Het verlichte straatbeeld van de Breedstraat, waar we op uitkijken terwijl we op het terras van Marktzicht de Utrechtse experimentele metalband Laster spreken, is een beeld waar de band vaak aan denkt als ze op hun geschiedenis terugkijken. Het is het hun welbekende nachtelijke beeld van Utrecht dat ze als studenten afstruinden. Iets verderop zijn ze eens in De Bastaard geïnterviewd. Nog een stukje verder namen ze in Café de Rat samples op van pratende mensen om in hun muziek te gebruiken. De scheve straatlantaarn op de hoes van hun EP Stadsluik komt ook ergens hier vandaan, en de collage op de hoes van hun nieuwe album Andermans Mijne is gevuld met Utrechtse beelden. Het zijn allemaal manieren waarop de stad zijn weg naar het werk van Laster weet te vinden. “We leven hier ook gewoon, dus dat krijg je dan”, zegt drummer Wessel ietwat nuchter. “Maar het is verder niet een glorificatie van Utrecht als stad. Ik zou het eerder als een willekeurig iets beschouwen, wat je wel wil betrekken in je werk. Omdat het is waar je dagelijks mee te maken krijgt, waar je dagelijks loopt.”
Laster was altijd al lastig in een hokje te plaatsen. Niet helemaal blackmetal, maar wat dan wel? Op hun nieuwe album Andermans Mijne, op 13 oktober verschenen via Prophecy Productions, is de band toegespitster dan ooit en komt hun unieke geluid naar buiten in zijn meest volmaakte vorm tot nu toe.
Zo mysterieus en ongrijpbaar als de band zich normaal presenteert, gehuld in maskers om de focus van zowel het publiek als hunzelf op de muziek te houden, zo open zijn ze tijdens ons interview. Aanleiding voor het gesprek is hun nieuwe album, Andermans Mijne, dat op vrijdag 13 oktober uitkwam. Kijkend naar de hoes van het nieuwe album valt meteen een stilistische breuk op ten opzichte van hun vorige drie albums. Gevraagd of ze hiermee ook een nieuw tijdperk van Laster in willen luiden, reageert de band terughoudend: “Elk nieuw album is eigenlijk een nieuwe fase”, aldus Wessel. “Visueel zou je dat misschien wel kunnen zeggen, maar tegelijk vond je die collagetechniek ook al terug op de inlay van ons vorige album”, zegt gitarist en zanger Nicky. Bassist en songtekstschrijver Sylwin vult aan: “En onze experimenterende drive is er ook altijd al geweest. Maar onze sound heeft zich wel verdiept, zou ik zeggen. Het heeft denk ik nu wel een iets radicaler en andere geluid gekregen. Het is allemaal gezongen, in plaats van geschreeuwd. De teksten zijn bijna allemaal verstaanbaar voor een Nederlander en zijn op de melodie geschreven. Daardoor heeft het meer vorm, ondanks dat het nog altijd experimenteel is.” Met bandleden die begonnen in atmosferische blackmetalbands, was de origine van hun geluid aanvankelijk ook in die hoek te vinden, maar ze bewegen daar per nieuwe release steeds verder vandaan.
Blèhren
Dat zuivere zingen was niet per se een bewuste keuze, laat de band weten: “We zijn het gaandeweg steeds meer gaan doen. Het Wassen Oog [hun vorige album uit 2019, red.] deden we al zoveel cleane zang, dat we dachten, waarom nog blèhren? En ik had er zelf ook niet zoveel zin meer in”, zegt Nicky. “Ik hou van krijsen, maar het voelde gewoon misplaatst op de nieuwe muziek die we aan het maken waren, en het voelt ergens ook lui. Als je met zuivere zang een bepaalde intensiteit wil raken, moet je veel meer doordacht te werk gaan.” Sylwin gaat verder: “In die zin brengt het veel minder dynamiek aan in de muziek. Dat is voor mij heel belangrijk. Dat je meer definitie krijgt en meer ruimte geeft aan de instrumenten. En dat de zanger de melodieën ook bezinkt. Dat kun je met krijsen simpelweg niet doen.” Het paste voor de band niet langer bij de ritmischere aanpak die ze zich bij het maken van het nieuwe album voor hadden genomen. Tegelijkertijd is het ook tekenend voor de werkwijze van de band: wanneer ze aan een album beginnen te werken ligt veel nog open. Ze duiken met z’n drieën de studio in en beginnen al spelend te schrijven, en al schrijvend ontdekken ze wat wel en niet werkt, wat wel en niet past.
