Een underground-band is een klein wonder, aldus Dennis Duijnhouwer. Hij kan het weten, hij heeft alles al eens helemaal fout gedaan (touren tot je kapot bent, verslaafd aan de speed en met knallende ruzie uit elkaar) maar met Temple Fang probeert hij nu geen spoor van destructie meer achter te laten. Dit weekend presenteert de psychedelische rockband z'n debuutplaat op Roadburn. 'Er staat echt iets op het spel, je geeft er iets voor op. En mensen vóélen dat ook als ze je zien spelen.'

Hmmmm, poeh, tjonge.… wat is toch dat oergevoel dat Temple Fang weet aan te boren in die geweldige psychedelische rocksongs? In welke staat belanden die gasten in songs die vaak wel twintig minuten duren, en soms zelfs drie kwartier? Wat stoppen ze in die bloedmooie verstilling, in de gierende pentatonische gitaarfreakouts en in de bedwelmende riffs? Moeilijke vragen, vindt Dennis Duijnhouwer (49). Hij zoekt naar woorden, komt er niet helemaal uit, begint wat te pruttelen over ‘communicatie met elkaar en het publiek’…

…is het een soort trance, misschien? Of is dat een stom woord? ‘Nee, dat klopt wel. We hebben de band opgericht na een psychedelische ervaring die gitarist Jevin en ik hebben gehad. We zijn met een sjamaan met ayahuasca gaan werken. Dát gevoel is heel bepalend geweest. Die psychedelics, het is niet alleen maar trippy. Het is emotioneel, je jeugd flitst voorbij, je ziet dat je relatie niet goed is, je krijgt een hele heftige confrontatie met jezelf. Ik denk dat dát in die muziek zit. Het moet mensen boeien, maar het moet ze ook meeslepen in een soort emotionele trip. In de highs en lows die je ook met psychedelics hebt. Je bent eerst een uur misselijk. Als je je daar doorheen ploegt, krijg je pas de payoff. En op het eind.. weet je wel… dan beland je in het licht.’ 

Die ayahuasca-ceremonie heeft Duijnhouwer gered. Echt waar. Anders stond-ie nu misschien nog steeds bij Muiderpoort zijn pijpje te roken (‘want daar was ik letterlijk beland’), voor het statiegeld blikjes uit de vuilnisbakken vissend om z’n volgende high te bekostigen. Het lukte hem de smeulende puinhoop die zijn leven was geworden achter zich te laten (daarover straks meer), en het antwoord op al die shit was Temple Fang. 

inhoud niet beschikbaar

We kunnen de inhoud van deze embed niet tonen, omdat deze strijdig is met de door jou gekozen cookiesettings.

cookiesettings aanpassen

Een rock 'n roll-nachtmerrie in Los Angeles

Temple Fang dus, een sensationele band die al sinds 2019 internationaal toert en een stel uitstekende live-platen uitbracht, en nu eindelijk aan een studio-album toe is. Lifted From The Wind verschijnt volgende week, de band presenteert het dit weekend alvast met een show op Roadburn, het walhalla voor heavy muziek waarvoor mensen van over de hele wereld naar Tilburg vliegen. Het festival heeft hun smaak totaal gevormd, vertelt Duijnhouwer. Gitarist Jevin de Groot en hij gaan ook al sinds 2005 naar Roadburn. ‘Zonder kaartje. We gingen gewoon voor de deur van 013 zitten wachten totdat er een band langskwam die we kenden. “Zal ik die versterkers effe voor je sjouwen?”’ Een bulderende lach. ‘Zo sneakten we dan met de amps van Sunn O))) naar binnen.’ 

Roadburn is bepaald geen festival met gehaaide marketing. Festivaldirecteur Walter Hoeijmakers is ook niet uit op de grootst mogelijke winst, maar een man die compromisloos zware, vaak loeiharde en soms wonderlijk mooie muziek een podium geeft. 

En dat was precies de vibe die Dennis als jonge muziekliefhebber ooit nodig had. Op zijn achttiende was hij vanuit Gorinchem naar Los Angeles verhuisd, vertelt hij. ‘Mijn excuus was dat ik daar zou gaan studeren aan een soort rockschool. Dat was eigenlijk helemaal niks, maar ik ben als kiddo zes jaar in Los Angeles blijven hangen. Een hele onverantwoordelijke move die ik niemand zou aanraden. Na de gouden jaren tachtig was Hollywood veranderd in een soort graveyard aan bands, het was de laatste snik van de traditionele music biz. Het was een hele akelige tijd, heel grimmig. En dat heeft zoveel impact gehad op mij, als 18-jarige met een rockdroom. Ik was ongevaarlijk, groen als gras en kon zo chillen met allerlei grote bands. Ik ontmoette de zanger van Rage Against The Machine, die de waarheid achter z’n band vertelde: ze konden niet meer met elkaar in één ruimte zijn. “I hate those fucking guys.”’ 

