Het is vrijdagavond, 25 juni 2021, en het is chaos voor de deur bij Paradiso. Het is in heel Nederland chaos voor de deur van nachtclubs. Overal staan mensen wanhopig hun telefoon te refreshen. Zou het verlossende groene vinkje toch nog komen, of is het hoop tegen beter weten in? Het is de eerste nacht in bijna anderhalf jaar tijd dat in Nederland overal weer gedanst mag worden, en alles loopt in de soep.
Boven, in het kantoor van de directeur, zit Reinier Zonneveld en zijn manager Axel van Bladel. Reinier Zonneveld, de verpersoonlijking van de knaldrang in Nederland. Hij was de hoofdact op het Fieldlab dance-festival in Biddinghuizen, en in de eerste negen dagen van de heropening heeft hij meteen zes gigs gepland staan. ‘Het is niet verstandig om open te gaan’, zegt Geert van Itallie, de directeur van Paradiso. ‘Er staan honderden mensen voor de deur die hun testresultaat niet binnen gekregen hebben, en die kunnen we echt niet binnen laten.’ Maar kamp Reinier Zonneveld staat er anders in. Ja, open gaan leidt tot chaos en frustratie bij mensen zonder QR-code, maar dat is dan tenminste de schuld van de overheid. Dicht blijven en ook de mensen mét negatieve test teleurstellen is helemaal voor onze eigen rekening. Reinier Zonneveld: ‘Al sta ik voor vijftig man, ik ga gewoon optreden.’
Het is ongelofelijk wat een vibe er bij de heropening van de dansvloer rond Reinier Zonneveld hangt. Hij is op dit moment zonder enige twijfel de grootste techno-artiest van Nederland. Overal waar hij staat verkoopt hij clubs uit, over de hele wereld willen fans hem zien. En het meest bijzonder: hij doet het liefst helemaal in zijn eentje. Deze zomer stond er zelfs een Reinier Zonneveld festival gepland: één stage, één artiest, alleen hij. Hetzelfde gaat hij komende week op Amsterdam in ZiggoDome doen: een all night long set, met alleen zijn eigen muziek.
Vrijdag staat Reinier Zonneveld in een ongetwijfeld oogverblindende blouse in ZiggoDome garant voor het grootste evenement van deze Amsterdam Dance Event. Reinier Zonneveld en niemand anders, want met zijn avondvullende live-sets is hij de laatste jaren de grote voortrekker van de techno-scene geworden. Van de eerste tot de laatste beat, karren maar!
Belachelijk veel muziek
Met nog een week te gaan voor de grote show op ADE heerst er een aangename rust in Reinier Zonneveld’s vrijstaande huis in Bilthoven. Vanaf de oprijlaan lijkt dit helemaal niet op het huis van een techno-dj. Naast de voordeur hangt een houten hart dat hij er vast niet zelf opgehangen heeft, en ook het glijbaantje in de achtertuin is vast nog een erfenis van de vorige eigenaar. Reinier Zonneveld woont hier pas sinds het voorjaar. Midden in de coronacrisis vluchtte hij weg uit Amsterdam. ‘Ik had daar een fijne plek in Zuid, met een studio aan huis. Alleen: door corona zaten mijn buren ineens de hele tijd thuis. Ik kreeg echt klachten aan de deur, vooral als ik het laat maakte. Ik ben natuurlijk bereid rekening te houden met de buren, maar zo is de lol er snel vanaf. Daar kwam bij dat in de stad helemaal niks te doen was. Ik dacht: ik ga eens kijken of de rust bevalt. Natuurlijk mis ik Amsterdam, maar het is heerlijk om ’s ochtends met een kopje koffie in een stille tuin te stappen en het bos te ruiken.’
Huize Zonneveld is dus niet de slicke Ibiza-villa die je misschien zou verwachten bij een dj die de wereld over vliegt, en toch klopt het plaatje wel. Op het buitenterras - naast de bbq - staan de wijnglazen van twee avonden geleden nog, met inmiddels vijf centimeter regenwater erin. Een asbak met verzopen peuken. Binnen: een Thunderdome jasje over een barkruk, een schilderij van Reinier in zijn trademark felgele Versace shirt, een paar reusachtige wodkaflessen die als trofee mee naar huis genomen zijn. En: drie koffertjes, klaar voor vertrek. Dit is ook de plek waar Reinier Zonneveld de afgelopen periode eindeloos veel tracks maakte. ‘Ik zat gemiddeld honderd uur per week in de studio’, legt hij uit. ‘Ik had toch niks anders te doen. Kijk, die twee speakers zet ik dan midden in de kamer neer. Dan lig ik daar, op die bank. Ik heb de speakers overal heen gesleept, maar dat is de set-up. Als het zo staat kan ik prima een mix maken.’
