Al tien jaar is Rats On Rafts een darling van de Rotterdamse underground en een vaste waarde in de Nederlandse muziek. Toch moest de band de laatste jaren veel moeite doen om tot album nummer drie te komen. Een gesprek met David Fagan over de grillen van Mark E Smith, maatschappelijke ambities en waarom hij nooit Rotterdam uit ging.

Rotterdam. Tien jaar geleden werd de tweede stad van Nederland vaak nog grauw en lelijk genoemd, maar ergens in de afgelopen jaren is dat veranderd. Wanneer precies? Zou het de grandeur zijn van dat nieuwe station, dat magnifieke hoge plateau, dat fonkelt in de winterzon? Is het de boulevard waar je op stapt als je naar buiten loopt, breed en uitnodigend, terwijl de moderne hoogbouw op je neerkijkt? ‘Dit is de enige echte stad van Nederland’, zeggen mensen die hier tien jaar geleden nog niet dood gevonden wilden worden. Of zijn het de culturele broedplaatsen die je in de stad kunt vinden, de plekken waar creatieve mensen het beton overwoekerd hebben met kleurrijke muurschilderingen?

Hoe het ook zij: aan het bedrijventerrein in Rotterdam noord waar postpunkband Rats On Rafts onderdak heeft gevonden, is de renaissance van de havenstad voorbij gegaan. We hebben het over het uiterste puntje van noord, eigenlijk al buiten de stad. Je bent al voorbij de A20, voorbij Hilligersberg, hebt vliegveld Zestienhoven links laten liggen, en dan ligt daar ineens een grauw, betonnen bedrijvenpark. Kookstudio 23, schreeuwt je tegemoet vanaf de snelweg. ‘Het lelijkste plekje van Rotterdam? Nou, Rotterdam heeft wel meer lelijke plekken hoor’, zegt David Fagan. De frontman van de band geeft een kleine rondleiding door het gebouw. ‘Er zit een kookstudio, een leverancier van ecoproducten, een fietsenzaak. En wij zitten in de kelder. De vliegtuigen vanaf Zestienhoven vliegen hier zo laag dat ze het pand bijna aanraken. Ik schrok me de tering toen ik dat voor het eerst zag, maar het pand is in 1967 zo neergezet dat het geluid buiten bleef.’

Hij praat er met liefde over. Met dezelfde liefde als waarmee gitarist Arnoud Verheul de locatie van een eerdere oefenruimte vastlegde op de hoes van het nieuwe album, Excerpts From Chapter 3: The Mind Runs A Net Of Rabbit Paths. Je zou aan de hand van de krijttekening denken dat het flatgebouw aan de Oostmaaslaan heel kleurrijk is. In werkelijkheid is het een grijs blok beton. Ook daar zaten de Rats in de kelder, zoals het hoort. ‘Daar zaten we onder een makelaar’, vertelt Fagan. ‘Het is echt een gave flat, vooral met dit perspectief.’ Hij vervolgt: ‘We hebben overal in Rotterdam gezeten, ook een keer in het puntje van de haven, op het oude terrein van Van Lieshout. We hadden daar geen toilet, maar tijdens werkuren konden we de keet gebruiken van het bedrijf. Wij lieten dan het raampje open staan, zodat we in het weekend met een barkruk naar binnen konden kruipen. Dat was nogal een psychologisch ding: je komt daar op een koude, regenachtige zaterdag aan, en als je dan ook nog niet eens kunt plassen...'

Het is het lot van een undergroundband: van de ene naar de andere kelder, van het ene naar het andere uithoekje van de stad. Maar David Fagan put er een zekere romantiek uit. Sterker nog: hij vindt dat juist die uithoeken waar niemand om geeft raken aan de ziel van de stad Rotterdam. ‘Vooral de grauwe buurten uit de jaren zestig begin ik steeds meer een essentieel onderdeel van de stad te vinden. Ze zijn dat jammer genoeg steeds meer weg aan het halen. Wij zijn een stad die opgebouwd is na de oorlog. We hebben ontzettend veel te danken aan het bombardement, het is de blauwdruk geworden van het leven in de stad. Neem het centrum. Na de oorlog was het idee dat het centrum - naar Amerikaans model - alleen nog maar bedoeld was om te winkelen of uit te gaan. Wonen deed je in de wijken er omheen. Al snel kwam daar protest tegen, maar je ziet het nog steeds. Het is uiteindelijk ook hartstikke kort geleden, die gebeurtenis. Eén voltooid mensenleven.’

