Daar zat hij dan. Zeventig liedjes had Koen van de Wardt geschreven voor het nieuwe Klangstof album, en eigenlijk vond hij ze alle zeventig kut. En dan was er nog dat label dat hem en zijn band wilde stylen en hem koppelde aan songwriters. ‘Stonden we daar in de Urban Outfitters in leren jasjes. Nee! Nee!’ Maar wacht, dit is geen klaagzang, dit is het verhaal over hoe Koen van de Wardt de knop omzette en nu razend blij is met het nieuwe Klangstof album.

Laten we bij het begin beginnen. We - de Nederlandse muziekwereld - leerden Koen van de Wardt kennen toen hij de bas overnam in Moss, de geliefde indieband rond Marien Dorleijn. Opvallend, want met amper twintig jaar was hij van een totaal andere generatie dan de ervaren Moss-jongens, die allemaal wel zo’n beetje aan een gezin begonnen waren. Koen van de Wardt was de jonge hond, en hij kwam uit het niets. Of nou ja, uit Noorwegen, waar hij een groot deel van zijn jeugd doorbracht. In Gjøvik, een plaatsje onder Lillehammer om precies te zijn. Of om nog preciezer te zijn: in een klein dorpje net buiten Gjøvik, waar niet meer dan dertig mensen wonen.

Was hij op zijn dertiende niet met zijn ouders geëmigreerd, dan was Koen van de Wardt waarschijnlijk nooit muzikant geworden, denkt hij zelf. ‘Ik heb nooit gedacht: ik vind het hier kut. Ik mis Noorwegen nog heel vaak. Maar die eerste periode was wel lastig. Je zit middenin je puberteit en ineens zit je op een school waar je uitgelachen wordt omdat je geen Noors kan. Ik moest een boekpresentatie doen, in het Noors. Ik deed dat maar over Snelle Jelle, een Nederlands boek. Het was een totale afgang. Ik stond daar voor de klas en iedereen vond het heel grappig, ook de leraar. Het was niet eens gemeen bedoeld, maar ik denk er nog wel eens over na als ik een spannend optreden moet doen; zo kut kan het niet worden. Maar ik merkte dat die Noren het wel mooi vonden als ik aan het eind van de dag ‘Fake Plastic Trees’ speelde op de gitaar. Zo kon ik toch mijn gevoel uiten. Zo is muziek heel belangrijk voor me geworden.’

Zo belandde hij in bands in Noorwegen en deed ie ervaring op voor Moss. En toen kwam de coupe. Althans, zo leek het van buitenaf. Koen van de Wardt begon zijn eigen band Klangstof, samen met zo’n beetje heel Moss behalve Marien Dorleijn. Dat was niet lullig bedoeld, vertelt hij er nu over, maar hij snapt wel dat het voor de zanger van Moss toch zo overkwam. Het zat zo: Koen had ook nog wat liedjes liggen en tijd over om daar mee aan de slag te gaan. Het liep nogal uit de hand toen het Amerikaanse label Mind Of A Genius de band wilde tekenen en Klangstof ineens op Coachella stond te spelen. We razen er in hoog tempo doorheen, omdat het slechts het voortraject is van waar Klangstof nu staat: op het punt om album nummer 2 te lanceren, een album dat Koen van de Wardt tot totale waanzin dreef. Hij vervloekte zijn labeldeal, vervloekte zijn pogingen om pompeuze hits te schrijven, vervloekte de songwriters die hem het werk makkelijker moesten maken. ‘Ik weet het niet meer! Ik weet het niet meer!’

'Ik dacht: nee!'

