Terwijl hij bij The Kyteman Orchestra en Wouter Hamel speelde, brandde pianist Pieter de Graaf psychisch en fysiek helemaal op. Altijd had hij pijn, hij kreeg zelfs te horen dat hij nooit meer piano zou kunnen spelen. Maar hij vond zichzelf opnieuw uit met prachtige neoklassieke composities. Vanavond is hij te zien in Muziekstad op NPO3 en zijn tweede album verschijnt in mei, maar hij is ook al klaar voor de volgende stap. ‘WROARRRRR, zo voelde het. Als een orgasme waar ik twintig jaar naartoe heb gewerkt.’

Tien uur lang zat hij achter zijn piano. Geen moment stond hij op. Pieter de Graaf speelde maar door en door, op 23 januari in de Grote Zaal van TivoliVredenburg. Tien uur lang speelde hij vrije improvisaties vol neoklassieke melodieën, vleugjes elektronica en – hij was er zelf ook verbaasd over – af en toe een jazzriedel.

En... hoewel hij slokje voor slokje uiteindelijk twee flessen witte wijn wegtikte in die tien uur tijd, hoefde hij ook niet één plaspauze in te lassen. Een wereldprestatie! Hij lacht. ‘Ja, we hadden afgesproken: effe naar de wc gaan, dat is de enige reden dat ik op zou mogen staan. Ik ga niet met een luier aan spelen, dat leek me een stap te ver. We hadden zelfs een bordje gemaakt: “Toilet break!” Na een x aantal uur dacht ik: ja, nu zou ik wel even kunnen. Maar ik kreeg een muzikaal idee, ging daarop door, en toen werd die behoefte om te plassen weer naar de achtergrond gedrukt.’

Tijdens die tien uur durende improvisatie werd hij er steeds verder in gezogen, hij werd zich steeds minder bewust van wat er om hem heen gebeurde. ‘Tijd doet er dan niet meer toe. Na 6, 7 of 8 uur maakt het allemaal niet meer uit, je gaat maar door en komt in een andere modus terecht. Maar toen ik opstond voelde ik dat ik wel echt op was. Ik was letterlijk leeg, het lukte me niet meer om iets te zeggen. Het was niet alleen fysiek heel zwaar, maar ook psychisch: bij normale livesets speel ik ook “liedjes”, ik weet welke akkoorden en melodieën ik moet spelen en kan af en toe op de automatische piloot van mijn hersenen vertrouwen. Nu moest ik continu nieuwe ideeën blijven creëren, daarop doorbouwen, de spanningsboog in de gaten houden. Jeetje, dat is echt een uitputtingsslag.’

Waarom Pieter de Graaf zo graag zo’n concertmarathon wilde doen? Daarvoor moeten we helemaal terug naar het begin, zegt hij. Het is nogal een lang (en meeslepend!) verhaal, maar geen zorgen: ‘Uiteindelijk komt het allemaal samen.’

‘Bekend worden, de duurste hotels: ik had het allemaal, en toch was ik ongelukkig’

‘Ik begon al heel vroeg met piano spelen’, vertelt De Graaf. ‘Ik ben nooit echt gepusht door mijn ouders, maar wilde zelf heel graag. Ik ging op pianoles, begon klassiek te spelen en op mijn zestiende heb ik de knop omgezet: ik wil hier mijn vak van maken. In een platenzaak aan de Oudegracht kocht ik een cd van Herbie Hancock. The New Standard, bepaald geen instapjazz, en opeens wilde ik jazz gaan studeren. Een jaar lang heb ik die plaat bijna elke dag geluisterd, ik viel er vaak mee in slaap. Zo begon mijn fanatieke leven als pianist. Ik was de eerste die ’s ochtends het conservatorium binnen liep, om al anderhalf uur voordat de lessen begonnen te gaan zitten studeren. Studeren, studeren, studeren! Ik speelde ook in steeds meer bandjes. Met Illicit tourde ik door heel Europa. Met mijn eigen jazztrio brachten we muziek uit via Dox Records. Via Illicit leerde ik Colin Benders kennen, en zo ben ik ook bij The Kyteman Orchestra beland. Ik ging bij Wouter Hamel spelen, en we werden heel groot in Japan en Zuid-Korea.’

