Eén van de speciale releases van de aankomende Record Store Day is de LP Utreg Punx. Op dat verzamelalbum brengt Erik ‘Spinvis’ de Jong de punkbeweging van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig in zijn thuisstad Utrecht onder de aandacht. Zelf speelde De Jong in die periode in Blitzkrieg, The Duds en Hi-Jinx. Wij spraken over die belangrijke periode in de Utrechtse popgeschiedenis met Harry Haakman, die van zijn zestiende tot zijn twintigste achtereenvolgens in de Lullabies en Rakketax speelde. Veertig jaar nadat hij er middenin zat, kijkt Haakman met hernieuwde trots én verwondering terug op die intense en vormende periode die in sneltreinvaart weer voorbij was.

Lullabies

“Het was een enorme revolutie voor mij”, vertelt Haakman als we hem naar die periode vragen. “Ik had gewoon mijn eigen leven en werd opeens deel van een scene. Die scene ontstond door de Lullabies. The Duds met Spinvis waren al wat eerder. Dat het bam gebeurde, dat was met de Lullabies. En daar zat ik opeens in. Ik weet eigenlijk nog steeds niet waarom ik in die band zat”, lacht hij. Zestien jaar was hij en hij woonde nog bij zijn ouders in Oog In Al. Haakman speelde toen net een jaar gitaar en had pas een half jaar een elektrische.

De punkscene kende hij toen al een beetje. In het Centrum Werkende Jongeren had hij bijvoorbeeld al The Duds gezien, met daarin Erik de Jong. “Dat was één of andere gesubsidieerde ruimte aan de Oudegracht. Daar speelden The Duds dan voor anderhalve man en een paardenkop. Mijn vriend Niels, die later ook in de Rakketax speelde, was er ook bij. ‘Wat is dit voor iets raars’ dacht ik gelijk.” Op dat moment was hij ook al bij het optreden van The Ramones in RASA geweest, met Talking Heads in het voorprogramma. Ook The Boys had hij al zien spelen op het Janskerkhof. “Dat was heel indrukwekkend. We hadden niet het gevoel dat zoiets in Nederland ook kon, die bands waren zo ontzettend goed. Daar zijn we veel te knullig voor, dachten we. Hier hadden we nog van die jongerencentra waar ze de hele plaat In A Gadda Da Vidda van Iron Butterfly draaiden. Dat je zelf zoiets kon maken, was totaal niet denkbaar. Bij The Duds had ik dat gevoel eigenlijk ook nog niet.”

“Mensen die ons in het Muziekcentrum hebben gezien, weten dat nu nog, juist omdat we zo’n vreemde eend in de bijt waren”

Haakman weet misschien niet precies meer waarom hij in de Lullabies terecht kwam, maar wel dat het deels te maken had met die show van The Duds. Op een vrijdagmiddag raakte hij bij het uitzendbureau aan de praat met Lex Vermeend, die hij bij die show van The Duds had gezien. Een week later zat hij in de band, de week daarop was zijn eerste optreden en een paar maanden later stonden ze in Muziekcentrum Vredenburg. “In een week had ik het hele repertoire geleerd. Dat waren iets van dertig nummers. De songstructuren waren redelijk overzichtelijk, moet ik wel zeggen. De week daarna speelden we in De Baas, in juni 1979. Dat was in de zomer dat ik van vier naar vijf havo ging. In het jaar dat ik in de Lullabies speelde, deed ik eindexamen en kwam ons gezin in zwaar weer terecht. Hoe ik dat allemaal voor elkaar heb gekregen, snap ik nog steeds niet.” 

Waar hij eerder nog dacht dat zoiets in Nederland niet zou kunnen, veranderde dat met de Lullabies. Dat was opwindend en heel veel mensen vonden het ook leuk. “Het was een soort vrijheidsgevoel. Als je die opnames van het Muziekcentrum ziet… Op een gegeven moment is iedereen gewoon een ander nummer aan het spelen. Het is één grote puinhoop. Geweldig! Heel veel mensen zijn ook een band begonnen door de Lullabies. Mensen die ons in het Muziekcentrum hebben gezien, weten dat nu nog, juist omdat we zo’n vreemde eend in de bijt waren. De meeste andere bands deden hun best om keurig akkoorden te spelen en zo”, lacht Haakman. “Daarna waren er opeens allemaal nieuwe bands die ik nog niet eerder had gezien. De Lullabies waren een soort katalysator.”

Na een intensief jaar waarin ze één tot twee keer per week speelden, stopte Haakman met de Lullabies. “Mijn bandgenoten waren veel ouder dan ik, een jaar of vijf”, legt hij uit. “Die kwamen uit een hele andere sfeer, een andere wereld. Die periode was voor een hoop mensen een overgangsfase waarin er in korte tijd veel gebeurde. Een tijd lang vond ik het heel spannend Op een gegeven moment wilde ik echter weer wat met mijn eigen vrienden gaan doen. Zo kwam ik bij Rakketax, de 2.0-versie.”