Nog zoiets: ‘Ik kende een jonge band die door Rick Rubin was opgepikt. Ze mochten in een mansion in de Hollywood Hills gaan wonen, die ene waar Red Hot Chili Peppers Blood Sugar Sex Magik hebben opgenomen. Dan kwam ik op een feestje en stond daar een geweldige backline met vintage Gibsons… Wauwwwww. Ze hadden het in mijn ogen helemaal gemaakt. Maar toen ze te lang over hun plaat deden en het klimaat veranderde? Toen dumpte Rick Rubin ze, werd de kraan dichtgedraaid door het label en stonden ze op straat. Letterlijk. Zes maanden later zag ik die gasten bedelen op Hollywood Boulevard.’

Terug in Nederland zag hij een scene waar hij zich wel thuisvoelde, een losgeslagen, antikapitalistische gemeenschap van punkholen. Gewoon in een busje stappen, in kraakpanden in heel Europa spelen, overal op de bank crashen, zelf een netwerk opbouwen. ‘Ook heel heftig, maar het gaf in ieder geval een ander perspectief: muziek maken met je vrienden, mét idealen. Niet met de instelling: “We moeten hier rijk en beroemd van worden.” Nee, muziek als levenskeuze.’

Zo ontmoette hij ook Jevin, een imposante getatoeëerde gast uit Californië. ‘Zijn ouders waren echte Deadheads die The Grateful Dead achterna reisden, in de baarmoeder was-ie al bij zijn eerste show. Hij is in de jaren negentig naar Amsterdam verhuisd en werd de kroonprins van de punkrockscene hier. Hij speelde in de Nitwits, en het klikte meteen tussen ons omdat we allebei óók The Grateful Dead en Frank Zappa vet vonden, super-openminded.’ 

Dennis Duijnhouwer

Temple Fang

Een explosieve cocktail van slaapgebrek, stress en speed

Jarenlang speelde Dennis ‘in kutbandjes waarmee het niks werd’, maar in 2014 lukte het voor het eerst om op Roadburn te spelen, en meteen drie keer, met de bands Mühr (met ook Jevin in de gelederen), Death Alley én een gelegenheidsproject met gitarist Oeds Beydals. Dat zou een formatief jaar blijken: een maand eerder had Selim Lemouchi zelfmoord gepleegd, het brein achter de invloedrijke en occulte rockband The Devil’s Blood en spil van de scene. ‘Hij was in onze kringen de leider, de grote man met visie. Hij liet zien dat je iets magisch kon doen met rockmuziek, en dat daar transformatie bij hoorde. Voor die band was hij gewoon een gezellige Eindhovense gast die “BIER!” schreeuwde, met een puntige gitaar. Maar ergens heeft hij een switch gemaakt, hij wist zijn muziek te laden met magie en commitment, no compromises. All or nothing. Leuk hoor, in een bandje spelen, maar als je echt iets wil bereiken, dan moet je daar iets voor opgeven, opofferen. Daar is alles wat wij nú doen ook uitgekomen.’

Die editie van Roadburn bleek de kickstart voor Death Alley, de bronstige en swingende hardrockband waar Dennis basgitaar speelde. Al direct ging het ze voor de wind, maar éígenlijk belandde hij onbewust in de val waar hij als achttienjarig snotjochie in Los Angeles juist zo van was geschrokken: te snel te veel willen, internationaal succes najagen, jezelf totaal kwijtraken in een explosieve cocktail van speed, slaapgebrek, gekte. ‘We hebben tien jaar in drieënhalf jaar gepropt, in die tijd zeker 350 shows gespeeld. Dan kom je op het punt dat je het overzicht in je leven kwijtraakt, je bent na drieënhalf jaar nog steeds op dezelfde tour. En we hebben alles fout gedaan dat we fout hadden kunnen doen. Getekend bij een groot label, jezelf alle kanten op laten trekken en duwen, de boeker was ook de manager…’

