Een stuk of negen percussionisten gaan als een gek te keer op marimba’s, klokkenspellen en bongo’s. Ze spelen verschillende patronen dwars door elkaar, terwijl alles resoneert en boventonen de hele zaal vullen. Drie zangers leggen stotterend accenten, een piccolo snerpt er boven uit. Tegen het einde van de avond vol met muziek van de Amerikaanse componist Steve Reich heb je geen idee of het einde nou echt nadert, of dat het allemaal net begonnen is.

Het is voor sommigen misschien een gekke boeking voor een dance festival. Een percussie ensemble, dat werk uitvoert van een componist die je vooral in high brow concertzalen over de wereld hoort. Of zoals vroeger in kunstgaleries. De opener vanavond is meteen zo’n werk dat meer op zijn plek is in een galerie dan in een zaal, en meer richting performance of installatie schuift. Vier microfoons  die aan het plafond hangen worden losgelaten en slingeren boven rechtopstaande speakers, zodat er een patroon van feedback ontstaat. Het begint als een schuivend ritme en verandert naarmate de microfoons langzaam stil komen te hangen steeds meer in een bak ruis. Hunee en Call Super staan vooraan met een grijns te kijken.

Leuk als opener, zo in de foyer van het Muziekgebouw, maar het zwaartepunt ligt gewoon in de concertzaal waar Reich opent met zijn Clapping Music. De componist zelf, met de klap van een 81-jarige man, en een klapper van Slagwerk Den Haag, klappen samen hetzelfde ritme, maar schuiven steeds een tel verder van elkaar af. Het is het basisidee van een groot deel van de werken van Steve Reich. Ogenschijnlijk overlappende patronen, het liefst gespeeld door dezelfde instrumenten, die langzaam uit elkaar groeien, samenkomen en dubbelen, om vervolgens langzaam weer meer en meer een echo van elkaar te worden. Zo deed hij dat in de jaren zestig al met samples op tape, die op net verschillende tempi werden afgespeeld. Nog steeds vooruitstrevend, maar zestig jaar geleden al helemaal.

tekst gaat verder onder de video

Hoezeer hij ook al vroeg met samples, loops en tapes bezig was, de meest directe verklaring voor hoe iemand als Steve Reich op Dekmantel belandt, ligt in het New York van de jaren zeventig waar alles bij elkaar kwam. De disco en dj-cultuur die ontplofte, de avant-garde met zijn minimalistische componisten, de DIY-geest van punk ging rond, hiphop begon te borrelen, bands als Talking Heads en types als Arthur Russell die overal tussendoor bewogen en clubs waar verschillende mensen elkaar tegenkwamen of in aanraking kwamen met andere muziek. Dankzij bijvoorbeeld het brein achter The Loft (een appartement/club waar platen over een audiofiel systeem in zijn geheel gedraaid werden) groeide vele jaren later een remix van Steve Reich’s Electric Counterpoint uit tot een classic. Nog steeds hoor je op onverwachte momenten maar zo iets van de Amerikaanse componist langskomen. Zo draaide Theo Parrish afgelopen ADE om 6u in de ochtend nog dezelfde track en mixten Âme, Dixon en Henrik Schwarz hem in een beroemde mix-cd van ze.

Het is natuurlijk niet alleen de context van Reich, maar ook de muziek zelf die grote overeenkomsten heeft met dance. Waar muziek vroeger, of het nou klassiek, jazz of pop was, het liefst ergens heen ging, kwam het in de jaren zestig ineens tot stilstand. Niet alleen de minimalisten, ook iemand als Coltrane ontdekte dat de spanning in muziek veel meer kon worden als je akkoorden eens niet bevredigend liet oplossen. Of sterker nog, helemaal niet liet oplossen. Reich legt als voormalig drummer met een voorliefde voor West-Afrikaanse en Indonesische gamelan ook nog eens het accent op percussie. De stap naar de monotone kick, herhalende bas en een geloopte synth-melodie die twintig jaar later hun intrede deden is niet eens zo’n grote.

tekst gaat verder onder de foto

De stap naar de monotone kick en de herhalende bas die twintig jaar later hun intrede deden is niet eens zo’n grote

 

 

 

Wat live vanavond nog veel meer opvalt, is hoe al die percussie galmt. De hele zaal van het Muziekgebouw vult zich met boventonen, er resoneert van alles, terwijl er constant weer nieuwe lagen inschuiven en nieuwe ritmes ontstaan. Op een gegeven moment weet je niet eens meer wat je hoort. Is die piccolo nou nog steeds aan het spelen, of denk ik dat maar? Je hoofd vult ritmes en melodiën aan, zelfs als ze al niet meer klinken. Alsof zo’n print van Escher, waar alles in elkaar overloopt, op geluid is gezet. Telkens als je net gewend bent aan het bepaald ritme, voegt een van de muzikanten tussen de noten in weer een extra toon toe, die langzaam uitgroeit tot een ritme en vervolgens het hele stuk weer overneemt. Alsof er iemand met zes CDJ’s van alles door elkaar aan het mixen is.

Het emotionele hoogtepunt zit voor de pauze met Music for Mallet Instruments, Voices and Organ. Maar het echte vuurwerk zit erna. Meer dan een uur lang is het alle hens aan dek bij Drumming. Als dansers zitten de muzikanten die niet spelen langs de randen van het podium, te wachten wanneer ze bijvallen en overnemen. Een simpele slag op bongo’s groeit uit tot een storm aan trommels, die vervolgens wordt overgenomen door de marimba’s en alleen maar groter en groter groeit totdat je kan leunen tegen het geluid en op de punt van je stoel naar adem moet happen. Zo mooi kan herrie zijn. Als dit de intensiteit van het hele festival gaat worden, gaat Dekmantel zichzelf dit jaar ver overtreffen.

Alsof zo’n print van Escher op geluid is gezet

Werken die gespeeld werden