Wat gelijk opvalt aan Andermans Mijne is dat de nummers compacter en gestroomlijnder zijn, en de stijl daarbij nog unieker en eigenzinniger is geworden. Dat heeft ermee te maken dat de band meer durfde te knippen, meer weg durfde te laten, en echt hun drieën als basis gebruikte. Tijdens het opnemen van het album waren de bandleden strenger op elkaar dan ooit, vertelt Nicky. Wessel gaat daarop verder: “De vorige platen hadden we steeds al jammend in de oefenruimte geschreven. Toch merkten we dat we op die manier niet altijd goed wisten wat de ander precies aan het doen was. Om daarmee meer op één lijn te komen, hebben we deze keer een soort helikopterview ingenomen. Een stap teruggezet en ons afgevraagd, wat zijn we nou echt aan het doen? Wat speel jij nou eigenlijk? Waar is de ander precies mee bezig? We zijn met zijn drieën en hoeven niet steeds door elkaar heen te schreeuwen. We kunnen ook gewoon rustig dingen opschrijven, iets opnemen, dan ernaar luisteren, en vervolgens rustig bekijken wat we willen. Het album is met zijn drieën, en 100% on the spot geschreven.” “En we hebben meer popsongachtige structuren gebruikt”, merkt Sylwin op, waarop Nicky inhaakt: “’Kunstlicht’ is gewoon een gezonde ABABCB.” Veel van de nummers liggen deze keer rond de drie minuten, in tegenstelling tot de tien, vijftien of twintig minuten durende nummers van voorheen. “Gewoon radiolengte!”, zegt Wessel met enige ironie, want geen van de bandleden gelooft door hun experimentele, onconventionele aard snel een radiostation te vinden dat hun muziek zou willen draaien.
(tekst gaat verder onder de foto)
Vertrouwen
Waar de schrijftaken voorheen over alle drie de bandleden verdeeld waren, lag dat nu anders. “Deze keer hebben we eigenlijk besloten het strakker te verdelen; het audioproces kwam bij Wessel te liggen, het visuele aspect bij Nicky en het tekstschrijven bij mij”, vertelt Sylwin Dat is wederom iets wat vooral organisch is ontstaan, vertelt W.: “Het was niet van tevoren afgedwongen of bepaald. Sylwin zei opeens ‘hey jongens, ik voel me hier het fijnst bij, en wil me daar over ontfermen.’“ Dat vergde nog meer onderling vertrouwen, en meer verantwoordelijkheid voor ieder individueel bandlid, “maar we durfden elkaar dat ook toe te vertrouwen, omdat we van elkaar weten dat ieder het beste is in de rol die die diegene nu aannam”, zegt Nicky. “Dat vertrouwen en afbakenen van verantwoordelijkheid heeft het ook allemaal net een beetje extra gegeven op deze plaat, omdat daar op deze manier ruimte voor ontstond.” Volgens Sylwin was het proces deze keer ook scherper, “en het vertrouwen dat we elkaar gaven maakte het ook intiemer.” Al betekende dat nog niet, controlefreaks die de bandleden toegeven te zijn, dat ze elkaar niet nauw in de gaten bleven houden.
(tekst gaat verder onder de video)
Jatten
In interviews is Laster nooit terughoudend geweest in het tentoonspreiden van hun uiteenlopende inspiraties. In de trailer die de band voor het album maakte is op een gegeven moment een tafel vol boeken, films, games en LP’s te zien. Gaandeweg de video worden die allemaal in het openstaande torso gestopt, dat ook op de albumhoes is te zien. Als we vragen of het een toevallig samenraapsel aan objecten was of dat het de inspiratiebronnen van dit album zijn, beginnen de bandleden te lachen. Tuurlijk hebben ze daar over nagedacht! Direct volgen er ter verduidelijk van de albumtitel filosofische bespiegelingen over het werk van de filosofen Emmanuel Levinas en Timothy Morton, wiens boeken in de video te zien zijn. De band vertelt hoe individuen met hun omgeving en elkaars leven verstrengeld zijn, “en dat zijn zeker thema’s geweest op het album,” vertelt Sylwin. “Tegelijk willen we de muziek vooral dicht bij onszelf houden. De voorwerpen die je in de video ziet, zijn allemaal dingen waar we naast muziek ook echt een passie voor hebben.” Daarnaast, zegt Nicky, wil de band er ook vooral mee zeggen: “Kijk, dit is vet! Dit Dødheimsgard album [getiteld “A Umbra Omega”, red] is fantastisch, luisteren! En als je dat vet vindt, dan vind je Slint en Asylum Party ook gewoon vet.”
