Ga op avontuur! Sniester is een eigenzinnig festival en dat vraagt dus om een eigenzinnige aanpak. Wij stuurden onze redacteuren op pad om op hun eigen houtje het festival te ontdekken. Gister hoorden zij gitaarmuziek, zochten naar 'te gekke plekken' en gingen op zoek naar echte blues en americana.
De blues achterna.
Het is heet op de Grote Markt. De Sniestercrew heeft zijn best gedaan om er wat moois van te maken. Het is in ieder geval niet te missen dat er vanavond een festival is. Of tenminste iets met een kat. Terwijl Niko op het buitenpodium de lome bezoekers die hun drankjes in de zon nuttigen vermaakt, bekijken wij het programmaboekje. Zoveel acts om uit te kiezen. We kunnen niet alles zien, dus keuzes worden gemaakt. Vanavond hebben we zin in rock, blues en americana. Cirkels worden gezet: Navarone, Mitch Rivers, Jim Jones, The Swamp Shakers, The Graveltones en The Dawn Brothers. Kom maar op.
Natuurlijk bestaan plannen er om gewijzigd te worden en aangezien Navarone pas om kwart over negen begint, lopen we eerst de kleine zaal van Paard binnen om Lucky Fonz III aan het werk te zien. Wat we horen zijn infantiele teksten gebracht door iemand die het meer van zijn enthousiasme moet hebben dan van zijn muzikale kunnen. We zijn klaar om weg te gaan als het kwartje valt. Tussen de regels van de ogenschijnlijk eenvoudige teksten valt zoveel meer te horen. Eigenlijk is dat nummer over het feit dat Fonz een muis is best poëtisch. En nee, niet alles is zuiver, maar zijn spel is effectief en er zullen vanavond weinig artiesten zijn die zo sympathiek zijn en het publiek zo bij het optreden betrekken als Lucky Fonz. Uiteindelijk verlaten we toch de zaal om naar Navarone te gaan, maar wel met een lach op ons gezicht.
De weg naar de grote zaal is kort. Paard programmeur Henk Koolen legt uit dat de band die zo het podium zal betreden is vernoemd naar een film over grote kanonnen: The Guns of Navarone. We maken een mentale notitie om die een keer te gaan kijken, want een klassieker met veel schieten klinkt niet verkeerd. Maar Navarone dus. De band speelt rock. Met gitaristen die wijdbeens op hun Gibsons hun lekkere riffs de zaal door jagen en een zanger met de nodige galm op zijn stem. Niet verkeerd, en het lijkt er op dat we af en toe zelfs met ons hoofd bewegen. Desondanks wint de nieuwsgierigheid naar Mitch Rivers het uiteindelijk van het na een tijdje toch niet al te spannende Navarone, dus we trekken erop uit naar de kelder van de Grey Space, ook wel bekend als de vetste locatie van dit festival. Daar pakken we stiekem een stukje Mitch Rivers mee.
Terug naar Paard. Of Het Paard. Whatever. Daar wordt de aandacht getrokken door een hele dikke fuzzbas en Jim Jones die samen met zijn Righteous Mind de temperatuur in de kleine zaal nog verder doet stijgen. Hier staan stoere mannen die zweten, schreeuwen, tieren en hun instrumenten mishandelen. Dit is rock ‘n’ roll zoals het hoort. We vinden het bijna jammer dat we halverwege weg moeten, maarja, we hebben nou eenmaal een plan gemaakt en daar moet je je natuurlijk aan houden.
Op naar de Gekke Geit voor The Swamp Shakers. Buiten is de temperatuur aangenaam en nu het donker aan het worden is, ziet de Grote Markt er prachtig verlicht uit. Als we bij de Griek afslaan blijkt het enorm druk te zijn bij de Gekke Geit en we passen er niet meer bij. Anticlimax. Van buiten ziet het optreden van The Swamp Shakers er gezellig uit, maar wij besluiten even af te koelen in Gaycafe De Pink. Hoewel, afkoelen. We gingen vandaag voor rock en americana, maar de lekkere dansliedjes van DJ’s Lau Lau en Madame Jeanet zijn een fijne afwisseling na al die gitaren. De eerste danspasjes zijn een feit, alleen beseffen we onderweg naar de Rootz dan we zijn vergeten om aan de performer te vragen hoe comfortabel een broek gemaakt van ballonnen is.
