Eerlijk is eerlijk, zo gek was het niet dat John Beltran in 1996 dacht dat techno wel zo’n beetje zijn langste tijd gehad had. Hij groeide op in Lansing, een klein stadje anderhalf uur ten westen van Detroit, dus hij zag het eind jaren tachtig allemaal van redelijk dichtbij gebeuren, maar na een paar jaar die dwingende kicks raakte hij zelf de magie wel een beetje kwijt. Ach, acid house kwam en ging, rave sloeg nieuwe wegen in, jungle kwam op en Rotterdam was ineens het centrum van de dancewereld met niet te stoppen oermuziek die ze daar gabber noemden. Iedereen bereidde zich voor op de volgende stap. En voor John Beltran was dat: een vrijwel kickloos techno-album, Ten Days Of Blue.
Niet dat John Beltran ooit echt tot de kern van de technorevolutie behoorde. Verwissel hem niet met die bijna-naamgenoot Joey Beltram (die m is echt een n) uit New York, maker van classics als ‘Energy Flash’ en ‘Mentasm’. Nee, deze John Beltran was altijd al een beetje een buitenstaander. ‘De verhalen die je kent over die eerste jaren van de techno kloppen’, vertelt Beltran. ‘De pioniers hadden de game op slot. Derrick May, Kevin Saunderson, later mensen als Carl Craig, die mannen hadden de feesten, die heersten in de clubs. Je kwam daar niet zomaar tussen. Zelfs iemand als Richie Hawtin moest echt knokken om binnen te komen, en dat deed hij door in een andere club zijn eigen ding op te zetten. Het was uiteindelijk wel Carl Craig die mijn ingang werd. Hij bracht mijn eerste plaat, ‘Aquatic’, uit op zijn eerste label. Dus dankjewel, Carl. Het werd een underground sensatie en gaf me naam.’
Wat doe je als Dekmantel Festival je 25 jaar na release vraagt een van je klassieke albums te komen uitvoeren? Dan zeg je: ‘sure’. Ook als je zoals John Beltran eigenlijk nooit live optreedt en als dj op het podium liever naar de grond staart. Het wordt een flashback naar de eindeloze mogelijkheden na de krater die techno sloeg in Detroit.
Ouderwets handwerk
Het leidde tot een album in 1995 op het Europese label R&S en daarna dus de plaat waar het op Dekmantel straks om draait. ‘Wat die plaat voor mij betekent? Heel veel! Als ik er nu naar luister schiet me weer te binnen hoeven uren er in zaten. Het is echt handwerk. Alles wat je hoort heb ik zelf gespeeld, de beats, de arpeggio’s. Tegenwoordig zou je dat niet meer zo doen. Zet je je hand op een toets, dan ontstaat meteen een arpeggio, maar zo ging dat niet. Ik ben een stuk luier geworden dan ik toen was. Het is een emotioneel album. Ik zat midden in een break-up. Inderdaad, zoals de titel al zegt ben ik er een dag of tien stuk van geweest, dat was het dan wel weer. Ik zat in die tijd lekker in mijn vel. Ik had een prima leventje, was 26 maar in mijn hoofd al 35. Nu ben ik 53 en wil ik ook graag weer 35 zijn. Maar ik was niet boos, ik deed mijn eigen ding en probeerde het ultieme liedje te maken.’
Liedje, ja, want Ten Days Of Blue mag dan instrumentale elektronische muziek zijn, Beltran luisterde vooral veel naar organische muziek. Muziek die je misschien niet verwacht bij een producer onder de rook van Detroit. Neem een… Enya. Of nog zo’n anti-hippe naam: Sting. ‘Sting niet cool? Daar durf ik wel over in discussie te gaan hoor. Hij had in die tijd net het album Ten Summoner’s Tales uit, en daar spelen de meest waanzinnige muzikanten op mee. Ja, ik heb inderdaad een ‘adult orientated rock’ kant aan me. Ik viel in die tijd ook voor - geloof het of niet - Julio Iglesias, de Spaanse crooner. Die had het album Calor en daarop specifiek het nummer ‘Lia’. Als je daar goed naar luistert hoor je een ambientproductie met een lichte Spaanse gitaar. Al dat soort invloeden zoog ik in me op, de textuur van wereldmuziek, jazz.’
Zo werd Ten Days Of Blue een onnavolgbaar album vol flikkerende elektronica, met gebroken ritmes en noten die aan alle kanten om je heen fladderen. Melancholisch ja, maar toch vooral heel rijk en mooi en met een open blik op de toekomst. Natuurlijk lijkt het helemaal niet op Sting of Julio Iglesias, maar doet het veel meer denken op de nieuwe vooruitstrevende sounds uit Engeland, van onder meer Aphex Twin en The Black Dog, want ook daar luisterde Beltran naar. Het is muziek die je niet dwingt te dansen, maar die ergens toch wel degelijk verwant voelt aan de dansmuziek uit Detroit. Precies zoals Barker twee jaar terug een album maakte zonder kickdrums dat toch voelt als een Berghain-plaat. Juist de afwezigheid van de kick zorgt dat je dingen hoort waar je anders helemaal niet op let, en dat leverde in 1996 een nieuwe blik op de techno op die een kwart eeuw later nog steeds relevant aanvoelt.
Playboy
Destijds, in de 90s, heeft Beltran er nooit mee opgetreden. Het leverde hem ook geen dj-gigs op, want draaien heeft hij ook nooit heel veel gedaan. Om eerlijk te zijn staat hij sowieso liever niet op het podium. In zijn agenda zie je dan ook vooral lokale gigs op bescheiden locaties, met af en toe een tripje naar Zuid-Amerika of Japan, waar Beltran doorgaans heel andere dingen laat horen dan hij op Dekmantel zal spelen. De laatste jaren maakt hij bijvoorbeeld volop latin-achtige house, op het randje of over het randje van cheesy. Al maakte hij voor het Amsterdamse Delsin label ook een paar prachtige ambientplaten. Indrukwekkende muziek, maar ja, ook niet echt geschikt voor de dansvloer. In Europa komt hij zelden. Sterker nog: in al die jaren is John Beltran pas één keer in Amsterdam geweest. ‘Dat was in het jaar 2000, op uitnodiging van een vriend van me, Willem Baars. Die boekte met op een Playboy feestje in Nederland. John Digweed draaide in de grote zaal, ik in de kleine.’
Maar toen Dekmantel hem net voor de pandemie benaderde om hun lievelingsalbum Ten Days Of Blue op het podium tot leven te wekken zei Beltran dus zonder er bij na te denken: ‘Sure.’ ‘Ja, haha, dat zei ik, ik weet ook niet waarom. Nee, ja. Kom maar op, ik heb er zin in. En als het me bevalt ga ik misschien wel voor één laatste run aan optredens. Ik heb allemaal nieuw Placid Angels materiaal dat nog uit moet komen, misschien krijg ik daar de geest wel voor. Steely Dan hield ook nooit van optreden, en op latere leeftijd kregen ze er ineens geen genoeg van!’