Honderd uur per week in de studio
Honderd uur per week, dat is ehm, nogal veel. Maar Reinier Zonneveld heeft dan ook belachelijk veel muziek nodig. Er zijn wel meer techno-producers die livesets met eigen muziek spelen, maar meestal duurt zo’n optreden een uurtje op een avond van tien uur. Dat is niet wat Reinier Zonneveld wil. Hij is de openings-dj, hij is de afsluiter, en alles daar tussenin. ‘Hoeveel tracks ik in zo’n honderdurige werkweek maak? Dat verschilt. Soms heb ik een sessie van 24 uur achter elkaar, want een goed idee wil ik altijd helemaal afmaken. Ik weet uit ervaring dat het mis gaat als ik de volgende dag verder ga. Dan ben je een geest aan het najagen, een idee aan het terugroepen dat gisteren wél in je hoofd zat. Dat is niet te doen. Eens in de zoveel tijd heb ik een fase waarin alles lukt. Dan maakt ik in een week twintig tracks die ik allemaal kan draaien. Als ik zo’n week in mezelf aan voel komen zeg ik alles af. Geen afspraken, telefoon op vliegtuigstand. Mijn vrienden weten dat ook van me.’
‘Ik heb soms zes verschillende kicks klaar staan'
In tien jaar tijd heeft Reinier Zonneveld zijn werkwijze geperfectioneerd. Hij weet nu precies wat voor hem werkt. Vroeger werkte hij wel eens met loops, nu werkt hij met uitgeklede backing tracks van zijn producties. ‘Als ik een volledige track af heb, maak ik ook altijd een mix-down waarin ik allerlei elementen mute. Essentieel zijn de kick en de bas. Daarnaast zijn er de geluidseffecten die een track herkenbaar maken - met name de vocals. De kans dat ik daar live iets aan wil veranderen is klein, en ze zijn ook te complex om mee te schuiven. En dan heb je nog kleine elementjes die om de zestien maten een keer terug komen, een swoosh, een belletje, een reverse cymbal. Ook die laat ik staan, de rest mute ik. Wat overblijft haal ik wel door dezelfde mastering als de volledige track. En dat is belangrijk, want alleen zo klinkt het vet genoeg. Doe je dat niet, dan klinkt het veel te dun voor een groot geluidssysteem.’
Live-sets vol improvisatie
Dat betekent concreet dat Reinier Zonneveld op het podium de basis van zijn tracks laat lopen, en de drums en melodieën speelt. Dat klinkt een beetje lafjes, alsof hij alleen nog maar toefjes slagroom hoeft te spuiten op afgebakken taarten. Maar in de praktijk kan hij er heel veel mee. Andere noten, andere types geluiden, waardoor je twee tracks organischer in elkaar over kunt laten lopen. Maar ook die basis-elementen kunnen over elkaar heen vallen, en daar begint het echte improviseren. ‘Ik heb soms zes verschillende kicks klaar staan. Soms drop ik een track, en hoor ik dat de twee niet helemaal goed samen vallen. Dan laat ik hem twee, vier noten door lopen, soms zelfs langer. Je moet niet in paniek raken als het niet helemaal werkt, geduld hebben. Als je meteen ingrijpt hoor je dat er iets fout gaat, als je geduldiger bent en pas acht beats verder de juiste kick erin mixt, klinkt het zomaar alsof het de bedoeling was.’
Zo kan hij dus uren en uren achter elkaar spelen, en dat levert in de ideale setting zo’n 70% improvisatie op: stukken met muziek die nooit eerder zo geklonken heeft. ‘Sommige van de tracks die ik thuis maak zijn eigenlijk op zichzelf heel saai. Van die abstracte techno zonder melodie, op basis van field recordings. Ik vind het heel vet om daarmee sfeer te creëren in zijn sets. Het moeten niet alleen maar cleane producties zijn die overal doorheen snijden. Als ik niet zoveel inspiratie heb maak ik dat soort tracks. Dat is gewoon veel handwerk, manueel audio editen.’ Om vervolgens de grote klappers waar mensen hem van kennen er overheen te vouwen: tracks met razende climaxen, met veel contrast en maximaal effect. Dat bereikt hij vaak door een techno-basis te combineren met gekende trucs uit andere dance genres: een diepe techno kick met een snoeihard ingemixte snare uit de hardcore, of een melodie uit de trance. ‘Ik maak voor mezelf vaak nummers in andere genres, zoals hiphop of hardcore. Tijdens een live-optreden kan ik die nooit helemaal draaien, maar wel bijvoorbeeld een kick of een snare.’