De Rootz dus, want daar spelen The Graveltones. Voor het ongeoefende oog staan er op het podium twee rednecks waarvan er een gitaar speelt en de ander niet weet hoe hij een drumstel op moet zetten. Desondanks verandert onze mening over drummer Mikey Sorbello van ‘hij doet dat best aardig’ naar ‘episch’, want ondanks de onconventionele opstelling ramt de man die eruitziet alsof hij net van het strand komt de meest lekkere beats uit zijn kit. Maar we zijn niet bij The Graveltone maar The Graveltones, en samen spelen de heren lekkere vuige bluesrock als The Black Keys of Kaptana. Zelfs op de trap wordt gedanst.
Onze strict geplande avond met de nodige verrassingen loopt op zijn eind. Wat nog rest is het Paardcafe waar The Dawn Brothers hun opwachting maken. Hoe vaak hebben we de temperatuur al genoemd in dit stuk? In ieder geval één keer te weinig, want bij The Dawn Brothers verandert het Paardcafe in een zwetende massa die na afloop van het optreden schreeuwt om meer. Luister anders even naar ‘Milk Truck’, die staat op YouTube. Wij wachten wel. … ... Daar begon het kwartet dus mee. En dat was nadat de soundcheck al een uiterst vermakelijke funky jam was. Het beste optreden van de avond! Van de optredens die wij gezien hebben dan.
Tevreden lopen we naar buiten. In de Grote Zaal van Paard. Of Het Paard, whatever, kunnen we nog even de laatste energie eruit beuken bij Bazzookas en dan is het klaar voor vandaag. In ons t-shirt lopen we naar huis, want het is nog steeds lekker buiten, benieuwd wat morgen gaat brengen.
Gitaarbandjes!
Sniester is ook niet schuchter om gitaarbandjes te programmeren, echte gitaarbandjes. Met acts als Palmsy, Pip Blom en Canshaker Pi heeft het festival de volgende generatie Hollands gitaargeweld weten te boeken. Wij trokken langs een reeks garage en indiebandjes. Vereiste? Akkoorden en liedjes die je na een tijdje mee kan zingen. Ga met ons mee op reis.
Voor ons, en met ons velen, begint de avond bij Palmsy. De band rondom wonderkind Morris Brandt – die we ook kennen uit Radio Eliza – maakt britpop zoals we het al jaren kennen maar dan toch net wat anders. Als de Arctic Monkeys in hun vroege dagen een liefdesbaby hebben verwekt bij The Wombats zou Palmsy best dat kind kunnen zijn. Met een vrolijke sound en veel branie openen zij Sniester in The Rootz. Het publiek is al met aardig wat mensen toe komen stromen en als dan ook nog blijkt dat de bassist jarig is blijkt het feest helemaal compleet. Op een gegeven moment waagt de band zich zelfs aan tenenkrommend slechte grappen, dat was niet nodig geweest maar zolang de muziek vrolijk is heeft het publiek het uitstekend naar haar zin.
In het Paardcafé mag La Corneille de avond aftrappen. Dit lijken een hoop mensen vergeten te zijn want de zaal staat nog relatief leeg. De muziek van de act is het best te beschrijven als een jazzy versie van Mumford and Sons, met name de snik in de stem van de zanger doet denken aan die van Marcus Mumford. Op zich zit het allemaal goed in elkaar en de aanwezigen lijken het ontzettend naar hun zin te hebben, helaas is het niet gewaagd genoeg om echt te kunnen boeien.
De Zwarte Ruiter heeft dit jaar de twijfelachtige eer om zichzelf de warmste locatie van het festival te noemen. Het zweet komt nog net niet van het plafond af druppelen en de aanwezigen mogen zichzelf met recht bikkels noemen omdat ze de benauwdheid trotseren. De eerste act hier aanwezig is Animal House. De eerste reactie die de muziek oproept is dat er goed geluisterd is naar de beginselen van de punkmuziek. Zowel The Kinks als The Who lijken van groot belang te zijn geweest in de akkoordenprogressies die de band neerzet. Wel is dit alles in een nieuw jasje gestoken. Naarmate de set vordert lijkt iedereen de klamheid van de ruimte te vergeten en wordt er met volle teugen genoten.
The Grey Space Basement bevindt zich iets buiten het festivalterrein en kan daarom gemakkelijk gemist worden. Dit is zonde want het is bij uitstek de “undergroundste” locatie van het festival. De kelder lijkt zich uitstekend te lenen voor elke harde rock/metalshow of voor housefeestjes waar de Chicagoscene de boventoon voert. Mitch Rivers begint toch een stuk later dan gepland in de eerder beschreven locatie. Misschien komt het omdat muzikanten het niet zo nauw nemen met voorgeschreven tijdschema’s maar het zou ook kunnen liggen aan het feit dat de zaal nog angstvallig leeg is. Nadat de band een aantal eerste nummers ten gehore heeft gebracht wordt het langzaamaan drukker, sterker nog er blijken echte fans in de zaal te staan die een mopje meezingen. Als er tegen het einde van de set een akoestisch nummer wordt gespeeld is de hele ruimte muisstil wat een zeer indrukwekkende sfeer creëert.
