Al dik dertig jaar is Paul Bergen een van Neerlands hardst werkende muziekfotografen. En nog steeds. In het boek Nineties Spirit bundelt hij zijn mooiste beelden uit de jaren negentig, van Nirvana tot Miles Davis, van Red Hot Chili Peppers tot Daft Punk.

Het is niet eens de sok om de lul die het meest opvalt bij Antony Kiedis. Nee, het is die blik, ergens tussen extase en trance. Alsof hij helemaal niet meer doorheeft dat hij in fucking Eindhoven staat te spelen met een sok om zijn lul, maar evengoed in een zentuin had kunnen zitten mediteren. Nog zo’n beeld: Mick Jagger voor een wit uitgebeten lucht, arm onnatuurlijk naar achteren gevouwen, ogen die bijna angstig staan. Of dan Miles Davis, trompet losjes in de ene hand, kin in de ander, diep in gedachten verzonken. Een paar maanden later zal hij overlijden, en je zou toch zweren dat hij hier zijn leven al aan het overdenken is.

In zijn beste concert- en portretfoto’s lijkt Paul Bergen niet alleen Het Moment te vangen, zoals fotografen dat zo graag noemen. Nee, op die foto’s vangt Bergen iets diepers. Op die foto’s lijkt zijn lens wel een kijkgat waarmee we stiekem ook eventjes in de ziel kunnen turen van ’s werelds grootste popsterren.

Bergen kennen we als een van Neerlands hardst werkende popfotografen van Nederland, een man die al sinds eind jaren tachtig loeizware apparatuur meesjouwt naar de concertzalen en dat anno 2022 (op 65-jarige leeftijd!) nog steeds doet. De foto’s die hij in de jaren negentig (en met een beetje smokkelen een enkele uit de eighties) maakte, heeft hij gebundeld in het boek Nineties Spirit dat deze week verschijnt.

(lees verder na de foto's)

Underworld in 1996

Miles Davis op North Sea Jazz in 1991

Aerosmith in 1993

Iggy Pop op Beachrock in 1994

Red Hot Chili Peppers in de Effenaar

De wereld over met Nirvana-foto's

Nee, hij was al geen jonkie meer toen de jaren negentig begonnen. Sterker nog: hij was al 33. ‘Maar ik ben een laatbloeier’, vertelt hij. ‘Als ik tien jaar eerder was begonnen, had ik de Freddy Mercury’s en Bob Marley’s ook kunnen fotograferen, maar die heb ik allemaal niet! Hoe dan ook: ik kon op mijn 29ste voor een fotobureau gaan werken, ging 15 maanden later als freelancer verder en maakte het opstapje naar AD. Ik had helemaal geen besef dat ik muziekfotograaf wilde worden. Ik deed ook veel sport: Olympische Spelen, WK Schaatsen, dat soort dingetjes. Maar mijn liefde voor fotografie kwam voort uit de muziek. Ik nam altijd al mijn camera mee naar concerten, liep tijdens de toegift naar voren en schoot dan foto’s voor mijn eigen herinneringen. Zo begon het. En hoewel ik al wat ouder was, had ik wel de honger van iemand van begin twintig. Ik zag bij andere kranten beelden van Lex van Rossen, van Niels van Iperen, en dat was het ijkpunt, dat waren de gasten waar ik me aan wilde meten.’

Zo onderscheidde hij zich al vroeg. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar de meeste fotografen op Pinkpop vertrokken bijvoorbeeld al ’s middags weer uit Landgraaf omdat ze nog langs de redactie moesten om hun foto’s te ontwikkelen. Zo niet Bergen, die bouwde gewoon een doka in zijn kofferbak om als eerste foto’s van de headliner te kunnen leveren. ‘Ik hing een waslijn tussen twee bomen in de backstage op, en daar hingen dan mijn films te drogen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn gedrevenheid. Ik wilde de headliners, ik wilde met de mooiste foto’s in de krant.’

