Luister je nog voor je plezier naar muziek of alleen maar professioneel? Die vraag stellen mensen mij wel eens. Oftewel: als je eenmaal met professionele oren naar muziek luistert, kun je dan nog anders? Nou, nee, natuurlijk, als je eenmaal voor je werk naar muziek luistert, doe je dat altijd met dezelfde oren, wat natuurlijk niet weg neemt dat je er nog steeds plezier aan kunt beleven. Maar wat is dat eigenlijk, met professionele oren naar muziek luisteren? In zekere zin zijn mijn oren helemaal niet zo professioneel, want ik ben zelf geen muzikant, dus ik weet eigenlijk maar verdomd weinig van het maakproces. Ik weet heus wel wat de meest gebruikte synths en drumcomputers zijn, maar hoe ze werken? Voor 3voor12’s gearmaand gaan we daar maar eens verandering in proberen te brengen. Hoe ver kom ik met mijn beperkte muzikale ervaring in een studio die voelt als een snoepwinkel?
In de gearmaand doken we al in de geschiedenis van technische snufjes, baanbrekende instrumenten en vondsten die de muziek verder stuwden. Ik ben thuis bij Max Bedeker, 3voor12 collega, dj en producer onder de naam Riptide. En - niet onbelangrijk - Max is de maker van de tune van De Machine, waarvoor wij altijd veel complimenten krijgen. In zijn studio is een aantal van die hoekstenen uit de popgeschiedenis terug te vinden. Het universum van Max kent zo zijn vaste ijkpunten. Hij zweert bij Muse, hij vindt Daft Punk de ultieme house-act, zou een moord doen voor een job als assistent in de Soulwax studio. En bij kennismaking met zijn eigen studio in Hilversum blijken de signature instrumenten van zijn helden ook bij hem present te zijn. Goed, wat gaan we doen? Er staat hier een hele stapel drumcomputers, basmachines, synths. Alles in connectie met Ableton Live, waar natuurlijk ook de wereld aan plugins in zit. Links op de grond ook nog gitaarpedalen. Meer dan genoeg materiaal dus.
Ze zeggen wel eens dat muziekjournalisten mislukte muzikanten zijn, maar 3voor12's Atze de Vrieze is het bewijs dat dat niet altijd het geval is. Hij deed namelijk nooit een serieuze poging om de gitaar onder de knie te krijgen, schreef nooit een liedje en speelde zelfs niet in een coverband. Het zit simpelweg niet in zijn systeem om muzikant te zijn. Maar lukt het hem om in onze gearmaand een serieuze housetrack uit de apparatuur van collega Max te toveren?
Levende YouTube tutorial
Het idee is dat ik zelf aan de slag ga, maar het is natuurlijk een illusie dat ik al die apparaten direct doorgrond. Daarom beschouw ik Max als een levende YouTube tutorial. En de apparatuur die hier staat vormt het uitgangspunt. In eerste instantie voelt het misschien logisch om een lijstje te maken van dingen die ik mooi vind, en die als uitgangspunt te nemen. Schaamteloze rip-offs maken, prima startpunt van een creatieve carrière. The Stones zijn er ook groot mee geworden. Maar we draaien het om: ik ga kijken waar deze apparaten mij heen leiden. We gaan de klassieke basis van de house gebruiken: een Duitse kopie van de Roland 808 drumcomputer, de echte Roland 303 en 101, en de Roland Juno 106 voor de melodie. Of melodie: dat kaderen we meteen flink af: ik kan geen pianomelodietje spelen, dus we gaan werken met loopjes van een paar noten.
Een beetje dance-track heeft natuurlijk een vast format, een blauwdruk die eigenlijk altijd werkt. Leg een willekeurige Bicep-track op de snijtafel, en je hoort hoe dat gaat: eerst een intro, waarin de basis al aanwezig is, maar nog terughoudend. Niet alles is er, en vooral: niet voluit. In de eerste minuut van de track wordt de textuur steeds rijker en bloeit de track als het ware op. Toch gaat het gas er al snel weer af, met een kleine break - kickdrum weg, waarna de track zijn volle kleurenpalet mag laten zien in een eerste drop. Dan, op ongeveer de helft, zit vaak de ‘lange break’. Wederom haal je de kick weg, creëer je ruimte in het geluid, om vervolgens langzaam maar zeker intensiteit op te bouwen richting een tweede drop, die het onmiskenbare hoogtepunt van de track is. Hier hoor je alle signature sounds van de track, plus een paar special features die je nog niet uit de hoge hoed getoverd had. Het Bicep-format, dat gaan we toepassen op mijn track, als ware het gekleurde blokken. De blokken zijn heilig, de invulling kan nog alle kanten op.