Op de Grote Markt lijkt het alsmaar drukker te worden. Betalende bezoekers lopen van podium naar podium en de clandestiene niet-betaler geniet van de sfeer en probeert her en der een flard muziek mee te pikken van buitenaf. Buiten Gaycafé de Pink (het nichtje van de September) staan de rokers hun laatste stukje long mee te zingen met de muziek van binnen en de niet roker waagt binnen een dansje. Tegelijkertijd staat in de Zwarte Ruiter Canshaker Pi. De band is al bevestigd voor Lowlands komende zomer en dat lijkt weinigen te zijn ontgaan want het publiek is met hordes tegelijk aan komen drommen. Ondanks dat het slecht verstaanbaar is en de Ruiter onderhand twee millimeter zweet op de vloer heeft liggen vinden er vanaf het derde nummer al moshpitts plaats.
In het Paardcafé staat Pip Blom; een naam die we steeds vaker op affiches tegen komen. Met lieve popmuziek met een ruige omlijsting weet ze de volle aandacht van de zaal te trekken. Sterker nog, het publiek scandeert van tijd tot tijd “Go Pip!”, iets wat door de band in dank wordt afgenomen.
Bartek begint om middernacht in de sauna die de Zwarte Ruiter heet. Ten opzichte van Canshaker Pi is er minder publiek maar de moshpitts zijn desalniettemin aanwezig. De afwezigheid van publiek is wellicht te wijten aan het feit dat The Jerry Hormone Ego Trip in de kleine zaal van het Paard speelt. Deze band die Nederlandstalige punk maakt is misschien het bekendst omdat zanger Jerry Hormone tijdens een optreden in Friesland een pomper op zijn neus kreeg tijdens een liedje over Jezus van Nazareth. De behoefte om de charismatische zanger nogmaals een tik te verkopen lijkt bij niemand aanwezig, zeker gezien een blessure met zijn agressieve manier van bewegen slechts een kwestie van tijd lijkt. Dit neemt niet weg dat het voor ons een uitstekende afsluiter van de eerste dag Sniester was en dat we vol energie naar huis trokken om morgen met goede moed nieuwe avonturen te beleven.
Te gekke plekke
Sniester wordt elk jaar groter. Dit jaar zijn er weer een handvol podia bijgekomen of ingewisseld voor oude, zoals: De Blauwe Kamer, The Grey Space Basement en Club Seven. Plekken waar je niet zo snel heen zou gaan, maar als je er eenmaal bent zie je daar die ‘te gekke band’. Bij het kiezen van de route worden alle afwijkende locaties omcirkeld. Laten we daar vanavond eens gaan kijken.
Op vrijdag begint de route bij de Grey Space Basement met Haagse legendes Cooper. De kelder is uitermate geschikt voor loeiharde en ongure acts. De eerste act Cooper kan al op aardig wat bekijks rekenen. “Ik zie Chris niet. Kan Chris even hier komen?” Met deze woorden begint het Haagse punktrio. Flauwe punkhumor of had Chris er bij moeten zijn? Hoogstwaarschijnlijk het eerste, want als bassist Eddy tussendoor moet stemmen wordt er beweerd dat de beste man dat nooit doet. Hah. De zaal staat slechts halfvol, maar buiten worden de eerste festivalgangers al geweigerd. De maximumcapaciteit is bereikt, dat belooft wat voor de rest van de avond.
Op de weg terug naar de grote markt blijkt dat er in De Gekke Geit in het kader van Sniester een paar acts geprogrameerd staan. De bar naast een jeugdhostel heeft LOLA geprogrammeerd. De twee dames maken de crossover tussen Destiny's child (doen ook een cover) en traditionele singer-songwriter. Met die eerste vergelijking bedoelen we echt de zang. Wat een kracht, Hannah en Suzie hadden gemakkelijk onversterkt kunnen spelen. De songs gaan voornamelijk over “manipulerende jongens”, maar komt af en toe uit een onverwachte hoek. Tegen Wilders bijvoorbeeld: ‘Stop'.
