Nee, hij was al geen jonkie meer toen de jaren negentig begonnen. Sterker nog: hij was al 33. ‘Maar ik ben een laatbloeier’, vertelt hij. ‘Als ik tien jaar eerder was begonnen, had ik de Freddy Mercury’s en Bob Marley’s ook kunnen fotograferen, maar die heb ik allemaal niet! Hoe dan ook: ik kon op mijn 29ste voor een fotobureau gaan werken, ging 15 maanden later als freelancer verder en maakte het opstapje naar AD. Ik had helemaal geen besef dat ik muziekfotograaf wilde worden. Ik deed ook veel sport: Olympische Spelen, WK Schaatsen, dat soort dingetjes. Maar mijn liefde voor fotografie kwam voort uit de muziek. Ik nam altijd al mijn camera mee naar concerten, liep tijdens de toegift naar voren en schoot dan foto’s voor mijn eigen herinneringen. Zo begon het. En hoewel ik al wat ouder was, had ik wel de honger van iemand van begin twintig. Ik zag bij andere kranten beelden van Lex van Rossen, van Niels van Iperen, en dat was het ijkpunt, dat waren de gasten waar ik me aan wilde meten.’
Zo onderscheidde hij zich al vroeg. Je kunt het je bijna niet meer voorstellen, maar de meeste fotografen op Pinkpop vertrokken bijvoorbeeld al ’s middags weer uit Landgraaf omdat ze nog langs de redactie moesten om hun foto’s te ontwikkelen. Zo niet Bergen, die bouwde gewoon een doka in zijn kofferbak om als eerste foto’s van de headliner te kunnen leveren. ‘Ik hing een waslijn tussen twee bomen in de backstage op, en daar hingen dan mijn films te drogen. Ik denk dat het te maken heeft met mijn gedrevenheid. Ik wilde de headliners, ik wilde met de mooiste foto’s in de krant.’
Natuurlijk staan ook zijn bekendste foto’s in het boek. Die van Nirvana. Paul Bergen was, samen met journalist David Kleijwegt, in november 1991 naar Frankfurt gereisd voor de grungeband uit Seattle die op het punt van exploderen stond. Nevermind was twee maanden uit en klom langzaam maar zeker naar de hoogste regionen van de albumcharts. ‘Het was best een klein zaaltje’, herinnert Bergen zich. ‘Op een goed moment gaat Kurt Cobain op de handen van de fans liggen. Ik heb als de sodemieter mijn flitser op mijn camera gezet, en ik geloof dat ik maar twee of drie beelden heb geschoten met flits. Maar dat was genoeg. Alles is zichtbaar: hoe Cobain de ketting van zijn portemonnee vasthoudt, een soort onzekerheid, je ziet de fans en ook de muur achter hem. Door die flits zie je hoe klein dat zaaltje is. Ik ben de enige die zo’n foto van ze heeft gemaakt, die foto is de wereld over gegaan, hij staat ook nog als spread in de jubileumuitgave van Nevermind. En om twee uur ’s nachts heb ik ook nog portretfoto’s van ze gemaakt. David en ik hebben twintig minuten met Dave Grohl en Krist Novoselic staan wachten in een doucheruimte tot Kurt er eindelijk bij kwam staan. Het zijn mijn meestgepubliceerde foto’s.’
(lees verder na de foto)