Mei is gearmaand op 3voor12. We vroegen zeven muzikanten naar hun meest dierbare apparatuur, instrumenten met een geheime geschiedenis en gear waar een bijzonder verhaal aan kleeft. Van de gitaar die ooit van Kirk Hammett bleek tot een jarenlang begraven mondharmonica.

‘Ik speelde altijd op geleende elektrische gitaren van vrienden en bandleden. Een van hen had een Danelectro, dat vond ik een heel fijn instrument. Hij had een licht gewicht, en speelde ook vrij soepel. Ik wist: zo’n soort gitaar wil ik. Ik had een heleboel geld gespaard met het inzingen van reclames en dacht: “Hier ga ik een hele mooie gitaar van kopen, ik wil hier niet op bezuinigen.”

‘Zo kwam ik op de website van een Duitse gitaarwinkel uit, waar ik deze oude Silvertone vond. Hij zag er fantastisch uit. Ik wist nog niet hoe hij klonk of voelde, maar ik wist gewoon: deze is van mij. Ik heb hem gemaild dat ik ‘m wilde hebben, en toen belde de gitaarhandelaar me op. “Er is iets dat je moet weten. Ik heb deze gitaar gekocht in een sale bij Kirk Hammett thuis.” Spannend hè? Dat wilde hij niet in de advertentie zetten, hij wilde dat de gitaar zou belanden bij iemand die erop wilde spélen, niet bij een rijke Metallica-verzamelaar.

Luwten met haar Silvertone

‘Zo melig: toen ik hem net binnenkreeg heb ik wel even het begin van ‘Nothing Else Matters’ gespeeld, haha. Op de koffer staan ook echt de naam Kirk Hammett en het type gitaar geschreven, alsof–ie in de coulissen bij de shows klaar stond om aangegeven te worden. Toch kan ik nergens een foto van Hammett met de gitaar vinden. Ik vind het ook niet per se een goede match qua looks met hem, hij past veel beter bij mij.

‘Ik ben nog steeds zot van deze gitaar. Ik kocht laatst een nieuwe, daar heb ik drie keer op gespeeld en nu pak ik die al niet meer op. Bij deze Silvertone voelt het juist zó gemakkelijk, de inspiratie komt als vanzelf. Het voelt echt als mijn gitaar.’

‘In 2002 studeerde ik aan de universiteit van Edinburgh in Schotland. Dat was voor mij een vormend jaar: de drie jaar daarvoor had ik eigenlijk helemaal niks gedaan, ik zat alleen maar op mijn kamer Woody Guthrie en Bob Dylan te luisteren. Ik was een heel lethargische, licht depressieve student. In Schotland veranderde ik van de een op de andere dag: ik werd in het diepe gegooid qua literatuur – dat wakkerde een passie aan qua tekst – en werd lid van de folk song society, een studievereniging rondom folkmuziek. Ik ontplofte van inspiratie en verlangen, viel in de wereld van folk en kocht voor het eerst een gitaar én deze mondharmonica. Ik ben lang onzeker geweest over mijn gitaarspel, ik kan mezelf nog altijd niet als gitarist beschouwen, maar die mondharmonica? Dat klinkt misschien arrogant, maar ik kon ‘m meteen bespelen. Ik dacht: het zijn tien gaatjes, je kan blazen en zuigen, dus met twintig opties moet je het doen. En het scheelt dat een mondharmonica altijd in een toonsoort zit, dus in principe zitten er geen valse noten op. ’s Middags kocht ik hem, ’s avonds stond ik al in een folkkroeg mee te spelen. Het is zo’n expressief instrument, zo dicht verbonden aan je adem. Het voelde voor mij als een ingang in die folkwereld, een manier om samen te spelen, en je kunt hem altijd meenemen.

'Aan het eind van dat jaar was ik een ander mens: ik was overtuigd dat ik singer-songwriter moest worden. En ik ben gevoelig voor symbolische acties, mooie rituelen… Die mondharmonica kon ik niet zomaar weggooien – hij was inmiddels opgebruikt – en ook niet weggeven, dat is goor. Dus ik dacht in augustus 2003: ik begraaf hem gewoon in de tuin van mijn studentenhuis. Ik laat hem daar forever zitten, en mag hem alleen opgraven als ik een ster in de muziek ben geworden.

