De Fieldlab onderzoeken zijn niet voldoende ethisch getoetst en niet transparant genoeg voor collega-wetenschappers. Dat stellen 300 kritische wetenschappers in een open brief. ‘Enkel gedegen onderzoek leidt tot betrouwbare inzichten.’

Initiatiefnemer van de open brief is universitair docent en statisticus Caspar van Lissa (UU). Hij benadrukt niet tegen onderzoek naar het heropenen van de maatschappij te zijn. Sterker nog, daar is hij een groot voorstander van, maar hij heeft grote vraagtekens bij de manier waarop Fieldlab dat doet. Zijn alarmbellen gingen af bij de opschalingsfase van het project. ‘Ik hoorde dat er een testevenement voor 10.000 bezoekers zou plaatsvinden. Op basis van het gemiddeld aantal vals-negatieve tests rekende ik op mijn boerenfluitjes uit dat er onvermijdelijk besmette personen op zo’n evenement rondlopen. Toen dacht ik: hoe zit het dan met het onderzoeksprotocol? Dat bleek niet te kloppen.’

De kritiek van Van Lissa en zijn medestanders leunt op twee belangrijke peilers: de gebrekkige ethische toetsing en het ontbreken van goede peer review. Oftewel: wordt er zorgvuldig omgegaan met de proefpersonen en de risico’s die zij lopen, en hebben collega-wetenschappers voldoende inzicht in het onderzoek?

Om bij dat eerste te beginnen: een belangrijke factor is dat de Fieldlabs geen medisch onderzoek zijn, maar een gedragsonderzoek.’ De ethische kant van een onderzoek wordt beoordeeld met een combi van wettelijke voorwaarden en gewoontes’, zegt Van Lissa. ‘Omdat het officieel geen medisch onderzoek is, is het onderzoek misschien niet WMO-plichtig, het hoeft niet aan de regels van medisch onderzoek getoetst te worden. Maar dan nog is het gebruikelijk dat onderzoek door een andere commissie getoetst wordt. Als statisticus moet je bijvoorbeeld uitrekenen hoeveel mensen je nodig hebt voor zo’n onderzoek. Je moet natuurlijk genoeg proefpersonen hebben om tot representatieve resultaten te komen, maar ook weer niet te veel. Maar omdat de onderzoeksvragen niet duidelijk zijn, kun je ook moeilijk uitrekenen hoeveel proefpersonen je nodig hebt. ‘Ach, mensen hebben een hartstikke leuke dag gehad’, zei Hugo de Jonge daarover. Maar dat is niet het argument om een uitzondering te maken op de coronaregels.

Dat is een belangrijk punt: om de Fieldlabs te laten plaatsvinden, moest de minister een uitzondering maken op landelijk verplichte coronaregels. Binnen hoeven mensen geen anderhalve meter afstand te houden, bijvoorbeeld. ‘Ik heb daar wel vragen over’, zegt Van Lissa. ‘Het uitgangspunt is dat de praktijktesten veilig zijn door de inzet van diverse sets van preventieve maatregelen, zegt het ministerie van VWS erover. Deelnemers lopen dus geen verhoogd risico. Stel dat dat lukt, waarom doe je dan nog gedragsonderzoek? Als hun inclusiecriterium werkt, dan heeft het onderzoek verder geen zin.’ Van Lissa vindt het gek dat het testen zelf geen onderdeel is van het onderzoek. Het is ‘slechts’ randvoorwaarde, en de test achteraf is niet eens verplicht. ‘Als je wilt weten hoe veilig een evenement is, wil je toch checken hoeveel mensen er zijn besmet?’

Wat wordt er dan wel onderzocht? Fieldlab test praktische zaken als sneltests bij de deur en looproutes in theaters, en er wordt gekeken naar gedrag van het publiek. Bij de eerste Fieldlabs kregen alle bezoekers een tag om hun nek, waarmee bewegingen en contacten van mensen zorgvuldig in kaart gebracht konden worden. Bij de nieuwe fase Fiedlabs wordt dit niet meer getest. Wel wordt volgens Fieldlab getest met ‘andere devices’ en wordt gekeken naar de praktijk op de vloer. Zo is de temperatuurmeting aan de deur afgeschaft omdat die logistieke hobbel niets opleverde: er werd bij de eerste reeks Fieldlabs niemand aan de deur geweigerd wegens koortsverschijnselen. ‘Het onderzoeken van praktische zaken bij het organiseren van evenementen is ook belangrijk, en dat deel van het onderzoek is wat mij betreft beter onderbouwd dan het wetenschappelijke deel’, zegt Van Lissa.

Stevige en fundamentele kritiek dus, onderschreven door ruim 300 collega’s uit het wetenschappelijk milieu, van hoogleraren tot promovendi. Toch vindt Caspar van Lissa niet dat de Fieldlabs ten dode opgeschreven zijn. ‘Het is heel belangrijk om te kijken naar mogelijkheden om de maatschappij te openen. Ik denk dat we nog veel grootschaliger onderzoek moeten doen, en in alledaagse situaties. In het theater, in de klimhal, in het openbaar vervoer.’