin, die hoor je als vrouw echt heel vaak’, zegt Sophie Straat, die op haar nieuwe album Smartlap Is Niet Dood een heel liedje besteedde aan zo’n voorval. ‘Misschien wel dagelijks.’ De man in ‘Mooier Als Je Lacht’ is er zo een die in een lege treincoupé naast je te gaat zitten, onder het motto: joh, ik mag toch wel even met je praten? Ach wat zeik je nou zeg, is dit al grensoverschrijdend gedrag? Je mag ook niks meer.

Sophie Straat had stiekem verwacht meer reacties te krijgen, maar het bleef in dit geval rustig. Of nou ja, ze had gehóópt meer reacties te krijgen. En gevreesd, dat ook. Iets er tussenin. Want ja, alles wat ze maakt en doet is een soort van statement. Sophie Straat is per slot van rekening protestzangeres. Dat begon toen ze op de kunstacademie een project deed over gentrificatie, dat haar de vorm schonk waar ze nu nog mee werkt: het levenslied. Het is een jas die ze aantrok, een rol die ze speelde. Logisch: zing je over hoe yuppen de oorspronkelijke bewoners uit de binnenstad van Amsterdam verdrijven, dan is een soort punk-Tante Leen een schitterende vorm. Die rol stond haar zo goed dat ze in 2021 een Edison in de categorie ‘Hollands’ won, een categorie waar Tino Martin en Frans Duijts thuishoren. Tijdens de lockdown deed ze mee aan het Field Lab experiment in ZiggoDome, waar ze de zaal opwarmde voor André Hazes. Dat leek logisch maar was eigenlijk volstrekt idioot. Sophie Straat is een artiest bij wie het altijd schuurt, in plaats van dat ze je uitnodigt om in te haken voor de polonaise. Sophie Straat is het Trojaanse paard van de smartlap. ‘Ik maak popmuziek omdat m’n producer van popmuziek houdt. Als ik niet met Wieger zou werken zou ik inderdaad veel alternatiever zijn, meer in de punk-hoek.’

Tippies in de klas

Die Wieger kennen we als gitarist en producer van Goldband. Maar laten we de juiste volgorde aanhouden: Goldband kent Wieger Hoogendorp via Sophie Straat, en niet andersom. Sophie woonde immers een tijdje in Den Haag (weggeduwd uit haar geliefde Amsterdam door de hoge woonlasten), en zij ontmoette op zekere dag haar geliefde - want dat is ie ook - op een verjaardag. Ze was totaal niet onder de indruk van zijn verleden als bandlid van het meest succesvolle pop-exportproduct van deze eeuw. ‘Welnee, ik had nog nooit van Caro Emerald gehoord. Ik wist trouwens ook niet wat een Edison was toen ik hem won. Wieger laat me wel eens foto’s zien uit die Caro Emerald tijd. Hij heeft echt al heel wat verschillende levens gehad voor mij en Goldband.’

Toen Wieger op Glastonbury stond met Caro Emerald zat Sophie nog op de middelbare school in Amsterdam. Om de feiten maar even op een rijtje te hebben: ze werd geboren in Amsterdam onder de naam Sophie Schwartz, uit een Britse moeder en een Amerikaanse vader. Haar vader belandde hier ooit voor de liefde, een andere liefde. En haar moeder kwam dan weer voor haar vader. Niet onbelangrijk: ze werkte in Londen als kunstenaar, maakte daar muurschilderingen waarvan sommigen tot de dag van vandaag te zien zijn. Eenmaal hier kreeg ze als kunstenaar geen voet aan de grond en berustte ze in een bestaan als docent Engels. Het bleef toch altijd een beetje knagen. ‘Daar is ze echt verdrietig over, ja. Logisch dus dat ze tegen mij en mijn broer altijd zei: doe wat je leuk vindt.’