'Tien jaar later, in 2013, ging ik weer naar Schotland met mijn vriendin Linde met een E. We liepen langs dat huis, en ik dacht weer aan die mondharmonica. Zij zei: je kan dat ding nu wel opgraven, toch? Dat heb ik gedaan, ik wist hem nog precies te vinden. Hij ligt nu in mijn studio als een relikwie. Als ik ernaar kijk, denk ik weer aan die tijd in Schotland, waar de basis is gelegd voor wat ik nog steeds doe. De artistieke idealen van de folkscene zijn ook nog steeds mijn idealen: het gaat om gemeenschap, amateurmuziek, toegankelijkheid en laagdrempeligheid. Het is een goeie reminder.’

Lucky Fonz III op het moment dat hij de mondharmonica in Schotland opgroef

Lucky Fonz III op het moment dat hij de mondharmonica in Schotland opgroef

‘Ik was lange tijd zo’n beetje de enige in Nederland die een 909-drumcomputer verhuurde. Dus elke keer dat techno-grootheid Jeff Mills naar Nederland kwam, ging mijn 909 op pad. Ik ging vaak mee met mijn expertise. Stond ik weer op Lowlands, en kwamen Jeff en zijn manager aangesjokt. Ik maakte vaak een praatje met Jeff, ook al mocht dat eigenlijk niet van de manager. Heel weird. Maar hijzelf is een alleraardigste meneer. De dertigste keer vroeg ik: “Could you sign it for me?” Er zijn puristen die het belachelijk vinden. Met die handtekening zou ik mijn originele 909 hebben “vernield”, hij is in waarde gekelderd. Maar hij is toch niet te koop, ik vind Jeff Mills er vrij magisch op dus ik vind dit hartstikke mooi.

‘Maar mijn mooiste synth? Dat is deze Syrinx, van de Utrechtse bouwer Synton. Ze hadden een winkel bij de Dom waar ik als jonge jongen regelmatig met mijn neus tegen het raam stond geplakt. Het is een monofone synthesizer uit de vroege jaren tachtig zoals bijvoorbeeld de Korg MS-20, maar bij de filter gebeurt iets raars: als je er een beetje mee gaat bewegen levert dat een soort keelklanken op, een heel karakteristiek geluid.

De 909 van Allert Aalders met een handtekening van Jeff Mills

‘Van dit ding zijn er maar 300 gebouwd, daarvan waren de meesten zwart, een aantal blauw en dan nog 20 rooien. Ebay wordt gek als er eentje wordt aangeboden, en ongeveer eens per jaar krijg ik een mailtje: wil je die niet verkopen? Nee, dit is een erfstuk. Ik maakte in de jaren negentig als The Human Beings techno met Bert van der Grift, hij was mijn maatje en beste vriend en is in 2005 plots overleden aan een hersenbloeding. Dit is voor mij veel meer dan een apparaat waar interessante geluiden uit komen. Als ik dit ding tevoorschijn pak denk ik aan Bert, en dat is voor mij een gateway naar allerlei andere herinneringen.’

Synton Syrinx

‘Ik hou erg van oude gitaren, struin het hele internet af op zoek naar mooie dingetjes. Ik heb bijvoorbeeld een Gibson uit 1918, die gemaakt is voor soldaten in de Eerste Wereldoorlog. De Gibson Army Navy, een hele robuuste gitaar. Laatst heb ik ook een Frans gitaartje gescoord van een merk waar ik nog nooit van heb gehoord, maar met zo’n mooi geluid.

Hoe dan ook: eigenlijk vind je nooit ouwe Gibsons op Marktplaats, vaak moet je naar gespecialiseerde winkels en handelaren. En dan betaal je de hoofdprijs. Vintage gitaren zijn kneiterduur geworden, het slaat nergens meer op, ik kan ze niet eens meer betalen. De sport is dus: bijzondere dingen vinden met een leuke prijs. Drie jaar geleden had ik weer eens “gibson vintage akoestisch” ingetikt en daar kwam een gitaar naar boven die eruit zag als een Gibson uit de jaren dertig. Maar de prijs, dat kon eigenlijk niet. Zulke Gibsons beginnen normaal bij 2000 euro, en gaan al gauw naar de tienduizenden euro’s. Deze stond erop voor 1400 euro, dus ik mailde meteen: “Ik kom kijken.” Het was een vaag verhaal: ik kwam in een appartementje op de eerste verdieping van Amsterdam-West bij een man die meditatiemuziek maakte, en hij had een vaag verhaal dat hij de gitaar voor een Engelse vriend verkocht.