Op een steenworp afstand is de Sniesterbus te zien. Of is dat nou de befaamde tourbus van de Bazzookas? In opwachting van het optreden in het Paard later vanavond schud de band de Grote Markt op. De opwekkende ska van de Bazzookas past goed op de Grote Markt. Lichtelijk chaotisch, onverwacht en brutaal. Aan een bejaarde festivalganger vraagt frontman Bazz: “wie is nou jouw vriendje?”.
Het kan dus wel: bands programmeren in Club Seven. Wablief? Wie had gedacht dat de eerste act Jacle Bow perfect zou passen in Club Seven? De Club kent namelijk een doordringende houtgeur en oogt als een bierschuur. De combinatie met de rock ’n roll van Jacle Bow is een uitstekende match. Daar komt bij dat het geluid tegen verwachting toch best fijn is. Ten slotte laten de Belgen zien dat backdrops uit de tijd zijn. Twee speakers in de vorm van een oude beeldbuis met de bandnaam erop. Dat zouden meer bands moet doen. Het grootste nadeel is dat dit toch echt de minst bezochte plek van het festival is. Slechts een handvol Sniestergangers zijn erbij.
Van alle bijzondere locaties is de Uno toch een teleurstelling als je eenmaal het uitzicht op Niko hebt gezien vanaf buiten. De act is vanaf de grote markt goed te volgen. Zo goed zelfs dat je af gaat vragen of het niet mogelijk was geweest om de ramen open gooien en er een soort buitenpodium van te maken. Eenmaal binnen klinkt de pientere garagerock met een new wave rand van Niko toch wat suf. Het geluid is niet helemaal op niveau, terwijl het optreden zelf meer dan prima is.
Naast de Grote Kerk is de Beergarden gelokaliseerd. De Beergarden is een waar zweethol, wat mogelijk komt door de excentrieke stuiterelectro van Bfake. De van oorsprong Afrikaanse act brengt al snel de vergelijking Jack Parow meets Die Antwoord op. Niet zo heel gek, want de simpele teksten variëren van obsceen en onbedoeld grappig: “fuck you in the back” tot enerverend “I know I got it”. Een vreem feitje: frontman PinKi heeft het VOC logo getatoeëerd. Kortom een uitgesproken vreemd optreden. Wel lekker.
Nadat er is bijgekomen van Bfake brengt de ‘Te Gekke Plekke’ route ons naar De Blauwe Kamer. Een kleine zaal boven de Hoender en Hop waar Rätt N FrikK bezig zijn. Het duo is nog steeds dezelfde groep van een aantal jaar geleden. De muziek is gehuld in pop samples en een mengelmoes van dubstep en trap. De Blauwe kamer is een toplocatie om een feestje op te zetten, alleen begint het er veel te vroeg. Dan komt er nog bij dat na een kwartier tijd de meeste bezoekers niet meer naar binnen mogen. Het gaat er zo hard aan toe dat het optreden vroegtijdig moet worden afgekapt. De vloer zou het niet meer houden, dus besluiten de twee een toegift te geven met een zittend publiek.
Wanneer we terugkeren naar de Beergarden en het zweet van de vorige act zijn weg naar buiten heeft gevonden is daar The Gwoof. Met onder andere Rudeboy (ex-Urban Dance Squad). De uitwerking van deze band is ongeveer die van de Suicidal tendencies met een hammond orgel. De kekke dansmoves van Rudeboy slaan goed aan bij het publiek, dat zich op zijn beurt genoodzaakt voelt om mee te doen. De band voert bijvoorbeeld een in speed doordrongen cover op van Sabotage van The Beastie Boys. Dan valt het kwartje; eigenlijk is de band gewoon een doldwaze coverband.
Om de dag goed af te sluiten wordt er besloten om toch maar eens die grote zaal van het Paard op te zoeken. Hier sluit de Bazzookas af. De band is ooit begonnen als kruisbestuiving tussen de crossoverband VanKatoen en de skankers van The Palookas. De groep houdt van chaos, vooral frontman Bazz kan er wat van. Bij aanvang van het optreden: “jullie zijn toch niet moe hé, watjes!”. Later spoort de frontman een concertganger aan om van het eerste balkon te crowdsurfen en haalt hij concertgangers over om te circlepitten “kom de circle pit in, lachen man”. Tot slot nodigt Bazz het halve publiek uit om op het podium te gaan skanken en wordt gepoogd om de strikte ingeplande tijd wat te rekken. Het mag duidelijk zijn dat de heren er zin in hebben. Een bevredigende afsluiter van een fantastische eerste Sniesterdag.
Sniester: 26, 27 en 28 mei. Op en rond De Grote Markt en het Paard. www.sniester.nl