Support act Whipster start de show met een mooi, indrukwekkend en vooral láng intro dat begint op de drums. De heren nemen hun muziek serieus en verspillen geen woorden aan het welkom heten van het publiek. Dat hoeft ook niet, met de focus op de muziek komt het contemplatieve karakter ervan beter tot zijn recht. Als de bas en elektrische gitaar zich bij het ritme van de drums voegen ontaardt het geheel in een tumult van hypnotiserende undergroundrock. De schreeuwerige zang van Peter van der Heide doet wat aan dat van wijlen Keith Flink van de Prodigy denken. De rozepaarse lichten hullen het podium in een magische gloed. Als de band Dreaming inzet verschijnt Anja de Boer van PartiBoi met een tamboerijn op het podium om de zang voor haar rekening te nemen. En tijdens het spelen van A perpetual Longing neemt zanger van Avery Plains Jurgen Veenstra de microfoon over. Ondertussen gaat de rest van de band los op de instrumenten en houden de dreunende akkoorden het gloomy optreden prima overeind.
Dark indierock en noisy gitaarpop, het past goed bij elkaar. Daarom staan vertolkers van beide genres Whipster en Avery Plains vanavond samen in Vera. Gezamenlijk brachten ze de dubbelsingle A song of my own rising / A perpetual Longing uit. Twee wat duistere rocknummers, die goed passen binnen de sound van beide bands. In de grote zaal geven ze een boeiende show, vol instrumentale rockepisodes met strakke drumpartijen. Het publiek is onder de indruk, en kijkt boeiend toe hoe de oude rockers vol overgave op het podium staan.
Contemplatieve undergroundrock
Onverwachte soundcheck
Als Avery Plains even later het podium betreedt gaat het eerste liedje van een leien dakje. Daarna is er iets mis met de versterker en last de band een kleine pauze in om het technische probleem te verhelpen. “Dit was de soundcheck”, grapt zanger Jurgen Veenstra. Even later pikt de band de draad weer op met stevige rocknummers die iedereen mee zingt. De band heeft zichtbaar plezier op het podium en speelt net als Whipster lange, instrumentale stukken die draaien op een strak ritme, even voorspelbaar als een stationair draaiende auto met een volle accu. Het strakke, psychedelische geluid doet hier en daar wat denken aan de jarennegentigrock van Eels. De band laat een stuk knap uitdoven, om het nummer na een korte stilte alsnog tot een goed einde te brengen. De mannen gooien op het podium bovendien hun ziel en zaligheid in de strijd en zorgen daarmee voor een ruig en dynamisch optreden. Wat meer variatie in het optreden had geen kwaad gekund, na een uur is het nieuwe eraf. Maar zeker op nummers als Smells Like Trombone kost het geen enkele moeite in de vibe om mee te gaan en te genieten van de noisy gitaarpop die Avery Plains maakt tot de band die het is.