Tegen de heilige huisjes trappen
Het is allemaal vrij technisch, maar het is wel de kern van de succesformule van Reinier Zonneveld. Maar als je het van al die gelaagdheid terug wil brengen tot de kern, is het ook weer niet zo ingewikkeld. Hard gaan. Karren Maar. Dat is waar zijn publiek voor komt. En oh ja, ze zijn dol op ondeugende verwijzingen naar drugs. Zo brak hij min of meer door met ‘Pet van Ket’, een ketamine-knipoog. En in ‘Move Your Body To The Beat’, zijn grootste publieksfavoriet, gaat het expliciet over nakkies coke en speed. ‘Ja, dat is toch leuk’, zegt Zonneveld. ‘Een beetje schoppen. Nu hoor je best veel tracks die over drugs gaan, maar toen ‘Move Your Body to The Beat’ uitkwam deed iedereen net alsof in de dancewereld helemaal geen drugs gebruikt worden. Flikker toch op, daar moet je toch helemaal niet moeilijk over doen. Drugs worden overal gebruikt, in de voetbalkantine, in het café op de hoek, in het bedrijfsleven. De lol van zo’n nummer is daar tegenaan trappen. Ik heb juist het idee dat er veel meer ongelukken ontstaan als je het in de taboesfeer laat. Denk maar aan de drooglegging in Amerika vorige eeuw: er zijn nooit zoveel verslavingen en alcoholdoden geweest als toen.’
Goed, dat werkt dus als een trein. De Nederlandstalige vocals die af en toe in Zonneveld’s tracks opduiken zijn universeel genoeg om ook door Polen en Kroaten begrepen te worden. En ook in die landen begrijpen ze Reinier’s lijfspreuk ‘Karren maar’ uitstekend. ‘Het is grappig hoor, om mensen met de vreemdste accenten ‘karren maar’ te horen schreeuwen.’ Karren maar, volle kracht vooruit. Voor de volledige ontstaansgeschiedenis van de spreuk - iets met een lockdownfeestje - moet je maar naar onze vrienden van Bakkie Bakkie luisteren.
DJ in een privé jet
Karren maar, dat is dus ook wat Reinier Zonneveld meteen weer doet nu het weer kan. Toen in Nederland de clubs nog allemaal dicht waren, denderde hij de wereld al weer over, al dan niet in een privéjet. Hij nam zelfs een paar van zijn fans mee in zijn jet. Dat voelt misschien decadent, maar volgens Zonneveld is het toch vooral praktisch. ‘Zeker sinds corona komt het best vaak voor dat je ergens kunt spelen, maar dat er geen vlucht beschikbaar is. Wat doe je dan, ga je dan niet spelen?’
‘Voor het geld heb ik het nooit gedaan’, zegt hij. ‘In tegendeel. Ik ben afgestudeerd in de econometrie. Daarmee kun je heel veel geld verdienen in de financiële sector. Meer dan ik als dj ooit kan verdienen. Natuurlijk verklaarde mensen me voor gek toen ik voor de muziek ging. Voor Axel geldt hetzelfde. Hij was mijn beste maat, en we hingen vaak met elkaar aan de telefoon. Hij was advocaat en verdiende goed geld, maar vier jaar geleden besloot hij zijn baan op te zeggen om mij te managen. We hebben een label opgericht, en in het begin ging al ons spaargeld daar in. Dan belden we elkaar op: heb jij nog ergens honderd euro, die track moet in de promo. Mijn doel was om de huur en mijn eten te kunnen betalen. De eerste maand dat me dat lukte voelde als een bevrijding. Ineens had ik zeeën van tijd. Ik kon ’s ochtends een kopje koffie voor mezelf zetten en de studio in duiken. Hoe vet is dat. Honderd keer vetter dan een privéjet.’
‘Het is altijd weer gek om bij zo’n vliegtuig aan te komen. Ze zijn daar chique zakenmensen gewend, advocaten, mensen van adel. En dan komt er ineens een stel jongens met petjes aan. Met een mooi shirt ja, maar dan wel brak van de vorige avond. Zo ging het laatst in Polen. Ik haal altijd mijn vliegtuig, ben nooit te laat voor een gig. Maar in Polen speelde ik op een geweldig feest, en de eigenaar had zelfgemaakte wodka waar je niet dronken van wordt en waar je geen kater van krijgt. Zei hij. Pas toen ik er al vijftien achter de kiezen had zag ik dat er toch gewoon 44% alchohol in zat. Totaal in de olie. Axel heeft de volgende dag bij de receptie moeten vragen of ze mijn kamer open wilden maken. Lag ik daar naakt in mijn bed, stond hij ineens naast me: je moet over twintig minuten bij het vliegtuig zijn. Ach ja, ik ben ook niks meer gewend na corona natuurlijk. Normaal heb ik die balans wel aardig voor elkaar. Je moet af en toe je moment pakken, het blijft toch een feestje. Maar het is ook gewoon hard werken. Een vriend van me ging een keer een weekendje mee op tour. Na afloop vroeg ik hem: hoe vond je het? Te gek, zei hij, maar ik doe het nooit meer.’