Discografie Harry Haakman

Lullabies (1979 – 1980)
Met Robin Meyerink (zang), Lex Vermeend (gitaar), Gerben Reyers (bas) en Peanut (drums).

  • Releases
    ‘Holocaust’ op U-Tracks (LP, 1979)
    ‘The System’ op Utreg Punx (EP, 1980)

Rakketax (1980 – 1983)
Met Jeroen Dunselman (bas, drums en zang) en Niels de Hoog (gitaar).

  • Releases
    'Occasion', 'Unifil', 'Status', 'Harpoon', 'Labour' en 'Decadencefloor' op Rakketax (EP, 1981)
    'Work To Live' en 'Rich Punx On Dope' op Parkhof 11-4-81 (LP, 1981)
    'Desert', 'Vacuum' en 'Television Games' op Als Je Haar Maar Goed Zit (LP, 1982)

Harry Haakman is redacteur en tekstschrijver.

Rakketax #1, straatfeest Lunetten te Utrecht (september 1979, foto Buffel).

Rakketax

De eerste versie van Rakketax liep bijna gelijk op met de periode dat Haakman in de Lullabies zat (1979-1980). De band bestond toen uit gitarist Jeroen Dunselman, zangeres Frederieke ‘Fretje’ Nijenhuis, bassist Gerard ‘Koekie’ Kollaard en diens broer Tjako Kollaard op drums. Later voegde Haakmans beste vriend Niels de Hoog zich als gitarist bij de band. Toen Tjako Kollaard vertrok, is Haakman op zeventienjarige leeftijd in een korte periode gaan drummen. Vrij snel daarna waren Dunselman, De Hoog en Haakman met zijn drieën over. Omdat De Hoog al gitaar speelde, gingen gitaristen Dunselman en Haakman afwisselend bassen en zingen of drummen. “De eerste helft van de set baste en zong ik, en daarna wisselden we om. Dat is natuurlijk waanzin. We wilden eigenlijk liever gitaar spelen en een beetje zingen, maar op een gekke manier werkte het wel.”

Rakketax schreef bijna elke week één of meerdere nieuwe liedjes. Dat gebeurde vooral thuis, op een kleine Vox-versterker. “Ik speelde wel 4,5 uur per dag gitaar. En ook altijd teksten schrijven, bassen en drummen, waarvan dat laatste gewoon op boeken. In mijn huis en vooral bij Jeroen thuis. Af en toe konden we oefenen in een kraakpand. Er waren verschillende mensen die oefenruimtes hadden die ze verhuurden. Het was heel klein, dus je speelde altijd over andere installaties. Simpel gewoon, dat was het leuke.”

Op weg naar het Anti-NAVO-festival op Texel, georganiseerd door de zusjes Aarts, met onder anderen leden van Cavia’s, Cold War Embryo’s, Know-Vibbs en Rakketax #2 (februari 1981, foto Marcoen Vermeulen).

Na het behalen van zijn examen schreef Haakman zich in voor de School voor de Journalistiek, maar hij werd twee keer uitgeloot. Om de tijd te overbruggen deed hij uitzendwerk. Muziek was echter het belangrijkste voor hem. “Dat is nog jaren zo geweest. Die band was gewoon het allerbelangrijkste. Daar dacht ik ook altijd over na, altijd bezig met teksten en andere dingen.” De Hoog zat al op de Rijksacademie in Amsterdam en Dunselman in eerste instantie nog op het Atheneum. “Het was voor mij belangrijk om iets creatiefs te doen. Ik was eigenlijk degene die er de meeste tijd voor had. Maar Jeroen schreef ook veel nummers, we gingen zo’n beetje gelijk op.

De tweede versie van de Rakketax was een aparte band. Ze speelden weinig in Utrecht, maar wel veel met de ‘grotere’ Nederlandse punkbands als Nitwitz, The Ex en De Straks. Er was een landelijke scene die elkaar hielp. Met The Ex speelden ze veel door het hele land en met Nitwitz ook in België. In Rotterdam kwamen ze in het Kaasee. Ook muzikaal wilde de Rakketax zich ontwikkelen en niet blijven hangen in het punkkader, dat bijna een keurslijf was geworden. “We hadden toch een beetje een wat artistiekere inslag, denk ik. Een soort post-punk. We wilden dingen proberen en niet in het idioom blijven hangen. op een gegeven moment werd het te eenvormig.”

“We hadden niet de erkenning van een enorm publiek of een platenmaatschappij die in je gelooft, maar daardoor was het wel heel oorspronkelijk.”