Hij kan er inmiddels om lachen, in zijn appartement in Buitenveldert, omringd door de Klangstof-flightcases en instrumenten. Een half jaar geleden lukte dat nog niet. Toen zat hij bij Vera Siemons op 3FM en liet hij zijn frustraties de vrije loop. Die veelbelovende deal met Mind Of A Genius bleek ineens een zwaard van Damocles dat boven zijn hoofd hing. Het Amerikaanse label was opgeslokt door major label Warner, en dat verwachtte een en ander. Zoals het dat ook verwachtte van hitkanonnen als Zhu en They., die allemaal wel ‘leverden’. Er was immers ook serieus geld geïnvesteerd, en dat moest terugverdiend worden. ‘Wij waren de hitloze monsters uit Nederland’, lacht Koen van de Wardt. ‘Onze labelbaas David zei tegen me: ik vind je een supergoeie producer, maar je kan nog niet heel goed liedjes schrijven. Dus stuurde hij me de studio in met allemaal verschillende schrijvers. In Nederland is dat not done, maar in Amerika is het de normaalste zaak van de wereld. Ik was eigenwijs, maar ook heel erg verlegen. Vooral als het op lyrics aankwam. Lyrics zijn altijd kut. Heel lang houdt ik het op fonetische klanken, tot ik er iets in ga horen of er een zinnetje ontstaat waarop ik kan voortborduren. De eerste dag werkte ik met een schrijver die naar het eerste Klangstof album luisterde en zei: Bruce Springsteen. Ik dacht: nee!’

‘Nee’, dat dacht Van de Wardt eigenlijk de hele tijd. Hij dacht het ook toen een medewerker van het label de band opzocht in Nederland en ze mee de stad in nam om ze te stylen. ‘Stonden we daar in leren jasjes in de Urban Outfitters. Ik kreeg zelfs les hoe ik mijn microfoon moest vasthouden en welke move daar dan bij paste. Ik dacht: wat?! Of we er wat van overgehouden hebben? Nee, het meeste hebben we genegeerd. Ik hou wel van mooie lampen die de sfeer versterken, maar ik hoop altijd maar dat er geen spotje op mij staat. Mijn hoofd heeft geen meerwaarde. Wat ik zie als ik in de spiegel kijk? Gewoon, een dikke jongen. Nee serieus, op dit moment zie ik wel een vrolijke gozer, maar ik heb nooit gedacht: ik ben artiest.’ Vind je het gek dat koppige Koen voor straf naar een songwriting-kamp gestuurd werd om dan maar liedjes voor andere mensen te schrijven. ‘Nee!’, dacht Koen weer.

Dus hoe in godsnaam is het gebeurd dat hij nu ineens liedjes schrijft met Merol, het cabareteske fenomeen dat in alle opzichten het tegenovergestelde is van het treurige Klangstof? De credits voor die ommekeer gaan naar Wayne Coyne, de frontman van Flaming Lips. Wayne Coyne is een extreem extraverte en eigenwijze vogel, iemand die uitstraalt dat hij precies weet wat hij wil. Het is alweer een paar jaar geleden dat Klangstof een tour aan de Amerikaanse westkust mee mocht als support voor de ervaren artrockers. ‘We hebben wel vaker support tours gedaan, onder meer met Miike Snow en Jagwar Ma, en vaak heb je dan helemaal geen contact met de main act, maar met Flaming Lips was het anders. Wayne Coyne ging altijd aan de zijkant van het podium staan als we het nummer ‘Sleaze’ speelden, zijn favoriete Klangstof nummer. Na een paar shows liet hij op zijn telefoon zien dat hij het liedje op iTunes gekocht had.’

‘Na de tour heb ik contact gehouden met Wayne. Of eigenlijk: hij stuurt me eens in de zoveel tijd random foto’s. Van zichzelf, of gewoon van een paard. Dat doet hij vast naar de halve wereld, maar ik vind het heel leuk dat hij het ook naar mij doet. Soms weet ik niet wat ik nou moet reageren, maar zo kwam het dat ik de band opgezocht heb toen ze vorig jaar in Amsterdam speelden. Daar heb ik met Wayne zitten praten over de problemen waar ik tegenaan liep. Hij vertelde me over zijn eigen mentaliteit: hij zegt altijd overal ja op. Hij zegt: ik probeer het gewoon, misschien komt er iets uit dat ik kan gebruiken. Ik ben het tegenovergestelde. Ik zeg altijd nee, ben mezelf aan het afbakenen. Creatief, maar ook als mens.’