Dat begon al met de kunstzinnig ingestelde middelbare school waar Sophie Straat op zat, het IVKO in Amsterdam. Dat is van oudsher een losse, creatief ingestelde boel, ideaal voor een meisje dat van jongs af aan niet in ‘het systeem’ wil passen. ‘Het was daar nog vrijer dan de vrije school. Er was een periode dat drugs gebruiken zelfs gelegaliseerd was op school. Dan lagen er gewoon tippies klaar in de klas, doe je ding. Dat mocht in mijn tijd niet meer, maar even blowen in de pauze was normaal. Dat is bij best wat mensen mis gegaan, doordat ze serieus verslaafd raakten. Maar bij mij niet, mij is het alleen maar ten goede gekomen. Er waren op die school geen alto’s, wij waren gewoon de norm. Bijna iedereen op die school ging ook door naar de kunstacademie of belandde in de muziek. Zoals Douwe Bob, dat was de pestkop van de school, die was een paar jaar ouder. Hoe dan ook, ik ben daar helemaal opgebloeid tot wie ik ben.’

Hooligangedrag

In feite was afzetten tegen de normen van de maatschappij dus de standaard in haar complete middelbare schoolperiode. En het is dus bepaald niet raar dat die instelling de basis is van alles dat Sophie Straat maakt. Ze zong met Goldband voor meer vrouwen in de Tweede Kamer (‘Ik stem op een vrouw!), stond zij aan zij met Hang Youth op het woonprotest op de Dam en op haar nieuwe album haalt ze uit naar het Koningshuis (‘ik denk dat die prinsessen ook liever een ander leven zouden willen’). Ze haalde zich de woede van velen op de hals toen ze op de sierlijke muziek van Fleetwood Mac’s een liedje over politiegeweld zong. Het heet ‘Wat Is Het Kut Om Agent Te Zijn’. Op haar setlist schrijft ze het liever als ACAB, all cops are bastards, een slogan waarvoor je rechtstreeks de cel in gesmeten kan worden, geen grap. ‘Maar ja, de echte titel is veel te lang’, grinnikt ze. ‘Ik weet wel dat we iets teweeg hebben gebracht met dat liedje tijdens de kraakdemonstraties. Mensen draaiden het terwijl de politie invallen deed. Dat was een heel vervreemdend gezicht, het contrast tussen het politiegeweld en dat dromerige liedje.’

Maar de meeste reacties? Die kreeg ze op haar ode aan voetbalclub Ajax. En dat is nou juist helemaal geen boos liedje. ‘Ik kreeg de vraag van een reclamebureau: of ik een liedje wilde maken vanwege het kampioenschap van Ajax. Ik ben een Ajacied, dus natuurlijk wilde ik dat wel, en bovendien had ik nog nooit ergens zoveel geld voor gekregen. Ik vond het ook mooi om als vrouw te zingen dat ik de beste wil zijn, dat ik alleen maar wil winnen. Dat heeft echt een andere impact als een vrouw of een man dat zegt, en wij moeten ons die ruimte een toe-eigenen.’ Leuk, een ode aan een voetbalclub, zou je denken, maar daar kreeg de zangeres dus meer haat-comments op dan waar dan ook. ‘Kankerhoer, heks, niet echt argumenten maar gewoon heel veel van dat soort gescheld. Ik heb daar heel veel slapeloze nachten van gehad. Ik dacht zelfs even: laat maar, dan hoef ik geen artiest te zijn.’

