Zaterdagavond. Noorderslag is in volle gang als een nieuwe profeet van de nacht zich aandient: Prins S en de Geit, een Haagse cultfiguur die op gejaagde elektrobeats teksten declameert over de schemerzone. Het voelt als fantasy, of als iets van vroeger. We kunnen ons nauwelijks meer voorstellen hoe het is, bewegen in een waas en de met het volle verstand de controle verliezen. ‘Geen idee meer welke dag. Maandag, vrijdag, zater, zon. Geen idee waar ik straks eindig, geen idee waar ik begon.’ En even later: ‘Ik hoef even niet te denken aan de waan van alle dag. Het enige waaraan ik twijfel is of ik Kim of Stefan zag.’ Twee jaar geleden kon je het amper voor mogelijk houden, maar dit klinkt als een subversieve tekst, als iets verbodens. Precies zo waren er ook mensen die vorig jaar schande spraken van ‘De Langste Nacht’, het pandemie anthem van Goldband. Wat, wat, wat zeggen ze nou? Ik hou me aan de regels, maar vanavond even niet?!
Het is bijna twee jaar geleden dat de nacht op slot ging. Twee weken was ie terug, in juli vorig jaar. Het was als een doos van pandora die open ging, en het kabinet wist niet hoe snel de deksel er weer op moest. Afzinken die kist, begraven zo diep dat niemand hem ooit meer terug vindt. In de persconferentie van afgelopen dinsdag probeerde premier Rutte de sectoren die het meest te lijden hebben - horeca en cultuur - een hart onder de riem te steken. ‘Nederland heeft jullie gemist’, probeerde hij zo geloofwaardig mogelijk uit te brengen. Maar de nachtcultuur, die bestaat niet meer.
Al bijna twee jaar is de nacht op slot. De nacht, waar vrienden en onbekenden elkaar ontmoeten, waar plek is voor rebellie en zoekende mensen op zoek gaan naar zichzelf. Het is de ergste nachtmerrie voor bestrijders van een besmettelijk virus, maar we mogen het belang van de nacht niet vergeten.
Nachtdieren
Dat is misschien niet zo gek, want de vervagende grenzen en bandeloosheid die Prins S en de Geit omschrijft in zijn liedje ‘Nacht’ zijn de angstdroom van de Haagse coronaridders. Maar we mogen niet vergeten dat precies dat er ook zo belangrijk aan is, denkt Elias Mazian, resident dj van wijlen Trouw en de School, de twee meest toonaangevende Amsterdamse clubs van voor corona. ‘Toen ik een jaar of achttien was en voor het eerst op mezelf ging wonen, was de nacht voor mij de ideale plek om mensen te ontmoeten. Om dingen te vergeten, maar ook juist nieuwe dingen te leren. Ik was in die jaren heel erg op zoek naar mezelf. Mijn hele middelbare schooltijd was ik min of meer in mijn eentje bezig met muziek, in het nachtleven vond ik gelijkgestemden. Ik heb er positieve dingen meegemaakt, maar ook negatieve, highs en lows. De nacht is als een koord waar je als danser overheen loopt. Alles is net even intenser.’
‘Als kind in bed besefte ik al: als de zon onder gaat wordt alles anders. Het ontbreken van zonlicht brengt een nieuwe laag aan de menselijke ervaring, een soort nevel.’ Dat klinkt dromerig, en dat is het nachtleven door de bril van Elias Mazian ook echt. Het is ook moeilijk uit te leggen aan wie geen nachtdier is. ’s Avonds in de kroeg staan met een pilsje in je hand is niet hetzelfde als het ochtendlicht zien. Die diepere laag is niet makkelijk te vangen, net zoals je niet per se serieuze gesprekken in de gang van een club hoeft te voeren om hem aan te boren. ‘Je kunt jezelf presenteren in woorden, maar ook in de manier waarop je je kleed of danst.’ En de mensen die daar iets van vinden, die liggen te slapen.
Rockmuzikant Raven van Dorst is zo’n beetje de enige die de nacht de afgelopen twee jaar nog van dichtbij zag. Van Dorst maakte het fantastische programma Nachtdieren voor BNNVARA, een reeks die al begon voor corona. De programmamaker praat er met muzikanten, chronisch zieke slapelozen, gigolo’s en karpervissers. ‘Normaal vind je de essentie van de nacht in creativiteit, joligheid en losbandigheid, nu vind ik iets meer eenzaamheid. Je kunt nog zo graag willen, het is moeilijk om een connectie te zoeken in deze tijd. In de nacht staan mensen meer open voor een gesprek, ze zijn eerlijker en minder vluchtig. Veel mensen kunnen nu hun ei niet kwijt. In de volgende aflevering van Nachtdieren zit bijvoorbeeld een man die we midden in de nacht aantroffen in een leeg winkelcentrum. Hij is professioneel danser, maar hij mocht tijdens de avondlockdown niet in de dansstudio. Dan maar in het winkelcentrum om de hoek, waar ze een grote, fijne vloer hebben. Toch kom je ook nog wel rebellie tegen, mensen die maling hebben aan de regels en vertier gaan zoeken. Ik ben een groep tegen gekomen met elektrische steppen die in Nederland verboden zijn. Dan maar ’s nachts. Dat was trouwens wel een van de weinige groepen die we tegen kwamen, het zijn bijna allemaal eenlingen of duo’s.’