Met die gedachte in zijn achterhoofd ging hij nog eens kijken wat hij nu eigenlijk gemaakt had. Waar bestonden die zeventig nummers uit? Er is een serie van vijftien liedjes die hij schreef vanuit zijn denkbeeldige alter ego Death Metal Motherfucker. Daarvoor dwong Koen zichzelf met enkel gitaar en drumcomputer te werken, in plaats van te verzanden in laag na laag na laag op de synthesizer. Het klinkt misschien een beetje bedacht, maar het leverde toch wat op: twee van die liedjes haalden daadwerkelijk het album, ‘Death03’ en ‘Death09’. Naar de prullenbak verwees hij al zijn pogingen om een hit te schrijven. ‘Een stuk of vijf, zes van die nummers zijn helemaal af, maar ze klinken als Coldplay. Het zijn stuk voor stuk betere singles dan wat we nu uitgebracht hebben, 538 zou ze kunnen draaien. Maar het voelde niet als Klangstof. Of ik ze niet gewoon aan Dotan of Waylon moet geven? Ik weet niet, ik wil het liefst niet dat mensen weten dat ik dat gemaakt heb.’

Zomerhit

De plaat opent met het eerste liedje waaraan Klangstof werkte voor dit album: ‘Blank Page’. Letterlijk, de witte pagina die een schrijver voor zijn neus heeft als hij aan een nieuwe roman begint. Het is een liedje over de mensen op straat die langs razen. Allemaal haast, geen oog voor jou. Het is een beeld dat vaker terug komt: in ‘Phantoms’ bijvoorbeeld, die single met een feature van Luwten, doemt het beeld op van de hoofdpersoon als een geest die tevergeefs de aandacht van omstanders probeert te trekken. ‘Dat is inderdaad de rode draad van de plaat geworden: je bent aan het schreeuwen om antwoorden, om hulp, om een beetje logica. Maar je krijgt niets terug.’

Die rode draad is illustratief voor waar Klangstof nu staat. De jeugdige onbevangenheid waarmee Van de Wardt zich in het Amerikaanse avontuur stortte is ingeruild voor de harde realiteit. Ook met een platendeal en een Coachella show heb je nog niks, dat is pas het begin. De Moss-jongens maakten plaats voor twee Noorse vrienden waarmee hij daar in een band zat. Die sliepen een tijdje op zijn bank en vertrokken ook weer, om plaats te maken voor Erik en Wannes, nu de vaste kern van Klangstof. En nu pas gaat Koen van de Wardt nadenken wat hij eigenlijk te vertellen heeft. En dat is lang niet zo makkelijk. Als hij terug kijkt naar album nummer 1 is dat ook de zwakke plek van Klangstof, vindt hij zelf. ‘Veel van die songs hebben wel een gevoel, maar niet echt een betekenis. Ik vind het moeilijk om mezelf bloot te geven, maar het gevolg is dat zelfs voor mezelf veel van die oude nummers best vaag zijn. Het nummer dat ik met Wayne Coyne maakte is een voorbeeld van mijn poging om dat te veranderen. Ik ben er nu trots op, en ik kan het ook veel beter performen.’

Wat een verademing moet het zijn geweest om gewoon eens lekker liedjes te schrijven met die gekke Merol. Het eerste liedje dat ze samen maakte is zo duidelijk als maar kan, op een Merol manier: In ‘Dan Maar Jij’ zingt ze hoe seks met een c-garnituur jongen toch nog altijd beter is dan alleen naar huis gaan. ‘Lak aan mijn kieskeurigheid. Dan maar een beetje spijt aan het ontbijt.’ Het moet vooraf vanuit de ‘oude’ Koen toch gevoeld hebben als de meest ongemakkelijke date ooit. De ‘nieuwe’ Koen dacht: deze vrouw past zo niet bij mij, daar wil ik wel eens een drankje mee drinken.

‘Ik dacht: waarom moet ik per se altijd verdrietig zijn als ik liedjes schrijf? Want zo werkt het voor mij: als ik vrolijk ben speel ik een potje FIFA, als ik somber ben schrijf ik een nummer. Waarom Merol aan mij zat te denken? Zij zat midden in haar ‘Bef’ periode, en haar doel was om iets serieuzer te schrijven, iets melancholischer. Het uitgangspunt was: wat als we het ultravrolijke en het ultraverdrietige mengen? De eerste sessie was supergezellin en we hadden nog een liedje gemaakt ook, ‘Dan Maar Jij’. Er zijn nu twee liedjes uit die we samen hebben geschreven en we zijn rustigaan met het album begonnen. De zomerhit van het jaar hebben we ook al geschreven, ‘Campingdisco’!’