Hmmmm, poeh, tjonge.… wat is toch dat oergevoel dat Temple Fang weet aan te boren in die geweldige psychedelische rocksongs? In welke staat belanden die gasten in songs die vaak wel twintig minuten duren, en soms zelfs drie kwartier? Wat stoppen ze in die bloedmooie verstilling, in de gierende pentatonische gitaarfreakouts en in de bedwelmende riffs? Moeilijke vragen, vindt Dennis Duijnhouwer (49). Hij zoekt naar woorden, komt er niet helemaal uit, begint wat te pruttelen over ‘communicatie met elkaar en het publiek’…
…is het een soort trance, misschien? Of is dat een stom woord? ‘Nee, dat klopt wel. We hebben de band opgericht na een psychedelische ervaring die gitarist Jevin en ik hebben gehad. We zijn met een sjamaan met ayahuasca gaan werken. Dát gevoel is heel bepalend geweest. Die psychedelics, het is niet alleen maar trippy. Het is emotioneel, je jeugd flitst voorbij, je ziet dat je relatie niet goed is, je krijgt een hele heftige confrontatie met jezelf. Ik denk dat dát in die muziek zit. Het moet mensen boeien, maar het moet ze ook meeslepen in een soort emotionele trip. In de highs en lows die je ook met psychedelics hebt. Je bent eerst een uur misselijk. Als je je daar doorheen ploegt, krijg je pas de payoff. En op het eind.. weet je wel… dan beland je in het licht.’
Die ayahuasca-ceremonie heeft Duijnhouwer gered. Echt waar. Anders stond-ie nu misschien nog steeds bij Muiderpoort zijn pijpje te roken (‘want daar was ik letterlijk beland’), voor het statiegeld blikjes uit de vuilnisbakken vissend om z’n volgende high te bekostigen. Het lukte hem de smeulende puinhoop die zijn leven was geworden achter zich te laten (daarover straks meer), en het antwoord op al die shit was Temple Fang.