Het was sowieso een mooie Delftse muziekavond, omdat deze avond ook het gerenoveerde Jazzcafé Bebop haar deuren weer opende. Erg lang waren de deuren niet dicht, maar het is toch fijn dat we er weer elke woensdag terecht kunnen voor een dosis jazz. De authenticiteit van een oud bruin café is gelukkig nog altijd aanwezig, maar het kan zichtbaar langer mee. Helaas zijn we te laat voor het ROA Organ Trio. Alhoewel jazz expert Sebas ook niet mee was, dus we kunnen beter doorgaan naar Steck. Want daar staat Where Siberia Ended al klaar.
Where Siberia Ended zagen we eerder bij Woodsteck en daarna zijn we, met name ondergetekende, fan geworden. Toen zeiden we over hun muziek: 'een mix van Soundgarden, Editors en Snow Patrol'. En daar staan we eigenlijk nog steeds wel achter; de band heeft immers ook niet ineens een geheel ander repetoire natuurlijk. Ten opzichte van dat optreden staat de band er wel een stuk vertrouwder bij. Zo snel kan dat dus gaan, het Steck podium kent al geen verrassingen meer en ze ogen als een doorgewinterde band. Toch deelt zanger Eddie Neilson ons mee dat er wel degelijk zenuwen aanwezig zijn en demonstreert dat met een trillerig handje. Als logisch gevolg komt er een slokje whisky achteraan.
The Clocks Keep Ticking en met elke voorbijgaande minuut wordt het ook een stuk drukker en warmer binnen. Wie wil weten hoe warm het op het podium is, hoeft alleen maar te kijken naar het voorhoofd van gitarist Joeri. Dat mede gitarist die karakteristieke muts van hem ophoudt, is eigenlijk knetter gek. Het doet Eddie besluiten 'Hot in herre' in te zetten van Nelly. Die zullen ze natuurlijk niet echt spelen, maar het geeft nog maar even de ontspannenheid van de band aan. We luisteren verder naar het prachtig 'Save Yourself'. Voor afgesloten wordt met 'Rise Again', het vlaggenschip van het album 'Dead End City', moet de band ook even voorgesteld worden. Eddie weigert zichzelf voor te stellen: 'je stelt toch niet jezelf voor'. Waarop Thijs in valt: 'ja dat kan ik me in jouw geval wel voor stellen'.
Tussendoor vragen we ons af of we jongens uit Lyon, Last Train niet moeten interviewen. Ik spreek niet zoveel Frans, dus dat wordt veel Je ne comprend pas. Waarop me erop gewezen wordt dat ze in het Engels spreken: 'of dacht je dat ze geen idee hadden wat ze zingen?' Gelukkig zijn m'n mede redactieleden altijd ijzerscherp. Tot een interview komt het uiteindelijk niet.
Goed, Last Train dus. Ik heb eigenlijk geen goede ervaringen met laatste treinen; ze komen altijd te laat en op een tijdstip dat je denkt, was zo lang door feesten nou eigenlijk wel nodig? Dat is verre van een voorbode van het optreden dat we straks mogen aanschouwen. Ten eerste is de band mooi op tijd vertrokken vanuit Groningen en keken ze zelfs al aandachtig mee naar Where Siberia Ended. Ten tweede zullen we geen spijt krijgen dat we hiervoor zijn gebleven.
Wie de instrumenten even weg denkt, zou geloven dat deze avond georganiseerd is by order of the Peaky fookin Blinders. Vooral zanger Jean-Noël Scherrer zou zo één van de Shelby broertjes kunnen zijn; lange jas, colbertje en een opgeschoren hoofd. De band heeft ook duidelijk Britse invloeden, zo komt het qua geluid - van keiharde rock n' roll, naar dan weer gevoelige ballads en dat alles in sneltreinvaart (pun intended) - in de buurt van Britse bands als Royal Blood en Nothing But Thieves, bands die niet geheel toevallig ook in het voorprogramma stonden van MUSE. Maar het is moeilijk te zeggen want er schemert ook een beetje Cage the Elephant of The Raconteurs doorheen - Amerikaanse bands. Het stemgeluid van Scherrer is prettig nasaal zoals de Britse Liam Gallagher of de Zweedse Kristian Matsson (van Tallest Man on Earth). Laten we het maar gewoon Frans noemen, of sterker: Last Train.
Het stevige drum en gitaarwerk krijgt bijval van de energie van de band. Scherrer duikt regelmatig het publiek in en klimt op een gegeven moment zelfs een tafel op in het midden van de zaal. Met zijn overweldigende solo, trekt hij het publiek mee in zijn onttembare energie. Wat wel nodig was, want het was af en toe rumoerig in de zaal. Met het publiek mee, kan de band daarna de overgangen van hard (Way Out) naar gevoellig (The Idea of Someone) weer naadloos in elkaar over laten gaan. Daarbij constant aanscheurend tegen de grenzen van een klein podium zoals dit. Het vraagt erom af en toe even in je arm te knijpen. Want wie de ogen sluit, waant zich even in een grotere stad dan Delft. Last Train blaast je letterlijk en figuurlijk helemaal weg. Het was een ondelftse avond in Steck. Hopelijk niet de laatste.