Het is op zich al een klein avontuur om op bezoek te gaan bij Jurgen Veenstra. Hij woont in een woonwagenkamp; het is zoeken waar zijn wagen precies staat als je er niet bekend bent, het beste is om hem te bellen wanneer we op het terrein arriveren. Zodra we hem hebben gevonden blijkt hij een hartelijk gastheer te zijn. Zijn sterke koffie smaakt robuust en terwijl de regen op het dak klettert en de kachel voor een zacht - haast ritmisch - achtergrondgeluid zorgt, luisteren we naar zijn verhalen. We graven flink en beginnen dan ook bij het prille begin.
"Ik groeide op in Zweeloo, in Drenthe. Op zondagmiddag werd er wel zo nu en dan muziek gedraaid door mijn ouders, maar vaak ook niet. Als ik denk aan de muziek die dan wel werd gedraaid, dan kom ik al snel op Nana Mouskouri, Abba, The Cats, Jim Reeves en John Denver. Veel muziek kwam er dus niet langs bij ons, hoewel mijn vader zich later ontwikkelde als zanger in Byzantijnse koren, opvallend genoeg."
"Zelf speelde ik piano, maar ik wilde een gitaar. Mijn ouders vonden het echter beter voor mijn muzikale vorming dat ik piano speelde. Ik heb me eigenlijk nooit echt voor het instrument geïnteresseerd, het zal wel nuttig geweest zijn. Ik herinner me vooral een enorm naar patchouli riekende lerares en haar hond, liggend aan mijn voeten onder de piano. Het arme dier kreeg regelmatig een epileptische aanval als ik speelde. Het was een heftig gezicht: tanden bloot, een hoop schuim op de bek en stuiptrekken maar. Mijn lerares stopte de hond dan een afgekloven bot in de bek en ik moest vooral doorspelen."