David Fagan mag dan een Ierse naam hebben, zijn vader is een rasechte Rotterdammer. Geboren in Crooswijk, een wijk die nauwelijks meer lijkt op de plek waar hij opgroeide. Hij werd geboren in 1953, toen half Rotterdam nog een bouwplaats was. Spelen op de puinhopen was normaal. ‘In Rotterdam werd ook in eerste instantie niet de bevrijding gevierd, maar de wederopbouw. Dat was wat mensen bezig hield.’ Die achternaam - Fagan - dankt hij aan zijn moeder, een Ierse. ‘Ik begon hem te gebruiken rond mijn zestiende. Ik speelde in een band en mensen zeiden: jij hebt echt een Brits accent. Dat zat natuurlijk niet lekker, want Ierland en Engeland, dat ligt gevoelig. Daarom heb ik die naam aangenomen. Ik vond het ook wel passen bij de muziek die we maakten. En die naam stond ergens voor, ik droomde in die tijd veel van weggaan uit Nederland. Ik had het wel gezien, ik was ook gewoon niet zo gelukkig.’

Toch ging hij nooit naar het land van zijn moeder. Sterker nog: David Fagan verliet nooit de stad Rotterdam. In plaats daarvan begon hij een band: Rats On Rafts. Met vier vrienden waren ze. Zo gaat dat nu eenmaal, maar pas jaren later besef je hoe bijzonder en kwetsbaar die dynamiek eigenlijk is. Je bent jong, je wilt allemaal hetzelfde, en het werkt. Rats On Rafts was een sensatie toen ze in 2012 debuteerden met het album The Moon Is Big. Het was een rauwe postpunkplaat met veel drive. Ongepolijst, maar toch ook met een soort hitgevoeligheid. Op hun manier dan. Er kwam een tweede album, Tape Hiss, dat volledig analoog opgenomen én afgemixt was. ‘Arnoud en ik hebben er voor we aan dit derde album begonnen nog een keer helemaal naar zitten luisteren, en ik was aangenaam teleurgesteld in onszelf’, zegt Fagan. ‘Ik dacht: wat we nu gaan doen wordt echt beter.’

Wat hij daarmee bedoelt is dat Excerpts From Chapter 3 gevarieerder is en meer diepgang in het geluid heeft. En dat terwijl de band veel minder sporen gebruikte om op te nemen. Wel kon er eindeloos geschaafd worden. Dat gebeurde in de onooglijke kelder van het gebouw waar we nu zitten. Het is er een bende, maar wel hun eigen bende. Er staan platen, van helden als Pere Ubu en ESG, maar ook een collectie klassieke muziek die iemand er achterliet, en een verzamelaar van Nat King Cole. De studio zelf is ingebouwd in een soort doos-in-doos-constructie, gemaakt van houten panelen en rubber om te dempen. ‘Iemand heeft ons erbij geholpen, maar we hadden natuurlijk weinig budget. Hij heeft ons opgeleid om het zelf te doen. We moesten om de verwarmingsbuizen heen bouwen. We hebben bijna alles gebruikt uit onze oude oefenruimte, een laagje gips hier en daar. Dat zie je straks niet meer als je het schildert. Het is bijna klaar. Het is crappy om te zien maar ontzettend functioneel.’

Het is voor Rats On Rafts cruciaal om een eigen studio te hebben. Een ruimte huren zou een godsvermogen kosten. Zo’n beetje een halfjaar schaafde de band elke dag aan het album. En daar komt nog wat bij: ‘We werken volledig analoog. Ook alle effecten. Onze delay bijvoorbeeld is een echte band-echo. Als je al die apparatuur in moet stellen en weer af moet breken omdat er een andere band in de studio moet, krijg je nooit meer helemaal terug hoe het was. Voor ons was het heel gaaf om alles te laten staan en de volgende dag verder te gaan.’

Excerpts From Chapter 3, fragmenten uit de derde levensfase van de band. Er gebeurde een hoop in die tijd, en dat hoor je terug in de plaat. De band ging op tour naar Japan met Franz Ferdinand en schreef daar het euforische ‘Tokyo Music Experience’ over. 'Die verwijzingen naar de woestijn voeren terug op de bloedhete zomer waar we twee jaar geleden in belandden. Het tweede woestijn-nummer op de plaat is deels gebaseerd op een concert van de decennia-oude Marokkaanse band Master Musicians Of Joujouka, die in WORM speelde. ‘Daar waren we met zijn vieren heen’, vertelt Fagan. ‘Zo’n band die in de jaren zestig nog een plaat opnam met Brian Jones van de Stones. Bijna alle originele leden zijn inmiddels dood, maar ze worden steeds aangevuld met nieuwe. De muzikanten waren allemaal zo stoned als een garnaal, maar toch voelde het alsof je meegenomen werd naar een andere wereld. Dat kan muziek met je doen, en daar ben ik steeds naar op zoek.’