95 bpm
We beginnen bij de drums. Ok, dit kan ik. Op de drumcomputer voer je een patroon in van 16 noten, die als knipperende lichtjes voor je langs schieten. Om het mezelf gemakkelijk te maken stel ik het tempo in op 95 bpm. Dat is een praktische keuze - lekker veel tijd om na te denken - maar direct ook een esthetische. 95 is super traag voor house, maar ik ben een sucker voor muziek met dat tempo. Het is bedwelmend, trippy, als een dj vroeg op de avond met dit tempo begint wil ik er het liefst de hele nacht in blijven hangen. Ik wil zo’n track maken waar je op moet dansen alsof je spaghetti bent. De kickdrum is simpel, die loopt gewoon door. Althans, dat heb ik bij deze besloten. Er zit standaard al iets van effect overheen, niks meer aan doen. Met de rest creëren we een signature sound. Snares natuurlijk, toms, en al snel komen we bij het eerste echt onderscheidende patroontje voor de track: de hi-hats. Ik druk letterlijk razendsnel lichtjes aan en uit terwijl de track doorloopt, en ineens ontstaat er wat met de open en gesloten hats. Vooral als je op het apparaat links van de drumcomputer ook nog een phaser over de hi-hats zet, zodat ze als het ware rond gaan zingen.
Satéprikker
Ok, we hebben een drumbasis, nu aan de slag met de Juno 106, die ook in de meest simpele vorm dienst mag doen in de track. Geen uitbundige melodieën, maar een soort rond waaiende noten. Een loop die ik met een paar simpele ingrepen steeds van intensiteit kan laten veranderen. Dat doe je op zo’n synth het makkelijkst met twee knoppen: frequency en resonance. Het frequency knopje is door Max zo fanatiek gebruikt dat hij afgebroken is, en dus zit ik met een satéprikker te friemelen om hem omhoog en omlaag te schuiven. Het is bizar om te horen hoe groot het verschil is als ik die prikker een paar millimeter omhoog of omlaag schuif, alsof ik hem aan het flossen ben. Soms vliegt ie even uit de bocht en begint ie vrolijk te fluiten, en dan klinkt het zowaar alsof ik echt aan spelen ben. Ok. We gaan dit dadelijk spoor voor spoor opnemen, en dan is het zaak om dit element - dat de hele track te horen zal zijn - goed te doseren. Aan het begin heel subtiel, dan op laten komen. Aan het begin van de grote break eventjes voluit, dan weer helemaal terug en weer opnieuw bouwen. Het is allemaal een kwestie van die twee knopjes open en dicht schuiven.
Space echo
Nou ja, dat is natuurlijk nog maar het begin. Want links staart me nog een heel bord vol gitaarpedalen aan. Space echo, tig soorten delay, een Electro-Harmonix octave generator. Het zijn allemaal effecten die al decennia lang gebruikt worden om geluid te manipuleren, en ik heb geen idee wat ik doe, maar ik ga het spoor dat we zojuist opgenomen hebben nog een keer te lijf met deze pedalen. Meer delay creëert afstand en spanning, een octaaf toevoegen creëert meer intensiteit, en dat kan ik dus goed gebruiken in de grote break.
Dan twee andere klassiekers die zich in elke housetrack thuis voelen: de 101 en de 303, twee bass synths die op elkaar lijken, maar die toch een iets andere klank meebrengen. Zonder de 303 geen acid, en dat kenmerkende geluid wil ik ook in mijn track gebruiken. We gaan op alle twee deze apparaten super simpele patroontjes laten lopen, en die gaan we met elkaar vervlechten. Ook hier zijn het de frequency en resonance die al het werk doen. Houd je die twee helemaal naar beneden, dan hoor je je apparaat amper. Schuif je ze helemaal open, dan ontstaat die kenmerkende hoge fluit die je tot waanzin kan drijven. Goed doseren dus. Ik doe eerst de 303, die zich een beetje bescheiden op moet stellen. Je mag hem horen, hij mag wat toevoegen, maar ik wil niet dat hypernerveuze, het 'Higher State Of Consciousness' effect. De 101 komt er pas iets later in, en die mag vervolgens prominenter worden. Zijn piekmomenten: aan het begin van de grote break, en aan het eind van die break, net na de drop. Daar moet de 101 echt schwung geven aan het geluid. Rechts op de 101 zitten trouwens ook nog een paar schuifjes, met daarbij de letters A, D, S en R, attack, decay, sustain en release. Als ik die allemaal een stukje omhoog schuif aan het eind van de track, maakt de 101 ineens een soort kloppend geluid. Alsof dat soepele baslijntje ineens percussie wordt.
