De zondag van Dekmantel, waar Motor City Drum Ensemble de glimlach op het gezicht tovert, Helena Hauff en Lena Willikens het zonlicht verjagen met industriële duisternis en Antal en Hunee de meest emotionele slotplaat denkbaar draaien.

Er is nog helemaal niemand voor Parrish Smith in die donkere UFO-tent, de mainstage ligt er sombertjes bij voor Stump Valley en ook de Greenhouse is zo goed als leeg. Dat is helemaal niet gek. Het terrein is immers pas een halfuurtje open en de meeste festivals zijn rond dit tijdstip nog net zo uitgestorven als Hoog Catharijne om drie uur maandagochtend.

Nee, verbazingwekkender is het om te zien hoeveel vuur er al is bij Motor City Drum Ensemble. Of nou ja, verbazingwekkend? Vorig jaar sloot de Duitser (die overigens nog een tijdje in Utrecht en Amsterdam woonde) het hoofdpodium van Dekmantel al af, dit jaar opent hij op zondag de Selectors-stage zoals ‘headliners’ Marcel Dettmann en Nina Kraviz dat de afgelopen twee dagen deden. We hebben het er al het hele weekend over: het is een van de sterkste keuzes die Dekmantel dit jaar maakte. Superuitdagend voor de dj’s zelf, die eens niet op prime time hoeven te vlammen en de gelegenheid krijgen om wat dieper in hun platentas te graven en met verrassende keuzes te komen. En bovendien een slimme manier om het publiek al zo vroeg aan de gang te krijgen. Wedden dat dj’s volgend jaar gaan smeken om juist deze openingsspot te krijgen, en het een prestigekwestie wordt?

Motor City Drum Ensemble krijgt in ieder geval de armen (en schoenen, is dat een nieuwe trend?) al binnen een halfuur de lucht in met een moddervette P-funk-baslijn. Hij gebruikt funk, boogie en disco als startpunt, om die na het eerste uur te vervlechten met zwoele house. Hij is zo’n dj die de Discogs-prijs van een obscuur singletje kan vertienvoudigen door hem mee te nemen in zijn tas en een onbekend reggaeliedje kan laten klinken als een klassieker. En hoewel al die producties schots en scheef lopen, weet hij ze bijzonder kundig aan elkaar te mixen. Het is weer supergoed als altijd en een bijzonder gezellig startsein van de laatste dag Dekmantel – hij vlamt al zo hard dat het voelt als het laatste uur Dekmantel – maar op deze spot had hij ook wel wat gewaagder en minder pleasing mogen draaien. Maar echt klagen kun je ook weer niet, wanneer hij als slotplaat die prachtige Paradise Garage-klassieker van Sylvester oplegt.

Schoenen uit is het nieuwe 'handjes in de lucht'. Motor City Drum Ensemble #dekmantel

Een bericht gedeeld door Atze De Vrieze (@atzedevrieze) op

Het zonnetje gaat er net wat harder van branden op deze warmste dag van het festival. De afgelopen dagen voerde relatief duistere muziek de boventoon, maar vandaag lijkt er wat meer licht bij te mogen. Bij de Boiler Room van Young Marco, bijvoorbeeld. ‘We zien je vast volgend jaar weer, of deze maand nog. Ach, misschien wel deze week of morgen’, grapt de Boiler Room mc na de set van Marco. Inderdaad, hij is nogal eens langs geweest. Vandaag gaat hij steviger en feller dan ooit van start, ook al is hij de opener van de dag, met oude house en percussieve techno. Totdat opeens het refrein van de ‘Banana Boat Song’ door de piepkleine tent schalt: ‘Daylight come, and he wanna go home.’ Niet heel geloofwaardig van een dj die vrijdag nog afsloot en er nu alweer staat. Vanaf dan is het feest: een tripje naar Bollywood, een disco-bewerking van Thriller en als laatste plaat een weelderige funk-track die vijf keer lijkt te eindigen, maar telkens weer begint. Of wacht: als die dan echt afgelopen is, gooit Young Marco er toch nog een gestoorde Aphex Twin-track in om te kijken of de tent al afgebroken kan worden.

