Het nachtleven, clubben, dat klinkt misschien als een luxe, maar voor veel mensen is het dat niet. Niet voor niets werd het nachtleven zoals we het nu kennen in de jaren zeventig en tachtig gebouwd door gemarginaliseerde groepen: homo’s, zwarte mensen en latino’s runden de disco’s van New York, nachtelijke paradijsvogels leidden de dans in clubs als RoXY en iT hier in Nederland. Volgens NRC-columnist Floor Rusman ligt daar de sleutel in het gebrek aan liefde voor de nachtcultuur in Nederland. Want waarom is in alle landen om ons heen op enig moment meer mogelijk geweest de afgelopen twee jaar dan hier? Waarom zijn de clubs in Londen en Parijs geopend, terwijl hier de nacht taboe blijft? ‘Mijn hypothese: de afschaffing van de nacht toont de Nederlandse dominantie van de burgerman. De meerderheid wil hier vooral graag winkelen en uit eten kunnen; wat er na middernacht gebeurt zal ze een zorg zijn.’
Ze vervolgt: ‘Dat de burgerman de baas is blijkt ook uit de discussie over wie het meest lijdt onder de coronamaatregelen. Uitgaan, dansen en nieuwe mensen ontmoeten schijnt uitsluitend iets te zijn voor jongeren. Onder de dertig ben je volgens het gangbare narratief een vlinder, bezig met socializen en experimenteren. Daarna stolt je leven. Je hebt je gezin, je koophuis, je vaste clubje vrienden; daarmee zit je op cruise control de rit uit. Aan nieuwe ervaringen heb je geen behoefte meer, aan dansen al helemaal niet. Veel te vermoeiend!’ Het beleid is helemaal gericht op mensen voor wie thuis een veilige en aangename plek is. Een plek waar zich een liefdevol gezin bevindt, waar je toch wel even op terug kunt vallen. Wie herinnert zich nog de lachwekkende oplossing van het RIVM, toen het daarop gewezen werd? Oh ja, nou ja, je kunt natuurlijk wel een seks buddy nemen. Een vaste vriend die letterlijk en figuurlijk in je bubbel mag komen. Het belang van community-vorming buiten de gezinssfeer wordt compleet genegeerd.
‘De burgerman’, lacht Mirik Milan. De voormalige Nachtburgemeester van Amsterdam zit in talloze internationale appgroepen waar vertegenwoordigers van het nachtleven elkaar op de hoogte houden van ontwikkelingen en strategieën. Hij is het met Rusman eens, Nederlanders zijn bang voor het duistere randje dat hoort bij de nacht. ‘Ik had het er van de week met Joost van Bellen over. Toen ik met hem bij Meubelstukken werkte noemden we burgerlijkheid altijd als ultieme vijand. Bij het woord burgerman moet ik direct denken aan Hugo de Jonge met zijn slechte schoenensmaak, aan Rutte met zijn behoudende karakter. De nacht draait om emotie, maar de politici die het voor het zeggen hebben, denken alleen aan criminaliteit en drugsgebruik.’
Leg dat maar eens uit aan politici die een besmettelijk virus te beteugelen hebben, dat het draait om emotie en dat dat heel erg belangrijk is. Dat contact tussen mensen iets moois is, of het nou diepgaand of vluchtig is. De vertegenwoordigers van het nachtleven lijken het zo’n beetje opgegeven te hebben. ‘Ik ben best wel moe gestreden, als ik eerlijk ben’, zegt Elias Mazian. ‘Vier, vijf keer heb ik al mijn werk zien verdampen, het zal allemaal wel. En dat terwijl ik tegelijk hoopvol ben dat we er dichtbij zijn.’ Mirik Milan ziet het ook, niet alleen in Nederland, maar ook in bijvoorbeeld Berlijn, de bakermat van de clubcultuur in Europa. ‘Mensen daar zijn ook murw’, zegt hij. ‘Je kunt mensen uitputten met twee jaar lang zware maatregelen. Maar er is nog iets aan de hand: clubs als Watergate, Tresor en Berghain staan er eigenlijk best goed voor, dankzij steunmaatregelen van de overheid. Ik denk dat dat de kalmte deels verklaart: je koopt zo de ergste boosheid af.’
Zou dat ook in Nederland aan de hand zijn? Nachtclubs komen er in de steunpakketten bekaaid vanaf, en toch zijn er nog weinig venues die de zaak definitief hebben moeten sluiten. Oftewel: de generieke steun van het kabinet houdt ook in de nachthoreca nog behoorlijk veel bedrijven overeind. Toch hoor je ook wel eens het tegenoverstelde. Wat is er waar van het gevoel dat de regeringspartijen het eigenlijk ook wel best vinden, minder nachtleven, minder gedoe.
‘Ik weet het niet’, zegt Raven van Dorst, en hoe kan die het ook weten. ‘Volgens mij werd de nacht in ons land voor corona ook al behoorlijk uitgeknepen. Ik woon in Rotterdam, waar bijna alle 24-uurstenten en dive bars de afgelopen jaren verdwenen zijn. De enige tenten die nog open mogen zijn shoarmazaken en een McDonalds aan de snelweg, en misschien nog een paar gay bars. De stad wordt glad getrokken voor de yuppen en expats. Mensen met geld die willen dat het rustig is ’s nachts. Dat snap ik, maar dan moet je in Capelle aan den IJssel gaan wonen. Rotterdam wil graag een metropool zijn, maar gedraagt zich wat dat betreft als een dorp.’
‘Weet je wat ik mooi zou vinden?’, zegt Van Dorst. ‘Als we nou straks - als de maatregelen opgeheven worden - de nacht eens volop de ruimte gaan bieden? Laat nachthoreca zelf hun openingstijden bepalen. Wat gaat cultuur de stad brengen als je het een prominentere rol geeft? Dat lijkt me een machtig mooi experiment. Als je dan hoort: Nederland heeft jullie gemist, dan denk ik: zover zijn we nog lang niet.’