Natuurlijk staan ook zijn bekendste foto’s in het boek. Die van Nirvana. Paul Bergen was, samen met journalist David Kleijwegt, in november 1991 naar Frankfurt gereisd voor de grungeband uit Seattle die op het punt van exploderen stond. Nevermind was twee maanden uit en klom langzaam maar zeker naar de hoogste regionen van de albumcharts. ‘Het was best een klein zaaltje’, herinnert Bergen zich. ‘Op een goed moment gaat Kurt Cobain op de handen van de fans liggen. Ik heb als de sodemieter mijn flitser op mijn camera gezet, en ik geloof dat ik maar twee of drie beelden heb geschoten met flits. Maar dat was genoeg. Alles is zichtbaar: hoe Cobain de ketting van zijn portemonnee vasthoudt, een soort onzekerheid, je ziet de fans en ook de muur achter hem. Door die flits zie je hoe klein dat zaaltje is. Ik ben de enige die zo’n foto van ze heeft gemaakt, die foto is de wereld over gegaan, hij staat ook nog als spread in de jubileumuitgave van Nevermind. En om twee uur ’s nachts heb ik ook nog portretfoto’s van ze gemaakt. David en ik hebben twintig minuten met Dave Grohl en Krist Novoselic staan wachten in een doucheruimte tot Kurt er eindelijk bij kwam staan. Het zijn mijn meestgepubliceerde foto’s.’

(lees verder na de foto)

Nirvana in Frankfurt in 1991

Nog altijd de honger van een twintigjarige

Het is best een uitdagend leven als dagblad-portretfotograaf in de muziekwereld: je moet vaak lang wachten, en hebt uiteindelijk maar 5 tot 15 minuten om daadwerkelijk je money shot te maken. Weinig tijd dus om de boel te regisseren, om überhaupt de geportretteerde te doen ontdooien. ‘Ik heb al heel vroeg geleerd: als je portretten maakt, moet je de helft van de tijd foto’s maken en de andere helft praten. Al is het in gebrekkig Engels. Ik probeer mijn enthousiasme over te brengen, ik wil dat muzikanten me vertrouwen, en zo tot een zeer acceptabele foto komen.’

Hoewel het bestaan als concertfotograaf natuurlijk fysiek nog veel zwaarder is ('maar ik red het nog altijd') en een stuk uitdagender. Toen Bergen begon, waren er nog amper regels. Je kon gewoon als bezoeker je camera meezeulen en de hele show lang tegen het podium blijven plakken. Je kon gewoon gaan staan wachten tot Eddie Vedder eens van het balkon sprong in de Melkweg, om dan raak te schieten. Tegenwoordig kom je als liefhebber vaak de concertzaal niet eens meer in met een mooie camera. En als professioneel fotograaf zijn de regels strikt: three songs, no flash. Zo sta je op een festival als Lowlands soms tussen wel dertig collega-fotografen ingeklemd voor de barriers. Fotografeer je een show in de Ziggo Dome, AFAS Live of Ahoy, dan mag je vaak zelfs niet blijven plakken om de show af te kijken. Three songs, en daarna is het opzouten. Bergen wil echt niet klagen, maar soms gaat het allemaal wel erg ver: dan moet je als fotograaf ook nog een of ander schimmig contract tekenen waarmee je de optredend artiest een vrijbrief geeft om GRATIS jouw beeld te gebruiken. Bergen tekent dat soort contracten nooit, uit principe. 'Dat moeten we als fotografen sowieso niet doen. Ook omdat we dat soort gekkigheid anders in stand houden.' Of je mag zelfs maar 40 seconden fotograferen. Oh ja, niet vanuit de fotopit, maar helemaal vanaf de middenstip, zoals hij een keer meemaakte bij een show van Beyoncé. Dan is er weinig meer aan, dan komt iedereen met dezelfde beelden thuis. ‘Dan gaat het even als werk voelen, ja.’

Maar, haast hij zich te zeggen, mééstal vindt hij het nog altijd fantastisch om te doen. Meestal is hij nog naarstig op zoek naar dat ene beeld dat de mens in de muzikant vangt. ‘Misschien wel omdat ik een laatbloeier ben, maar ik heb nog steeds de honger van een twintigjarige. Vrijdag ga ik weer naar AFAS Live. Naar Parkway Drive. Ik heb er weer zin in!’

Het boek Nineties Spirit is aanstaande week in de winkels verkrijgbaar en nu ook al te bestellen via Paul Bergen zelf.

Daft Punk in 1997

Pearl Jam in 1992

Joe Cocker in 1994

Smashing Pumpkins in 1993

U2 in Nijmegen in 1993