‘In die periode speelde ik heel veel, ik oefende en oefende, leerde theorie, werd steeds virtuozer en tourde me suf… maar ik werd steeds ongelukkiger. Bizar was dat: als muzikant wil je touren, albums uitbrengen, beroemdheid, in de duurste hotels slapen. Dat had ik allemaal. “Waarom ben ik nu nog ongelukkig?”, dacht ik. Dan is er echt iets mis.’

’Ik was technisch en theoretisch heel ver in mijn ontwikkeling, maar er zat geen emotie meer in wat ik speelde, en ik ging zelfs steeds slechter spelen. Ik had een extreme vorm van prestatiedrang, en vooral voor mijn solo’s had ik de lat zo hoog gelegd dat ik er tegenop ging zien. Zo kwam ik in een vicieuze cirkel: de noten kwamen er niet meer uit, op een gegeven moment lukte het me bij wijze van spreken alleen nog maar om drieklanken te spelen. Ik weet nog dat we in Osaka, Japan, waren met Wouter Hamel. Toen heb ik gezegd: ik kan niet meer. Ik ga overal mee stoppen.’

Jarenlang altijd pijn: ‘Ze zeiden dat ik nooit meer piano zou kunnen spelen’

‘Dat gevoel van altijd maar presteren, die spanning, die zat ook in mijn lijf. Ik kreeg RSI, of zo noemden ze dat toen. Tijdens een jamsessie in ’t Oude Pothuys in Utrecht schoot het erin. Jarenlang had ik altijd pijn, in mijn nek, mijn schouders, mijn handen. Ik ben alle ziekenhuizen langs geweest, langs fysiotherapeuten en specialisten voor musici en ballerina’s. Er werd me gezegd: “Je kan nooit meer piano spelen.” Ik moest stoppen met het conservatorium. Zelfs mijn haren wassen deed écht pijn. Vlees snijden was een no go, dat deed ik gewoon niet meer. Mijn spieren waren zo verzuurd. En dat terwijl ik dacht: ik ben net begonnen met mijn carrière, ik wil door!’

‘Alles heb ik geprobeerd: hardlopen, zwemmen, yoga, spelen met spiegels. Altijd heb ik met pijn gespeeld, dat zit verweven in die hele periode. Het werd pas minder toen ik met alles stopte, en een operatie in mijn rug kreeg voor een enorme hernia. Maar wat me het meest heeft geholpen was een documentaire, volgens mij over mijn grote held Keith Jarrett. Die had reuma gehad en zei: “Laat het los. Je kunt beter als een bezetene spelen, helemaal krom en in je piano gekropen, als je maar bewééglijk bent. Dat is veel beter dan jezelf dwingen star en stijf met rechte rug te gaan spelen.” Dat heb ik gedaan. Ik heb het losgelaten, en sindsdien gaat het veel beter. Het was een betere les dan alle fysiotherapieën bij elkaar.’

Terug naar de essentie

Lange zucht. De pijn werd minder, maar toen moest De Graaf weer plezier krijgen in het muziekmaken, vertelt hij. Hij moest zichzelf opnieuw uitvinden vanuit zijn studio in Kytopia, in het kassahok van het oude Tivoli Oudegracht. ‘Stoppen met al die projecten was het beste wat ik ooit heb kunnen doen, maar financieel verdiende ik juist zo lekker. Als dat wegvalt, moet je andere dingen gaan doen: een lesje geven hier, een lesje geven daar. Het was een struggle, en jezelf uitvinden? Daar gaan heel veel uren in zitten, maar het verdient nog niet zo goed.’

En toch was er aan nog één belangrijke basisvoorwaarde niet voldaan: hij had wel een prima Yamaha-piano (‘technisch zelfs perfect’) maar die miste een zekere ziel, een diepgang qua klank die essentieel was. Of zoals hij het zelf verwoordt: ‘Een hacker kan nog zo goed hacken, maar dat lukt niet op een Atari uit 1980, zonder internet.’ Daarvoor kocht hij ‘met hulp van mijn lieve moeder’ een bloedmooie nieuwe piano. ‘Bij Andriessen in Haarlem stond–ie. Een August Förster die niemand wilde, want hij was bruin en niet hoogglans zwart. Ik was gelijk verkocht. Als ik een noot zou spelen op deze piano, zou ik die noot ook echt voelen.’

