Een kleine ontboezeming van Akwasi Owusu Ansah: hij heeft geen havo-diploma. Lekker belangrijk, zul je denken, maar er was een moment in zijn leven dat hij dat eigenlijk wel nodig had. Elf jaar geleden, om precies te zijn. Hij schreef zich in voor de toneelschool in Maastricht en blufte zich door het aanmeldingsformulier: in het bezit van een havo-diploma. [X]
‘Ik had het verkloot op school, maar ik dacht: fuck it, niet geschoten is altijd mis. Ik kwam door de eerste ronde, door de tweede en door de derde, en toen kon ik ineens kiezen uit twee opleidingen. Ik dacht: nu zit ik goed, dit is ongekend. Toch bleef ik die vier jaar soms wel angstig dat ze erachter zouden komen, hoor. Nu wordt erover gesproken om me ambassadeur te maken van de school. Dat zou een mooie rel worden als ik een speech houd, haha!’
Niet dat hij dat diploma van de toneelschool niet verdient. Hij werkte er hard genoeg voor, ook al was hij er niet altijd. Akwasi was in 2009 gedebuteerd met Zwart Licht, een hiphop/grime trio met producer Hayzee en rapper Leeroy. Ze waren behoorlijk populair en konden overal spelen waar ze maar wilden. Maar Akwasi had zich ingeschreven voor de toneelacademie in Maastricht en zette het plan door om daar te gaan wonen. Zijn collega’s begrepen er helemaal niets van, maar Akwasi was vastbesloten. Zijn klasgenoten keken hem wel eens raar aan als hij weer eens met vier uur slaap na een show op Noorderslag zat te knikkebollen bij een les dramaturgie. Maar hij kreeg het vertrouwen dat hij nodig had, onder andere van zijn mentor. ‘Die zei: doe het allebei, maar communiceer, anders gaat het mis’.
Kom jij graag op plekken waar je niet thuis hoort? Akwasi wel, hij doet zijn hele carrière al niet anders. Maar hoe zit dat met het land van zijn ouders? Sankofa, het nieuwe album van Akwasi is een ode aan Ghana. Maar heeft Akwasi als geboren Amsterdammer eigenlijk wel recht op dat land?
Wandelend goud
Het was het begin van Akwasi’s bestaan als - mooi woord - fluïde kunstenaar. Akwasi is rapper, schrijver, theatermaker, scenarioschrijver, columnist voor NRC en zelfs maker van een medititatieprogramma voor kinderen op tv. En oh ja: Expeditie Robinson BN’er. Hij doet het allemaal zelf. Zijn deal met TopNotch liet hij ontbinden, wat na enig juridisch getouwtrek leidde tot een goed nahuwelijk. En elke keer als hij weer iets nieuws verzint, moet hij weer opnieuw zijn publiek vinden. Met Zwart Licht waren het de kids op zoek naar turn-up, met zijn voorstelling over Bram Vermeulen stond hij voor zalen vol pensionado’s, en vorige maand nog stond hij in een zaaltje vol boomers in Groningen gedichten voor te dragen. ‘Dan kies ik expres het gedicht over mijn leraar op de basisschool, die me ‘kankerzwart’ noemde. De schrijvers op die bijeenkomst kregen allemaal applaus na elk gedicht, maar toen bleef het even stil. Omdat het te pijnlijk was. Ik vind dat belangrijk, dat mensen naar huis gaan met het idee: goh, ik moet iets meer rekening houden.’
Het is een van de strategieën die Akwasi beheerst: de confrontatie. Hij gaat hem niet uit de weg. Op het debuut van Zwart Licht stond de indringende monoloog ‘Sorry Dat Ik Zwart Ben’. In dezelfde tijd poseerde hij in whiteface op de cover van hiphopmagazine State Magazine. Dat was in de tijd dat nog bijna niemand in Nederland wist wie Quinsy Gario of Jerry Afriyie was. Maar net zo makkelijk is Akwasi die vriendelijke guy die het rustig uitlegt, of die je het liefdevol laat zien. Dat laatste doet hij bijvoorbeeld op zijn nieuwe album Sankofa, dat volgens hem moet klinken ‘als de Ghanese zon’, een warme ode aan het land van zijn ouders. Sankofa, dat betekent zoveel als: ‘ga terug, ga het halen’.
