‘Ik weet het nog goed’, zegt Thomas Mars, frontman van de Franse popband Phoenix. ‘Ik moet een jaar of zeventien geweest zijn en ik liep met Phoenix-collega Christian langs het Louvre. We keken naar het immense gebouw met al die kamers en vroegen ons hardop af: er moet toch wel een ruimte voor ons zijn, ergens daar binnen? Al is het maar een bezemkast, 10 m2, we tekenen ervoor.’ Meer dan twintig jaar later is het zover. Het befaamde Franse kunstbolwerk ging in verbouwing, en de ruimtes die normaal gesproken verhuurd werden voor modeshows en andere chique gelegenheden, werden ter beschikking gesteld aan allerlei kunstenaars. Dat is best wel een big deal, vindt Thomas Mars. ‘We mochten zelfs akoestische aanpassingen doen, want de ruimte was natuurlijk helemaal niet geschikt om op te nemen.’
Zelf woont Mars alweer vijftien jaar aan de andere kant van de wereld, in New York, met zijn vrouw, de filmregisseur Sophia Coppola. Hij belandde er een paar jaar na 9-11, toen de stad weer opkrabbelde na de dreun van de terroristische aanslag. Phoenix is een generatiegenoot van New Yorkse bands als The Strokes, Interpol, Yeah Yeah Yeahs en LCD Soundsystem, een opwindende scene die gedocumenteerd worden in het boek en de film Meet Me In The Bathroom (binnenkort te zien op IDFA). ‘Wij hadden intussen onze eigen scene in Frankrijk, met Daft Punk, Cassius en AIR. Of scene, het was niet zozeer gecentreerd rond een venue of andere fysieke plek, we waren veel meer verbonden door een mentaliteit. We maakten onze muziek in onze eigen slaapkamer, geholpen door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van opname-technologie. Het was met name Daft Punk dat ons liet zien dat alles mogelijk was. Zij openden de deur, en dat betekende ook voor ons de ontsnapping.’