Even later neemt in de Boiler Room Bufiman het over, alias Jan Schülte alias Wolf Müller aka de man met duizend bijnamen, die als resident van de Duitse Kunstacademie-club Salon des Amateurs een van de borrelende namen in het programma is (en een van de leukste dansvloerhits van het jaar maakte met Young Marco). Met een soort gouden Star Trek-shirt staat hij op en neer te springen op zijn signature trommels, mondharpen en krekel-platen. Maar wanneer iedereen zelfs bij de Boiler Room op z’n telefoon staat te kijken, weet je dat het niet écht lekker gaat.

(Tekst gaat door onder foto)

Helena Hauff piekt vanaf het begin

Ook Lena Willikens vormde haar stijl in de Salon des Amateurs, en daarmee trekt ze juist wel iedereen mee in de broeierige Greenhouse. Wat ze doet is duister maar niet lomp, stroperig traag en tegelijkertijd superspannend. Stoïcijns staat ze achter de CDJs de ene na de andere peuk te roken, terwijl ze Duitse industrial met galmende drums draait, piepende en krakende acid en platen die je nog nooit op de dansvloer hebt gehoord. Twee uur lang weet ze zo de aandacht vast te houden zonder een echte piek op te hoeven zoeken. Op die genadeloze drum ’n bass-plaat die ze al vroeg in haar set draait na, dan.

In vrijwel alles is de set van Helena Hauff vervolgens het tegenovergestelde: ze schroeft het BPM direct op tot boven de 140 en gaat er met gestrekt been in. Sterker nog: met die van adrenaline doorspekte openingsplaat vraag je je al af hoe ze nog harder kan, en waar ze nog naartoe gaat in de komende anderhalf uur. Vorig jaar draaide ze nog samen met DJ Stingray op Dekmantel, vervolgens brak ze Lentekabinet af en nu trekt ze de broeikas voller dan hij dit weekend is geweest. Ze draait vinyl only, mixt er iedere drie minuten alweer een nieuwe plaat in, neemt heeeeel af en toe wat gas terug en verruilt op zijn tijd de ronkende electro voor een meedogenloze technokick. De nekhaartjes gaan ervan overeind staan, voor je er erg in hebt vliegen je vuisten in de lucht en brul je haar naam. Ja, zo’n set is het. Je zou er zeeziek van kunnen worden hoezeer de houten vloer meedeint, want iedereen wordt helemaal gek.

Nog even over lichtvoetige muziek gesproken? Misschien valt dat toch eigenlijk wel mee vandaag. Ook in de industrial-liveset van de Canadese Marie Davidson is weinig zonlicht te bekennen: ze is net een soort eenmans-Factory Floor (of het gemene nichtje van James Murphy) en praatzingt staccato over haar nerveus ratelende kicks heen. Ja, en dan is er nog de duistere UFO-tent, een wereld op zich. De set van Dax J voelt toch meer Awakenings dan Dekmantel en de technoset van Karenn is weer inktzwart. Of nou ja, die lijkt zelfs vrolijk in vergelijking met de show van Vatican Shadow en Ancient Methods. Schreeuwend door een een stemvervormer staat Vatican Shadow boven op de booth, over de meest geweldadige industrial, terwijl hij met een felle zaklamp mensen in het gezicht schijnt. Nee, gezellig gaat het hier niet worden. Ze sluiten zelfs af met een industrial techno meets death metal nummer. Inclusief grunts.

De Canadese elektronica poëet Marie Davidson #dekmantel

Een bericht gedeeld door Atze De Vrieze (@atzedevrieze) op

Terug naar het hoofdpodium, waar Chicago-pionier Larry Heard bezig is aan een liveset. Als onderdeel van Fingers Inc. maakte hij halverwege de jaren 80 een paar invloedrijke deephouse-hits, maar later verloor hij zijn vertrouwen in de muziekindustrie en verbrandde zijn masters. Clone-roerganger Serge Verschuur vertelde vorig jaar op Dekmantel hoe hij Heard wist te overtuigen opnieuw muziek te gaan uitbrengen en staat nu glunderend in het publiek te luisteren naar die prachtige soepele baslijnen en warme, melancholische synthakkoorden. Heard speelt de diepere tracks van z’n uitstekende EP van vorig jaar, maar natuurlijk ook werk uit zijn hoogtijdagen met verleidelijke discozang. Daarover gesproken: wie is die zanger naast Heard eigenlijk, die met dikke snor, grote ketting en retrofuturistische zonnebril? Mr. White, dus, maar eerlijk gezegd is zijn zang wel een beetje vals. 

