Het had niet veel gescheeld of Working Men’s Club was voor het debuutalbum al ter ziele gegaan. Maar ja, er was al een contract getekend bij het hippe label Heavenly, en dat schept verantwoordelijkheden. Nou ja, naar zichzelf toe voelde Sydney Minsky-Sargeant ook wel verantwoordelijk. Al vanaf zijn dertiende zat hij in bands, en nu hij negentien is mag het wel een keer gebeuren. Dus toen de band uiteen dreigde te vallen door onderlinge onenigheden, sloeg hij met zijn vuist op tafel. ‘Nee, we waren niet echt een vrienden-band’, zegt hij. ‘We zijn de band begonnen op een popacademie in Manchester, en dan weet je eigenlijk nog helemaal niet of je elkaar aardig vindt. Pas als je ineens superveel speelt kom je er achter dat niet iedereen je ligt. Maar ja, dan zeggen mensen dat je heel goed bent, dus in eerste instantie denk je: we moeten door! Tot je op een gegeven moment denkt: waarom doe ik dit, ik voel me verplicht om voortdurend bij mensen op de lip te zitten waar ik een hekel aan heb. Deze industrie kauwt op je en spuugt je uit, die mentaliteit moet je zelf ook omarmen.'
Voor zijn eigen mentale gezondheid, voor de platenmaatschappij en voor het hogere doel - de muziek - maakte hij er dus een einde aan. Hij begon helemaal opnieuw, en moest weer vertrouwen krijgen in andere muzikanten. Hij ontmoette Ross Orton, die producer van de band werd. Liam Ogburn, de nieuwe bassist, gaf hem weer vertrouwen in de koers waarop het stuk liep. Dat wil zeggen: Minsky-Sargeant liet de band steeds elektronischer worden. Sterker nog: in de nieuwe incarnatie - degene die wij begin dit jaar leerden kennen - zit niet eens meer een drummer. ‘Vroeger begon ik liedjes vaak met mijn gitaar, nu meestal met de drumcomputer. Ritme is het uitgangspunt.’
‘Londen? Dat is voor mij de hel op aarde! Nee echt, ik meen het. Een stelletje egoïsten met hun hoofd in hun eigen reet.’ Sydney Minsky-Sargeant, frontman van Working Men’s Club windt er geen doekjes om. Hij vertegenwoordigt het noorden. En dan niet Manchester, maar een klein post-industrieel gehucht onder de rook ervan.
Zo groeide Working Men’s Club stiekem richting het DNA van de stad waar de band ontstond: Manchester, de plek waar rock en acid house eind jaren tachtig samen vloeiden tot Madchester. ‘Maar eigenlijk is dat toeval, want ik luisterde helemaal niet naar die muziek’, zegt Minsky-Sargeant. ‘Ik luisterde veel meer naar Detroit, en naar Sheffield, bands als Cabaret Voltaire. Al die bands uit Manchester bedachten natuurlijk die muziek helemaal niet zelf, het werd al gemaakt in Amerika, in Duitsland. Ik heb die generatie helemaal geskipt en focuste op de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig.’
Wat dat betreft is Minsky-Sargeant een typisch kind van zijn generatie. Geografische connectie? Scene? Je kunt net naar alle muziek uit de pophistorie luisteren, met een druk op de knop. ‘Ik luister amper nog naar albums. Artiesten kunnen mij ook inspireren met één liedje in een playlist. Wij hebben een complete regenboog aan invloeden, en daarom klinkt het album ook zo gevarieerd. Je hoeft ook niet alles leuk te vinden, het is ook ok als één liedje je aanspreekt. Zo werkt het tegenwoordig. Een band uit Oekraïne kan zomaar viral gaan op TikTok. Dat is zowel walgelijk als helemaal te gek. Ik heb daar tijdens het maakproces van dit album heel veel over gepraat met producer Ross.’
Overigens kan Minsky-Sargeant niet genoeg benadrukken dat hij niet in Manchester woont, maar in Todmorden, een dorp iets ten noord-oosten van die stad, ongeveer 15,000 inwoners groot. Dat is een bewuste keuze. ‘Je moet nooit vergeten waar je vandaan komt’, zegt hij. ‘Het heeft veel invloed op me, en dus ook op mijn muziek. Ik las laatst een interview met Aphex Twin, die vertelde hoe groot de invloed van de verveling was in het dorp waar hij woonde. Bij mij is dat net zo. Ik woon in een klein stadje, en als ik geen muziek zou maken zou ik een heel eenvoudige baan hebben, dat besef ik heel goed. Ik blijf hier waarschijnlijk de rest van mijn leven, daar ben ik van overtuigd. Muziek geeft me een klein beetje de mogelijkheid te ontsnappen.’
Dat is gek, toch? Minsky-Sargeant omschrijft in single ‘Valley’ de verveling en het beperkte uitzicht van de plek waar hij opgroeide. Maar hij peinst er niet over om bijvoorbeeld naar Londen te vertrekken. ‘Londen? Dat is voor mij de hel op aarde! Nee echt, ik meen het. Een stelletje egoïsten met hun hoofd in hun eigen reet. Ik haat die stad, man. Er wonen vast ook hele leuke mensen, maar ik vind het een stad waar iedereen probeert zich beter voor te doen.’ Daar moet je in het noorden van het land niet mee aankomen, vindt hij. Liever omarmt hij de vergane glorie van wat ooit een van de meest vooruitstrevende regio’s van het land was. ‘Sheffield was ooit de enige plek op aarde waar iedereen zijn staal kocht, maar dat is voorbij. De plek waar ik opgroeide was ook welvarend in de industriële revolutie. Er werd veel katoen verbouwd, er staan in de omgeving veel grote molens - een ervan belandde op de hoes van onze single ‘Bad Blood’.
Zo put hij dus inspiratie uit allerlei soorten muziek - oud en nieuw, om de hoek en ver weg - en is hij tegelijk wel degelijk geketend aan de plek waar zijn wieg stond. ‘Mijn muziek is een reactie op alledaagse dingen. Het is belangrijk om compleet eerlijk te zijn. Zo’n nummer als ‘Valley’ heb ik in een uur gemaakt: laptop op schoot, één synth en een gitaar. Het liedje is vrolijk en energiek, de tekst komt voort uit woede en isolement. Ik was gefrustreerd en voelde me niet op mijn gemak in mijn eigen huis. Een van de bandleden waarmee ik overhoop lag woonde bij me in de straat, dus ik was steeds bang dat ik hem tegen zou komen. Het was echt geen leuke tijd.'
Maar inmiddels durft Minsky-Sargeant weer met de borst vooruit te lopen. Hij is blij met zijn debuut, een plaat die talloze keren in de prullenbak of op de plank had kunnen belanden, ook door de coronacrisis natuurlijk. Het voelt ook wel als een logisch moment, want ergens ademt Working Men’s Club de ruwe sfeer van de aloude illegale raves, die nu weer terug zijn in Engeland. ‘Rave was van iedereen’, zegt Minsky-Sargeant. ‘Niet alleen van studenten of hoog opgeleide types met hun middenklasse gelul. Als je de oude video’s van raves in Blackburn ziet, weet je: het was ook voor de arbeiders. Het was in die tijd ook een reactie op de doom & gloom van de jaren tachtig. Hopelijk krijgen we de komende tijd ook zo’n reactie op deze tijd. Muziek en kunst zijn altijd dé manier geweest waarop mensen uitdrukken wat er mis is met deze wereld.’