Tim Knol met zijn... Gibson?

‘Ik heb wel vaker gitaren gekocht waarmee ik een soort klik had, maar nu… ik weet zelfs nog welk akkoord ik als eerste speelde, een drop D. Het was een match made in heaven, bizar hoe goed hij klonk. Ik ben heel erg geïnspireerd door Jeff Tweedy van Wilco, die heeft een gortdroge gitaar. Veel gitaren klinken “sprankelend”, met veel hoog erin, ik vind dat heel lelijk. Tweedy is juist een mede-mid-freak. Oude snaren, oud hout. Nou, deze gitaar heeft het ultieme Tweedy-geluid. Alsof je op een stuk karton met zes snaren speelt. Klinkt oneerbiedig, ik vind dat te gek.

‘En het bizarre: ik weet dus nog steeds niet wat voor gitaar het precies is. Ik heb hem laten nakijken door Søren Venema van Palm Guitars, rest in peace. Die zei: waarschijnlijk is het een Gibson qua bouw, maar welk type dan precies? Binnenkort stuur ik wat foto’s op naar een Amerikaan die me misschien verder kan helpen. Dat vind ik het leukste: ik heb een heel bijzonder instrument in handen, ongeëvenaard qua toon, en ik ben al drie jaar op zoektocht naar de identiteit.’

‘Veel hiphopproducers werken voornamelijk op hun computer. Ik was er ziek van dat iedereen dezelfde geluiden had, hetzelfde deed. Als ik iets anders wilde? Dan had ik hardware nodig. Dus ben ik synthesizers gaan kopen. Mijn kindjes, hè? Ik heb ze allemaal namen gegeven. De eerste was Synthia, een Yamaha Reface DX. Daarmee heb ik heel Phonak gemaakt en de helft van Professor. Daarna volgden Provensio – een Prophet REV2-8 die ik heb gehaald toen ik bij Ark heb getekend, echt een beast –, Nova, Polly en Djoen-o.

‘Maar laatst heb ik een hele gekke aanschaf gedaan. Oh my god. Ik was voor het schrijverskamp van S10 op Vlieland, en daar was Maarten Vos. Hij is echt een synthwizard, heeft zoveel gekke spullen. Hij had daar een Omnichord liggen. Hij: “Ja man, ken je dit ding?” Ik: “KEN IK DIT DING?!” Ik had er nog nooit eentje in het echt gezien en was meteen verliefd. Het is een soort elektronische harp, in Japan gemaakt in 1986 voor mensen die niet echt muziek kunnen maken. Die ben ik al vijf jaar aan het loeren. Ze zijn heel zeldzaam, nooit officieel in Europa verkocht.

Ik dacht: ik ga NU een oproep plaatsen op Marktplaats. Een maand later kreeg ik reactie van een vrouw ergens bij de Veluwe. Ik zei tegen haar: “250 euro en ik kom hem nu halen.” Dus ik stapte in de auto, anderhalf uur rijden door Nederland. Toen ik aankwam keek ik nog eens op Marktplaats, en inmiddels was er al 500 euro geboden. Maar ik kreeg hem alsnog voor 250 euro mee. “Schat, we hadden toch een afspraak?” Die mevrouw was echt een topper. Ik heb hem nog geen naam gegeven, ik wacht tot het juiste moment om er muziek mee te maken.’

sor met zijn Omnichord

‘Ik hecht niet zo’n grote waarde aan mijn instrumenten. Welk keyboard of gitaar je ook gebruikt, het spel zit in je vingers. Ik was bijvoorbeeld helemaal vergeten dat ik nog een banjo in de Electric Monkey Studio’s had liggen. De eigenaar kwam laatst naar me toe: “Er zijn al hartstikke veel hits gemaakt met die banjo!” Ik ben wel gek op mijn Steinberger, een soort eighties-gitaar die er fucking vet uitziet en niet zo gek duur is. En ik heb op Thomann een knalroze Dean gekocht, omdat we ‘Tweede Kamer’ gingen spelen op televisie. Een roze gitaar, dat vind ik superhard en rolpatronendoorbrekend.