Fagan is altijd op zoek naar nieuwe impulsen. Sommige blijven, sommige verdwijnen weer. En van een enkeling heeft hij in zijn kast een heel vak vol. Van The Fall bijvoorbeeld, de band rond de onmogelijke Mark E Smith. Hij overleed tijdens het maakproces van Excerpts From Chapter 3, en Fagan schreef een ode in de vorm van ‘The Rise And Fall Of The Plague’. ‘Ik was een van de mensen die de microfoon van hem kregen bij dat rampzalige optreden op Le Guess Who?, een paar jaar geleden. Smith zat het hele optreden op een stoel achter de gitaarversterker. Later begreep ik pas dat hij eigenlijk al tien jaar ziek was. Hij had kanker, er werd een nier bij hem weg gehaald, en ondertussen ging hij opgezwollen van de medicijnen toch door met touren. Hij heeft er nooit wat over gezegd.’

Mark E Smith was de spil van een band die in ruim drie decennia meer dan honderd bandleden telde. Hij regeerde en ontsloeg mensen als het hem uitkwam. ‘Hij zocht de grenzen op. Hoe presteert een mens als je hem onder extreme druk zet of uit zijn comfort zone haalt? The Fall bracht zijn eerste plaat uit in 1979. Die band viel uiteen, en toen heeft ie een aantal van zijn roadies aangenomen als muzikanten. Dat werd een soort amateuristische band, die wel prachtige nummers speelde. Maar gaandeweg werd dat een machine, zelfs met twee drummers. Er begonnen kliekjes vrienden te ontstaan, een soort obstructie in de hiërarchie van de band. Na Hex Enduction Hour, volgens velen hun beste plaat, koos hij ervoor iedereen afzonderlijk in de studio uit te nodigen en tegen elkaar uit te spelen. Gewoon om spanning op te bouwen. Dat vind ik interessant. Eind jaren tachtig ging hij te ver, of nou ja, toen had hij te veel drugs gebruikt. Maar die chaos zocht hij vaak bewust op, en de spanning is hoorbaar. Het moest onvoorspelbaar blijven. Dat je denkt: deze plaat is zo goed, de volgende met dezelfde line-up moet ook wel te gek zijn. En dat is dan ineens een heel zwakke plaat.’

Zo wil hij ook zijn eigen band leiden. Misschien niet zo extreem als Mark E Smith dat deed, maar wel altijd op zoek naar de grenzen. En zo is Excerpts From Chapter 3 ook weer een heel album dan voorganger Tape Hiss en debuut The Moon Is Big. Er staat postpunk met drive op, maar je hoort ook koortjes die je nooit eerder bij Rats On Rafts hoorde, en spoken word stukken. Er staan energieke songs op, en ook duistere, die bijvoorbeeld verwijzen naar de struggles waar Rats On Rafts als band mee te maken kreeg. David Fagan wil er niet te veel over zeggen, maar na een jaar of tien, twaalf een authentieke vriendschapsband geweest te zijn, viel Rats On Rafts deels uit elkaar. De drummer verdween van het toneel, en ook de bassist werd vervangen. De pijn die daarbij komt kijken hoor je terug in eerder genoemde ’The Rise And Fall Of The Plague’. ‘Je begint zoiets als hechte groep, als pubers nog. Dat heeft iets speciaals, en dat gebeurt maar één keer in je leven. Het doet pijn, ja, maar ik ga me er niet bij neerleggen.’

En dan komt dat moment dat je tegen de dertig loopt, dat mensen om je heen aan kinderen beginnen en toe zijn aan hun tweede koophuis. Ga je door? David Fagan hoefde er niet over na te denken. ‘De ervaringen die ik met muziek heb opgedaan zijn me veel meer waard dan geld op mijn bankrekening. Niet alleen het maken en uitbrengen van muziek, maar ook het spelen met helden als Pere Ubu, zo’n tour met Franz Ferdinand, met Ariel Pink. Ik leef niet om aan een bepaald beeld te voldoen waar de maatschappij op is ingesteld. Ik zie ook mensen die een hele dure auto hebben, maar die verder niks doen met hun leven. Uiteindelijk ga je dood en is het allemaal niks.’