In die periode verscheen ook de Rakketax-EP (die zes nummers telt). De opnames waren bij Dolf Planteijdt van de legendarische studio Joke’s Koeienverhuurbedrijf. De plaat zelf werd in België geperst. De twee oplages van vijfhonderd stuks waren ze snel kwijt, maar hoe dat precies ging weet Haakman niet helemaal meer. “Volgens mij verkochten we ze zelf en gaven we een doos aan The Ex en aan de Rondos. Boekhandel De Rooie Rat verkocht ze ook. Je had in Utrecht nog geen platenzaak die dat soort dingen verkocht, die kochten alleen maar vooraat in bij de groothandel”, aldus Haakman. “Op de één of andere manier hebben de platen hun weg gevonden naar de mensen, ook in het buitenland, maar ik weet het niet meer te reconstrueren. Het ging heel snel, dat weet ik nog wel.” Veel ging via The Ex, die een soort winkeltje bij hun optredens hadden. “Die hadden het allemaal goed geregeld en waren ook echt zelfstandig. Ze waren ook wat ouder dan wij, diep in de 20. Toen die single uitkwam was ik 18. Daar sta ik nu nog van te kijken. Met The Ex zijn we ook nog naar Italië geweest, onder andere naar Bologna en Milaan.”

De tweede versie van Rakketax heeft drie jaar bestaan. In de zomer van 1983 stapte Hoog uit de band. Daarna is de band nog een jaar doorgegaan met Aart Schroevers (nu deel van Blue Grass Boogieman) als drummer. “Dat was echt een oefenruimteband, ook al ken ik die al heel lang. We maakten wel goede nummers, maar op een gegeven moment was het gewoon afgelopen.”

Rakketax #3, Breedstraat te Utrecht, met Aart Schroevers op drums (koninginnedag 1984, fotograaf onbekend).

Vormende periode

Haakmans carrière in Lullabies en Rakketax was een vormende periode. “Elke week optreden, soms twee keer per week. Het was een enorme overgang. Ook het volwassen worden, ontmoetingen met allerlei interessante mensen, enzovoort.” Na het stoppen van de Rakketax kreeg het ‘normale’ leven de overhand. “Dat werd wel lastig, want dingen als werken of studeren waren gewoon minder leuk. Ik had al zoveel dingen meegemaakt en zoveel dingen gedaan die zo opwindend waren. Ik moest daardoor wel echt mijn best doen om goed te studeren. 

“Maar het was ontzettend leuk dat we het muziek maken zo klein konden doen, gewoon vanuit de jongenskamer. Het was daardoor heel eigen. We hadden niet de erkenning van een enorm publiek of een platenmaatschappij die in je gelooft, maar daardoor was het wel heel oorspronkelijk. Dat is iets wat ik altijd heb meegenomen: dat je je niet moet laten imponeren door de grote jongens. Dat je je eigen ding moet doen en dat het gaat om de creativiteit, de ideeën. Dat is veel belangrijker dan het grote ding dat er achter zit.”

De laatste jaren maakt Haakman weer muziek, maar nu vooral voor zichzelf. Ook is hij begonnen met het digitaliseren van fotonegatieven die in die periode zijn gemaakt. In die beelden ziet hij vooral een intensiteit. “Als ik mezelf op die foto’s bekijk, zie ik dat ik er echt in geloofde. Wij allemaal eigenlijk. We zaten helemaal in de muziek en geloofden in ons eigen ding. Ik vind het echt verbazingwekkend hoeveel mensen daarnaar staan te kijken en hoe iedereen is uitgedost. Het is echt zo’n moment van ‘toen gebeurde dat’ en het voelde destijds ook heel logisch. Een hoop van die mensen zijn later ook iets creatiefs gaan doen. Het is een state of mind, dat je iets maakt. En dat hoeft niet per se muziek te zijn.”

UTREG PUNX livestreamevent

12 juni vanuit dB’s

Ter ere van de release heeft Robbert Bleys een punkumentary samengesteld over de roerige domstad aan het eind van de jaren ’70, begin 80. Deze wordt om 20.00 uur ingestart via de socials van dB’s. Daarna is er live vanuit de zaal (en ook op de socials) een symposium over dit fenomeen met diverse gasten van toen en nu. Het panel wordt gemodereerd door Erik de Jong (Spinvis en destijds lid van de Utrechtse punkbands Blitzkrieg, The Duds en Hi-Jinx).

Het panel wordt uit elkaar gespeeld door de jonge Utrechtse punkband NO BRAINS (gemiddelde leeftijd 15) waarna dj Open Ruggetje, aka Jos de Groot en frontman van Coitus Int., de avond afsluit met een dj-set.