Net op het moment dat Sylwin op wil staan voor een toiletbezoek trekt Nicky aan zijn mouw: “Wacht, ik ga iets controversieels zeggen, daar moet je bij zijn! Wat ik belangrijk vind om als band te zeggen, ook omdat eigenlijk iedereen het doet: we jatten shit. Die stapel is een statement van, 'hier kijken en luisteren we naar, dit vormt ons, dit zorgt ervoor dat we een gitaar op willen pakken en achter een drumkit gaan zitten.” Het is een dieperliggend punt: “Ik ben het ook gewoon moe dat… gedoe van ’oh kijk hoe persoon A of B nu weer iets grensverleggends doet.’ Dat is gewoon marketingpraat. Er wordt niet gekeken naar muzikale historie, of hoe verschillende scenes elkaar beïnvloeden. Aan het eind van de dag ben ik ook gewoon een kneus met een gitaar, en dat is prima. En daarbij, ietwat christelijk gezegd: niemand is een eiland. We zijn allemaal op manieren aan elkaar verbonden, de culturen waarmee we door het leven gaan en de invloed die dat heeft op ons eigen handelen.” Die zelfreflectie zorgt er ook voor dat de band zichzelf op de hak kan nemen, zeggen ze, en zichzelf bijvoorbeeld al gek dansend voor de videoclip van ‘Kunstlicht’ op laten nemen. In de woorden van Wessel: “Laat het blije kind gewoon eens in je los, verdomme! Doe eens niet alleen maar zo serieus de hele tijd.”
(tekst gaat verder onder de foto)
Experimenteel Utrecht
Als ze touren treedt Laster eigenlijk nauwelijks nog in Nederland op, en nog minder vaak in Utrecht. Ook niet op hun aanstaande tour, wat bij ons de vraag oproept of de band, wel gevormd en opgegroeid in Utrecht, zich nog verbonden voelt met de scene hier. Daar hoeft het drietal niet lang over na te denken. Nicky: “We hebben iemand uit Grey Aura als kernlid, en ik werk nu met Joost Vervoort van Terzij de Horde aan een plaat, en Wessel is geluidsman voor Terzij de Horde. Er zullen vast dagen zijn dat we ons even minder verbonden voelen met andere muzikanten uit de omgeving, maar we hebben wel, of we dat nou leuk vinden of niet, behoorlijk wat invloed op elkaar.”
“Maar ik moet wel zeggen”, gaat Sylwin verder, “dat ik het de laatste jaren steeds lastiger vind worden om me verbonden te voelen aan gelieerde bands en projecten uit de buurt. Wat we met Laster doen, net zoals een band als Grey Aura, is voor een relatief klein publiek dat geïnteresseerd is in artistieke uitdaging. Dat is natuurlijk niet voor iedereen zo.” Net als vaker in ons gesprek komt het neer op de beperkende aard van genrelabels; voeg je je ernaar, of laat je ze juist achterwege. “Esthetisch gezien is voor sommige bands hun bedje al door een ander gespreid en daar zijn ze heel comfortabel in gaan liggen”, verwoordt Nicky het poëtisch. “Daarnaast ben ik volgens mij een van de weinigen die het zegt”, neemt Sylwin het van hem over, ”maar dat hele gedoe rondom New Wave of Utrecht Black Metal, zoals men het weleens noemt, is ook maar kunstmatig. Het is niet alsof dat er opeens was.” De band is blij met het podium dat de muziek zo krijgt, maar, voegt Nicky per verduidelijking toe: die experimentele, extreme muziek was er al met namen als Bong-Ra en Kilimanjaro Dark Jazz Ensemble. “In die zin is experimentele metal in Utrecht helemaal niet nieuw.”
Wat de bandleden ook als positief zien, is dat het nieuwe muzikanten hopelijk het gevoel geeft zich niet beperkt te voelen. Dat ze muzikaal dingen gaan verkennen en zich daar veilig bij voelen. Een plek als dB’s, zo memoreert de band, is bij uitstek een plek om dat te cultiveren. Wessel: “Waar dB’s zo goed in is, is dat het ruimte biedt voor mensen om zelf dingen te organiseren. Terzij de Horde heeft zo best wel een leuk netwerk opgebouwd, door de acts die ze zelf naar Utrecht brachten. Daar hielp dB’s dan bij, door mee te financieren of in ieder geval de ruimte te bieden. Ik heb daar internationale bands vanuit Canada of Amerika of weet ik veel waar gezien voor minder dan tien euro, dat vind ik nog steeds best wel sick hoor!”
Scene
Daarnaast, zo stelt Nicky, blijft een ‘scene’ ook maar een lastig iets; “Het is niet alsof je op je atelier met de handen in de verf zit met elkaar. Maar er zijn zeker interessante, experimentele Utrechtse metalbands. Daar werken we dus ook vaak zat mee samen.” Die samenwerkingen, en andere individuele artistieke uitspattingen, weten sinds vorig jaar een weg te vinden naar het eigen opgezette label van de band genaamd Kunstlicht. “Vanuit de drang om elkaar aan te moedigen en verbreding op te zoeken, zelfontwikkeling te stimuleren”, zegt Wessel, waarop Sylwin het afsluitende woord heeft: “Uiteindelijk voel ik me gewoon het meest artistiek verbonden met deze twee heren hier.”