Burgerman
Het nachtleven, clubben, dat klinkt misschien als een luxe, maar voor veel mensen is het dat niet. Niet voor niets werd het nachtleven zoals we het nu kennen in de jaren zeventig en tachtig gebouwd door gemarginaliseerde groepen: homo’s, zwarte mensen en latino’s runden de disco’s van New York, nachtelijke paradijsvogels leidden de dans in clubs als RoXY en iT hier in Nederland. Volgens NRC-columnist Floor Rusman ligt daar de sleutel in het gebrek aan liefde voor de nachtcultuur in Nederland. Want waarom is in alle landen om ons heen op enig moment meer mogelijk geweest de afgelopen twee jaar dan hier? Waarom zijn de clubs in Londen en Parijs geopend, terwijl hier de nacht taboe blijft? ‘Mijn hypothese: de afschaffing van de nacht toont de Nederlandse dominantie van de burgerman. De meerderheid wil hier vooral graag winkelen en uit eten kunnen; wat er na middernacht gebeurt zal ze een zorg zijn.’
Ze vervolgt: ‘Dat de burgerman de baas is blijkt ook uit de discussie over wie het meest lijdt onder de coronamaatregelen. Uitgaan, dansen en nieuwe mensen ontmoeten schijnt uitsluitend iets te zijn voor jongeren. Onder de dertig ben je volgens het gangbare narratief een vlinder, bezig met socializen en experimenteren. Daarna stolt je leven. Je hebt je gezin, je koophuis, je vaste clubje vrienden; daarmee zit je op cruise control de rit uit. Aan nieuwe ervaringen heb je geen behoefte meer, aan dansen al helemaal niet. Veel te vermoeiend!’ Het beleid is helemaal gericht op mensen voor wie thuis een veilige en aangename plek is. Een plek waar zich een liefdevol gezin bevindt, waar je toch wel even op terug kunt vallen. Wie herinnert zich nog de lachwekkende oplossing van het RIVM, toen het daarop gewezen werd? Oh ja, nou ja, je kunt natuurlijk wel een seks buddy nemen. Een vaste vriend die letterlijk en figuurlijk in je bubbel mag komen. Het belang van community-vorming buiten de gezinssfeer wordt compleet genegeerd.
‘De burgerman’, lacht Mirik Milan. De voormalige Nachtburgemeester van Amsterdam zit in talloze internationale appgroepen waar vertegenwoordigers van het nachtleven elkaar op de hoogte houden van ontwikkelingen en strategieën. Hij is het met Rusman eens, Nederlanders zijn bang voor het duistere randje dat hoort bij de nacht. ‘Ik had het er van de week met Joost van Bellen over. Toen ik met hem bij Meubelstukken werkte noemden we burgerlijkheid altijd als ultieme vijand. Bij het woord burgerman moet ik direct denken aan Hugo de Jonge met zijn slechte schoenensmaak, aan Rutte met zijn behoudende karakter. De nacht draait om emotie, maar de politici die het voor het zeggen hebben, denken alleen aan criminaliteit en drugsgebruik.’
Leg dat maar eens uit aan politici die een besmettelijk virus te beteugelen hebben, dat het draait om emotie en dat dat heel erg belangrijk is. Dat contact tussen mensen iets moois is, of het nou diepgaand of vluchtig is. De vertegenwoordigers van het nachtleven lijken het zo’n beetje opgegeven te hebben. ‘Ik ben best wel moe gestreden, als ik eerlijk ben’, zegt Elias Mazian. ‘Vier, vijf keer heb ik al mijn werk zien verdampen, het zal allemaal wel. En dat terwijl ik tegelijk hoopvol ben dat we er dichtbij zijn.’ Mirik Milan ziet het ook, niet alleen in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld Berlijn, de bakermat van de clubcultuur in Europa. ‘Mensen daar zijn ook murw’, zegt hij. ‘Je kunt mensen uitputten met twee jaar lang zware maatregelen. Maar er is nog iets aan de hand: clubs als Watergate, Tresor en Berghain staan er eigenlijk best goed voor, dankzij steunmaatregelen van de overheid. Ik denk dat dat de kalmte deels verklaart: je koopt zo de ergste boosheid af.’
Zou dat ook in Nederland aan de hand zijn? Nachtclubs komen er in de steunpakketten bekaaid vanaf, en toch zijn er nog weinig venues die de zaak definitief hebben moeten sluiten. Oftewel: de generieke steun van het kabinet houdt ook in de nachthoreca nog behoorlijk veel bedrijven overeind. Toch hoor je ook wel eens het tegenoverstelde. Wat is er waar van het gevoel dat de regeringspartijen het eigenlijk ook wel best vinden, minder nachtleven, minder gedoe.
‘Ik weet het niet’, zegt Raven van Dorst, en hoe kan die het ook weten. ‘Volgens mij werd de nacht in ons land voor corona ook al behoorlijk uitgeknepen. Ik woon in Rotterdam, waar bijna alle 24-uurstenten en dive bars de afgelopen jaren verdwenen zijn. De enige tenten die nog open mogen zijn shoarmazaken en een McDonalds aan de snelweg, en misschien nog een paar gay bars. De stad wordt glad getrokken voor de yuppen en expats. Mensen met geld die willen dat het rustig is ’s nachts. Dat snap ik, maar dan moet je in Capelle aan den IJssel gaan wonen. Rotterdam wil graag een metropool zijn, maar gedraagt zich wat dat betreft als een dorp.’
‘Weet je wat ik mooi zou vinden?’, zegt Van Dorst. ‘Als we nou straks - als de maatregelen opgeheven worden - de nacht eens volop de ruimte gaan bieden? Laat nachthoreca zelf hun openingstijden bepalen. Wat gaat cultuur de stad brengen als je het een prominentere rol geeft? Dat lijkt me een machtig mooi experiment. Als je dan hoort: Nederland heeft jullie gemist, dan denk ik: zover zijn we nog lang niet.’