‘Maar een paar jaar geleden heb ik een Fender Jaguar uit 1963 laten overvliegen, ik had hem besteld via Reverb.com, een wereldwijde gear-marktplaats, het walhalla voor de muzikant. Dat was echt mijn kindje geworden, een prachtig mooi instrument met een sixties surf-sound waar ik helemaal gek op ben. Ik kan het niet verklaren, maar ouder hout gaat leven. Speel een willekeurige toon met zo’n oude gitaar, en er zit een soort magie in die klank. Dat hebben nieuwe instrumenten niet, ook al zijn ze 100.000 euro.

‘Zo’n instrument wordt toch een beetje een verlengde van je ziel, dus ik wilde ‘m zoveel mogelijk meenemen met Caro Emerald op tour. Als we moeten vliegen, probeer ik mijn gitaren altijd als handbagage mee te nemen, maar negen van de tien keer mag dat niet. Dan dus stickers op de flightcases: “Voorzichtig!” Maar ehm… We landden in Kopenhagen, en de crew kwam naar me toe rennen. “Er is iets verschrikkelijks gebeurd!” Ik schrok, ik dacht dat er iemand dood of gewond was. Maar het ging om mijn gitaar, die in stukken op de band was verschenen. Ik weet niet waar ze het lef vandaan hebben gehaald, ze moeten er echt mee hebben lopen smijten, ik denk bijna dat er een vliegtuig overheen is gereden, zo zag–ie eruit. Iedereen helemaal emotioneel, mijn drummer bijna in tranen, maar ik was  letterlijk aan het giechelen: “Ai, kut voor die gitaar, maar het is maar een ding.” Gelukkig heb ik 1000 euro gekregen om hem te repareren, en hij is heel behoorlijk gerepareerd. Maar ja, hij speelt nu wel anders, klinkt anders en zal nooit meer helemaal hetzelfde zijn. Hij voelt fragiel, alsof ik er heel voorzichtig mee moet omgaan.’

De nét gebroken Jaguar van Wieger Hoogendorp

‘Het klassieke verhaal: toen ik tien was, wilde ik een bandje starten met mijn vrienden. We hadden al een drummer en een gitarist, dus mijn lot was om bassist te worden. Ik vertelde dat mijn moeder, die opveerde. “Wat leuk, ik heb vroeger ook bas gespeeld!” Zij had op haar zestiende in 1978 een Fender Musicmaster gekocht, een shortscale basje waarmee ze als Nederlandse vrouw in een Ghanese highlife-band had gespeeld. Heel cool, ik wist van niks.

‘Dat ding had een tijd in de kelder gestaan, maar ze had hem uitgeleend aan de bouwvakker die bij ons in de tuin aan het werken was. Heel random, hij wilde ‘m eigenlijk niet teruggeven, dus mijn stiefvader is dat ding gaan ophalen in een kroeg. Ik kreeg de bas in een leren tas die ongelooflijk stonk naar rook en bier.

‘Mijn moeder heeft me de basis geleerd op die basgitaar. Eigenlijk was het een budget-bas, gemaakt van leftover-hout en er zit maar één pickup in. Een zespolige Stratocaster-pickup die eigenlijk helemaal niet in een basgitaar hoort, maar daardoor had hij wel een hele eigen sound. Ik ben eraan verknocht, ik vind hem te gek klinken. De lak brokkelt helemaal af, mijn moeder heeft er ooit Typex overheen gekladderd om de gaatjes te dichten. Dat ziet er heel lelijk uit, maar ik vind het tof dat er een familiegeschiedenis in die bas besloten zit. Ik heb soms nachtmerries dat hij wordt gestolen, dat heb ik echt bij geen enkel ander instrument.’

Nana Adjoa way back met de Musicmaster van haar moeder