(Tekst gaat door onder foto)

Antal en Hunee geven Dekmantel een prachtige bitterzoete slotplaat

Terwijl de zon langzaam achter de horizon verdwijnt merk je dat Dekmantel wel een beetje op zijn laatste benen loopt. Een gast valt zo’n beetje achterover terwijl hij nog een sleutel probeert te nemen, een verstokte raver zit al een uur uitgeteld tegen het hek omdat hij überhaupt niet meer kan blijven staan en de gezichten van vooral de Britse bezoekers worden met het uur grijzer. Ook als je het hele weekend niets anders dan citroengras-gember-limonade hebt gedronken (het lekkerste drankje bij de bar!), begint de vermoeidheid wel parten te spelen.

De oplossing? De b2b-set van Objekt en Call Super, natuurlijk, die in staat zijn om opgefokte UK Garage door te mixen met supercheesy vocalen en van koddige dub met een Perzisch 8-bit-motiefje door te gaan naar techno met samba-percussie. Ze mixen zo airtight dat ze de raarste sprongen superlogisch laten klinken en alles perfect in elkaar past. Het is supergrappig wat ze doen, ze durven van de ene tacky houseklassieker naar de andere te draaien en het volgende moment weer hyperactief de diepte in te duiken. Krankzinnige set.

Hunee en Antal hadden vooraf kennelijk juist afgesproken geen HITS te draaien, terwijl ze zelden zo’n belangrijke spot kregen als het afsluiten van de mainstage van Dekmantel. Tegelijkertijd hebben de twee smaakmakers uit de Amsterdamse Rush Hour-hoek de plek meer dan verdiend, en geven de meest vreugdevolle dag van Dekmantel 2017 ook een lichtvoetig einde. Knap hoe ze stoffige disco en boogie uit Zuid-Amerika en Afrika die in achterafstudio’s zijn gemaakt en bedoeld voor kleine ruimtes durven te laten klinken over zo’n groot geluidssysteem. Natuurlijk mist dat soms impact, en gelukkig raken ze via een bizarre oerkreet-trommelbreak ook nog aan acid, straffe house richting techno en een supermooie beatloze elektronicaplaat die ook Derrick May veel liet horen.

Zo goed als in kleine clubs doen Antal en Hunee het vandaag zeker niet en ze worstelen wat met de omvang van die gigantische mainstage, maar ze geven Dekmantel wel de mooiste slotplaat die het maar kan wensen: ‘Touch Me In The Morning’ van Marlena Shaw, een prachtige bitterzoete Diana Ross-discocover over de pijn van afscheid nemen, het leven met verandering maar elkaar voor die tijd nog een keer aanraken en die herinnering voor eeuwig koesteren. ‘Wasn’t it me who said that nothing good is gonna last forever? Wasn’t it me who said let’s just be glad with the time together?’ Het is een liedje waar je spontaan bij volschiet – die trompetsolo, godverdomme hee! – en dat voorgoed de herinneringen naar Dekmantel 2017 zal oproepen.

Wat een festival om te koesteren, en niet alleen voor het publiek. We zagen hoe Hunee al het hele weekend rondliep, hoe hij zijn ogen uitkeek bij een bizarre slapbass-plaat van Phuong-Dan, hyperenthousiast heen en weer sprong bij Ben UFO en ook woensdag geëmotioneerd toekeek bij Steve Reich. Zo liepen meer grote namen het hele weekend heen en weer, van Nina Kraviz die opdook bij I-F tot Nobu die overal tussendoor sluipt. Er zijn zoveel dj’s die midden in het overvolle zomerseizoen hun hele weekend hebben geblokt om in de Amsterdamse Bossen te gaan dansen, en het is geen wonder dat het merendeel van de bezoekers uit het buitenland komt: zoals Le Guess Who en Roadburn wereldwijd een niche bedienen zoals geen enkel ander festival, zo doet Dekmantel dat ieder jaar meer in de elektronische hoek. Nu al benieuwd wat de eerste plaat wordt die in 2018 op het Selectors-podium gedraaid, en wie de eer krijgt 'm te draaien.