Zou het komen doordat ze een vrouw is? Zou het liedje niet in de smaak vallen? Zouden hardcore supporters voelen dat er ergens iets niet klopt, dat Sophie Straat niet echt een smartlappenzangeres is? Het werd nog erger toen ze het een keer waagde in Rotterdam op te treden, op de Nacht van de Kaap, en daar het woord ‘Amsterdam’ te laten vallen. Ja, ze wist het, daar moest je mee oppassen, dus ze was al zijdezacht tegen haar publiek die avond. En de tekst ‘Amsterdam, Amsterdam, waar moet ik wonen dan?’ geldt net zo goed voor Rotterdam, toch? Het gaat over de toenemende onleefbaarheid van de stad. ‘Het is een liedje over gentrificatie, geen Ajax liedje ofzo. Maar het woord was erg genoeg om boze mannen naar voren te laten stormen. Een klein clubje, een man of acht, maar heel dominant, grote kale mannen. Ze begonnen bier te gooien en riepen dat ze me zouden vermoorden. En weer dat ‘kankerhoer’. Ze werden echt agressief, probeerden over het hek te klimmen en me aan te vallen. De security was veel te laat, greep niet in, totdat ik door de microfoon om hulp vroeg. Ik wil niet te hard stellen dat het hooligans waren, want daar heb ik geen bewijs voor, maar het was wel hooligangedrag.’

Duwen en trekken

Is dat dan niet waar ze op mikt, reactie? Een snaar raken? Toch niet, vertelt ze, nog steeds een beetje aangedaan als ze erover praat. ‘Het ging niet om het liedje, het ging ze om mij. Ze wilden mij echt iets aandoen. Ik voelde me op dat moment ook enorm onbegrepen, ze wilden gewoon niet luisteren naar wat ik te zeggen had. Uiteindelijk zijn die mannen met een nekklem gegrepen en eruit gegooid, en ik heb de set afgemaakt. Ik moest nog een stuk of zes liedjes. Ik weet nog steeds niet of dat had moeten doen, maar ik wilde ze gewoon niet laten winnen. Het ergste vond ik nog dat veel mensen na afloop berichtjes stuurden dat ze weg waren gegaan omdat het onveilig was.’

Ze glimlacht en vertelt over de korte film die ze aan het maken is, een soort samensmelting van drie liedjes van haar album, ‘De Vergiffenis’, ‘Mooier Als Je Lacht’ en ‘De Stad Is Van Ons’. ‘Een leuk onderliggend feitje bij de film is dat er twee kettinkjes in voorkomen, mijn Ajax-kettinkje en het Feyenoord-kettinkje van Flo, waarmee ik de film maak. Die komt uit Rotterdam. In de film hangen ze naast elkaar, dat vond ik leuk. Weet je, mensen zijn echt heel boos als je aan voetbal komt. Ik snap rivaliteit, ik snap ook best dat mensen een beetje willen rellen, dat hoort er ook gewoon een beetje bij. Ik snap het ook dat het Mercatorplein ramvol stond, die mensen zijn gewoon een keer trots in hun leven. Maar ik vind het niet ok om iemand aan te vallen.’

Het is logisch dat Sophie Straat zich op dat moment daar in Rotterdam onbegrepen voelde, dat ze het gevoel had dat er niet naar haar geluisterd werd. Maar toeval was het natuurlijk niet. Als er één wereld is waar alles waar ze tegenaan schopt samenkomt, dan is het wel de voetbalwereld. Het is het master drol van het patriarchaat, en racisme en anti-feminisme zoemen er als vliegen omheen. Het is niet voor niets dat voetbalicoon Johan Derksen elke keer in het nieuws is met uitspraken die haaks staan op Sophie Straat’s speldenprikjes. Het is precies alles wat zij bezingt in het voetballiedje dat wél op haar album staat, ‘Mijn Club’. ‘Ik denk inderdaad dat ik het bloed onder hun nagels vandaan haal.’

En dat is dus ook de bedoeling. Om een systeem te veranderen moet je eraan trekken, er tegenaan duwen. De mensen die voor rede vatbaar zijn proberen te overtuigen, maar tegen de hardliners toch ook wel een beetje geweld gebruiken? ‘Ik ben niet vies van dat geweld, het beestje bij de naam noemen, forceren, protesteren, boos worden. Ik denk dat er heel veel grote, goede daden worden verricht door boosheid.’