Vanuit dat kassahok in het oude Tivoli begon Pieter de Graaf dus, heel simpel, losse noten te spelen. Pling, pling, pling. Die speelde hij totdat hij ze voelde, écht voelde. Pling, pling, pling. En uit die noten liet hij drieklanken voortvloeien. En daaruit ontstonden weer melodieën, rijke neoklassieke composities die hij met studiogenootje en Kyteman-cellist Jonas Pap uitbouwde tot het album Fermata, dat in 2019 verscheen.

Pieter de Graaf

Met de neus in de boter en de volgende stap

Eigenlijk viel hij in die periode met zijn neus in de boter: er zat nooit eerder zo’n grote markt in rustgevende, zwierige en neoklassieke pianomuziek. Nils Frahm is er een festivalgigant mee geworden. Figuren als Max Richter, Joep Beving en Ludovico Einaudi pakken tientallen miljoenen, zelfs honderden miljoenen streams via slaap-playlists zoals ‘Peaceful Piano’. ‘Ik luister al jááááren niet meer naar muziek, dus ik kende Nils Frahm niet eens. Ik wist niet dat er zo’n hype gaande was rondom pianomuziek. Om de haverklap is er een nieuwe pianist, ze ploppen uit de grond als hitsige konijnen. Ik ben er niet negatief over, iedereen moet zijn eigen ding doen. Ik heb nog geen cent verdiend terwijl ik miljoenen streams heb en in de grote playlists zit. Je hebt ook megagrote lijsten, en daar sta ik niet op. Dan moet je écht rustige muziek maken. Het mag tempowise niet te snel zijn. Een beetje meditatief. Het wordt een soort muzak. Ergens vind ik het jammer dat mijn muziek niet op die mega-lijsten past. Mijn muziek is vaak net te snel, er zit een geluidje in waardoor het niet past. Van Sony heb ik die vraag weleens gehad, hoor: “Wil je voor zulke playlists gaan of niet?” Ik zei: “Nee. Ik vind het heel fijn als ik erop kom, maar ik ga er niet speciaal muziek voor maken.” Ik wil muziek maken die ik vóél.’

Op zijn nieuwe plaat Equinox is hij de weirdness juist nog meer gaan omarmen. Neem het nummer ‘OCD’. ‘De laatste tijd heb ik ontzettend last gekregen van obsessive compulsive disorder, ik loop de hele tijd alles na. Wel tien keer kijk ik of ik de deur op slot heb gedaan. In het nummer hoor je me dus gillen, er klinken distorted kicks, en mijn sleutels rinkelen. Nee, dat zou niet in zo’n playlist passen, nee.’

En terwijl die plaat nog moet uitkomen, is Pieter de Graaf alweer een stap verder, en daarmee is het verhaal eindelijk rond: hij wil zich nu ook storten op lange marathonimprovisaties, zoals hij in TivoliVredenburg voor het eerst deed. ‘Daar kwam voor het eerst de emotie samen met dat hele virtuoze, met de topsport. Ik speelde soms passages met heel veel noten, maar het voelde wel goed. Sterker nog: tien jaar lang ben ik allergisch geweest voor het jazzidioom, maar ik hoorde dat ik opeens ook weer zulke stukken speelde. WROARRRRR, zo voelde het. Als een orgasme waar ik twintig jaar naartoe heb gewerkt.’

En de pijn dan? Was hij niet bang dat de RSI er weer in zou schieten tijdens zo’n fysieke tour de force? Zeker wel, het was naast die potentiële plaspauze de enige angst die er door zijn hoofd spookte. ‘Ja… het was echt afwachten of mijn lijf het aan zou kunnen, of dat mijn armen zouden verzuren. Ik had zelfs afgesproken dat iemand in mijn schouders zou komen knijpen als dat nodig was. Maar gek genoeg heb ik tien uur lang geen pijn gehad. Vroeger dacht ik dat die pijn erbij hoorde. Nu weet ik dat dat onzin is.’

Pieter de Graaf is vanavond om 22.55 te zien in Muziekstad op NPO3. Zijn album Equinox verschijnt 21 mei, daarna gaat hij op tour door Nederland.