ADE21: Luke Slater en het lichaam-geestprobleem
Techno-veteraan geeft elektronica zitconcert in het Muziekgebouw
Het publiek bij het Muziekgebouw is behoorlijk gemêleerd. Je pikt ze er zo uit, de vaste gasten van het Muziekgebouw met hun chique blouses en hoornen brillen, die vandaag op hun abonnement binnen zijn komen wandelen. Dan zijn nog de gasten die ongetwijfeld al sinds de jaren negentig op de platen van techno-veteraan Luke Slater dansen. Maar ook jonger publiek, met hippe kapsels en lange leren jassen. Misschien zijn ze hier voor Interstellar Funk, de man van de ruwe wave, die vandaag het voorprogramma verzorgt met een behoorlijk filmische live-set. Of misschien zagen ze Slater zelf draaien op festivals als Reaktor, Dekmantel en Drift, om vervolgens in zijn discografie te duiken.
Dat is nogal een duik. Luke Slater maakt sinds de jaren negentig gelaagde techno als Planetary Assault Systems, zijn populairste alias, maar hij is een man van vele. Zoals L.B. Dub Corps, of Clementine, de naam waaronder hij rauwe techno uitbracht op het Nederlandse Djaxx-Up-Beats. En dan was er nog The 7th Plain, een elektronica-project dat ergens zweeft tussen de chill-out en de dansvloer. Zo bracht Slater in de jaren negentig twee platen uit, om er vervolgens amper naar om te kijken. Over de jaren heen bouwde The 7th Plain een cultstatus op. In 2018 was er een stel reissues, en sindsdien is er hernieuwde aandacht. Niet ten minste van Luke Slater zelf, die besloot om er eindelijk een liveshow van te maken.
Een boel van zijn The 7th Plain-tracks zijn werkelijk magistraal. Je hoort het vanavond: dromerige, zwellende synths, die ingetogen, metaalachtige drumprogrammering. ‘I Think I Think Too Much’, met zijn krakende vocalsample, klinkt dan weer alsof het een radiosignaal oppikt vanuit de cockpit van een raket. Het roept een stroom aan associaties op: een raketlancering, een kosmische ruimtetrip. Toch is het lastig om daarin mee te gaan, vanwege die twee moderne dansers op het podium. Natuurlijk, muziek en dans kunnen elkaar versterken. Maar dat is nu niet geval. Die dansers zijn ontzettend goed, daar niet van. Maar ze blokkeren toch vooral het eigen voorstellingsvermogen.
Natuurlijk zijn er momenten dat ze wél samenkomen. Zoals bij de glinsterende elektronica ‘To Be Surreal’, helemaal aan het begin van de show. Het roept het beeld op van die te gekke dansvloerscene in Les Amours Imaginaires. De muziek loopt door, de dansers bewegen in slowmotion, de tijd rekt zich uit. Met hun vingertoppen verkennen ze traag elkaars lichaam, alsof ze even worden meegezogen in hun eigen beleving.