En drugs speelde een belangrijke rol in de band, ze snoven zich een ongeluk en niet voor niets hadden ze een cover van Hawkwind’s ‘Mötorhead’ uitgebracht met als artwork hun eigen bandlogo in speed. ‘Dat was echte speed, ja. Want als we Lemmy ooit zouden ontmoeten, dat singletje aan hem zouden geven en hij zou vragen: is dat speed? Dan kom je niet weg met: “Eh, nee, dat is bakmeel.” In die tijd leefde-ie nog, het had gekund. En ik was ook echt wel verslaafd. Dat werd mijn copingmechanisme. Als we dan twee of drie weken thuis waren na een lange tour, ging ik gewoon door alsof ik nog op tour was. Dan stapte ik twee weken later de bus weer in en had ik nog steeds dezelfde kleren aan. Je gaat denken dat je creatief wordt van drugs, van coke, speed of whatever. Maar dan gaat je muziek over speed en coke…’

Temple Fang

'Ik heb het leven vanuit de verkeerde hoek bekeken'

In die periode werd Dennis ‘steeds arelaxter’, een soms onuitstaanbare gast die ‘altijd nee zei terwijl de rest ja zei’. ‘Er waren allerlei machtsstrijdjes binnen de band, veel ego’s.’ Dus werd hij uiteindelijk uit de band gekickt na een uit de klauwen gelopen discussie: de groep kreeg een aanbod voor een mega-nightliner-tour van 35 shows, maar de drummer kon de laatste paar shows niet, en Dennis weigerde simpelweg met een inval-drummer te spelen. Het leidde tot een pijnlijke, publiekelijke break-up. ‘Ik had alles opgeofferd voor die band, en nu had ik niks meer. Ik had een kapot huis, ik had geen werk. En ik merkte dat mijn close vrienden me begonnen te vermijden.’ Maar Jevin, de gitarist met wie hij altijd bevriend was gebleven, zei hem: dit is het beste dat je had kunnen overkomen. ‘Want jij had het echt verschrikkelijk gevonden om over 10 jaar dat album nog te moeten spelen.’

Dus probeerde Dennis af te kicken. Hij ging naar Narcotics Anonymous. En ten einde raad zocht hij uiteindelijk met Jevin zijn heil in een ayahuasca-ceremonie, een zeer psychedelische, hallucinogen drank waar je hallucinaties en visioenen van kunt krijgen, die vaak ook voor spirituele doeleinden wordt gebruikt. ‘Ik had alles geprobeerd… dus dan maar in een wit gewaad met een groep in een bakje kotsen. Het is geen magic bullet, hoor, en ik ben geen fan van de yoga-influencers en FvD-stemmers die ook aan dit soort spiritualiteit doen…. Maar in een paar sessies is mijn wereldbeeld veranderd. Ik keek op één manier naar mijn problemen, en opeens had ik er een nieuw perspectief op. Ik heb behoefte aan een band zonder einddoel. Met de stroom mee, in plaats van die te willen controleren. Mijn beeld van rock ’n roll was: no rest for the wicked. Altijd blijven volhouden. Maar ik had het allemaal fout, ik dacht precies verkeerd om. Bij sommige mensen heet dat een midlife crisis, bij mij was het: ik heb het leven helemaal vanuit de verkeerde hoek bekeken. Ik moet van die dwangmatige controle af en geen berg willen beklimmen. Daar heb ik het niet gevonden, daar word je niet gelukkig van.’

Dus met Temple Fang wil hij het anders doen. ‘Ik wil niet meer vanuit ego werken. Ik kom uit de school van “fuck it man, let’s go!” Geef alles op voor de band. Fuck je werk, fuck je relatie. Met Death Alley heb ik een spoor van destructie achtergelaten, een verbrande wereld. Maar ik zie inmiddels dat dat niet de manier is om een band te leiden. Het is lastig, hoor. Want touren wordt duurder, hotels in Duitsland zijn twee keer zo duur geworden, je moet ook je crew betalen, en je kan er geen echte baan naast hebben als je in Temple Fang zit, máár je kan er ook niet van leven.’

Daar gaat ‘The River’ op een bepaalde manier ook over, het zinderende 20 minuten durende openingsstuk van Lifted From The Wind. ‘Het gaat over een relatie tussen twee mensen die onder druk komt te staan, maar het is een metafoor voor de band. Een underground band is een klein wonder, het is een onmogelijke opgave. Je moet met z’n allen allemaal tegelijkertijd op dezelfde tijd op dezelfde plek zijn met dezelfde attitude. En toch doen we het elke keer weer: een plaat maken, met een busje rondreizen, door Europa heen.’ Kortom: voor Dennis is het leven in een band geen kattepis. Als rock ’n roll-muzikant sta je op een bepaalde manier buiten de maatschappij. ‘Voor ons is dit niet zomaar je beroep. We zijn fucking outlaws, er staat echt iets op het spel, je geeft er iets voor op. En mensen vóélen dat ook als ze je zien spelen.’

meer rock