Gerard Walhof
Zijn we er dan qua bas? Nee, want er staat nog een mooi kastje in het rek onder de 101: de Oberheim Matrix 1000. Max staat me uit te leggen wat dat ding doet, het is een MIDI systeem, een synthesizer maar niet zo een met toetsen. Je geeft hem opdrachten via de computer, en stelt vervolgens handmatig met codes een preset in. Deze synth heeft verder ook geen schuifjes of knoppen, dus een sound kan niet geëdit worden. Ik snap er weinig van, maar Max laat met een paar clicks horen welke Daft Punk geheimen deze machine allemaal verbergt, en dan zitten we ineens bij een geluid dat fucked-up en dreigend klinkt. Een soort mysterieuze sublaag die ik wil hebben.
Nog een belangrijke vraag: moet er ook iets van een vocal sample in? Iets uit een liedje? Een herkenbare hook of juist een onherkenbare snippet? Een stukje uit een film misschien? Misschien iets wat je niet zou verwachten, een goed vermomde Anita Meyer sample ofzo. We belanden op de computer van Max - vraag me niet hoe - in een oude voice-over sessie van VPRO coryfee en een van mijn muzikale leermeesters, Gerard Walhof. Tijdens het inspreken van de leader van Lotje IJzermans’ podcast Psychocandy zit Gerard het ritme van ‘Just Like Honey’ te neuriën. Bingo. Meteen een knipoog naar die keer dat Gerard Walhof namens 3voor12 een week lang naar Kraftwerk in Paradiso ging. Boem Boing Tchak! Hoi Gerard, je zit in mijn track.
Een vreemde baby
Ok, we hebben nu de sporen opgenomen en bewerkt, we hebben bepaald welk element waar in de track te horen moet zijn, en hoewel we dus alleen maar werken met loops met steeds dezelfde geluidjes, klinkt het al behoorlijk dynamisch. Nu moet er nog even wat gebeuren in de break. In de basis-elementen gebeurt al heel veel, maar er moeten nog wat accentjes gezet worden. Te beginnen natuurlijk met wat extra snares tegen het eind van de break. Terug naar de 808 dus, om een paar extra ratels in te programmeren, en die vervolgens weer met allerlei delays over de top te jagen.
Dan duwt Max me een gitaar in handen. ‘Hier’, zegt ie. ‘Deze noot moet je vasthouden. En dan moet je met je voet dit pedaal in trappen, heel langzaam, tot de drop komt.’ Fuck me, ik speel gitaar. Wat een onding is dat eigenlijk, met die kutsnaren. Die drumcomputer beviel me wel, maar een gitaar in mijn handen voelt als een huilende baby van iemand anders. Mag ik hem al weer teruggeven? Toch zit mijn ambachtelijke bijdrage wel degelijk in het eindresultaat. De timing is balabberd, het klinkt een beeeetje valsig ook, maar ergens is dat juist wel leuk. Voor mijn gevoel werkt het wel. We houden het er in. Zijn we er dan? Max wil er dolgraag nog een soort ’swoosh’ onder plakken uit zijn sound library. Hij trekt allerlei lasergeluidjes en opstijgende ruimteschepen tevoorschijn, de een nog cornier dan de ander. En toch, precies onder mijn heroïsche gitaarsolo, in de piek van de break, en subtiel weg gestopt in de mix, is het toch een zinnig element in het geheel.
Dan is ie min of meer af. Mijn eerste track ooit. Er deugt vast een heleboel niet aan, maar het is in elk geval officieel herkenbaar als een housetrack. Geschikt voor een after, misschien. Ik zou hem in elk geval wel draaien. Sterker nog: ik vind hem eerlijk gezegd hartstikke goed. Ik kijk uit naar de recensies!