Akwasi zelf werd in 1988 geboren in Amsterdam, en pas tien jaar later was hij voor het eerst in het West-Afrikaanse land. Nadien ging hij er vijf, zes keer naartoe, vooral voor familiegelegenheden. Ondertussen groeide hij in Nederland op als lid van de Ghanese gemeenschap. Dat betekent: Ghanees eten, de Ghanese Ashanti-taal Twi, Ghanese kerkdiensten met zondagsschool. ‘Ghanezen grijpen elke gelegenheid dat ze bij elkaar komen aan om te feesten, om het leven te vieren. En ze zijn er voor elkaar als er maatschappelijke problemen zijn.’
Maar ben je daarmee ook een Ghanees? Akwasi zelf vindt van wel. Een Ghanese Nederlander, om precies te zijn. Maar wat hij er zelf van vindt, dat was niet het uitgangspunt van zijn tocht naar Ghana, voor het eerst zonder familie. Hij was benieuwd hoe ándere mensen erover zouden denken. Het bleek een behoorlijk confronterende vraag. ‘Een iemand zei me: nee, je bent geen Ghanees, je bent een Nederlander. Dat deed pijn, ik voelde behoefte om me te verdedigen.’ Als hij op stap ging met zijn witte cameraman en producer bijvoorbeeld, werd zij hartelijk begroet, en hij niet. Terwijl hij nota bene hen het land van zijn ouders liet zien. ‘Pas als ik mijn mond open deed en de taal bleek te spreken, werd ik erkend’, zegt Akwasi. ‘Ik zie er ook niet echt uit als een typische Ghanees, niemand daar heeft dreads. Ze dachten vaak dat ik een Amerikaan was, of een Jamaicaan.’
‘Witte mensen zijn voor veel Ghanezen toch een soort wandelend goud’, zegt Akwasi over dit schoolvoorbeeld dat de dekolonisatie nog niet voltooid is. Ghana heeft een pijnlijke geschiedenis met Europa, die nog altijd diep geworteld is. De Portugezen bouwden er forten, de Engelsen waren jarenlang de baas en noemden het de Goudkust. En ook de Nederlanders verscheepten arme Afrikanen van hier naar onder andere Suriname. De Europeanen brachten er hun religie, en die is nog altijd van grote invloed. ‘Ik liep in een winkelcentrum in Accra, de hoofdstad, en daar was een soort toneelstuk gaande, met een witte Jezus en twaalf zwarte discipelen. Ik vind dat pittig om te zien.’
**Tekst gaat verder na de afbeelding**
Hete aardappel
Maar Akwasi kwam niet per se naar Ghana voor een pijnlijke confrontatie met het verleden. Hij wilde toch vooral de warmte van de mensen en van het klimaat weergeven. Dat deed hij door de Ghanese highlife muziek - een smeltkroes van traditionele en hedendaagse muziek uit heel Afrika en de rest van de wereld - te combineren met persoonlijke verhalen. ‘Paraplu’ gaat over zijn dochter van bijna twee. In het liedje ‘Stew’ brengt hij een ode aan de donkergetinte Afrikaanse vrouw, de vrouw die in de hiërarchie vaak helemaal onderaan staat. ‘De witte man staat bovenaan de ladder, de zwarte vrouw onderaan. Zo zit de wereld in elkaar, helaas. Ik zie in de media zelfs te vaak zwarte mannen die zeggen: ik kan niet op een zwarte vrouw vallen, ze doen me te veel denken aan mijn moeder. Artiesten als Mos Def, India.Arie en Talib Kweli hebben in het verleden mooie odes gemaakt aan de zwarte vrouw, dat wilde ik ook. Stew betekent letterlijk ‘saus’, want dat is wat deze vrouwen brengen. Ze zijn de meester over de keuken, maar ik breng ook een ode aan hun intellect, en aan hun rondingen.’
‘Ik hoop dat dit album je nieuwsgierig maakt naar Ghana. Dat je denkt: daar wil ik wel eens heen. Ik merkte dat zelfs ik een zekere angst voor het land moest overwinnen. Ik was in het begin echt een beetje bang, bang voor het land van mijn ouders. Soms hoor je verhalen over wat er ook kan gebeuren als je op pad gaat in het land. Of er momenten waren dat die angst terecht was? Nee eigenlijk niet, er was alleen maar warmte. Ik heb zoveel terug gekregen van dat land. Ik heb de meeste nummers van het album ook voor het eerst daar aan mensen laten horen, op de Nederlandse ambassade.’
Zo is Sankofa een optimistisch onderzoek naar de vraag: hoor ik hier thuis? Precies zo hoopt hij ook dat jij en ik eens binnen zullen stappen op een plek waar we misschien wel helemaal niet thuis horen. Dat we vrienden zullen maken uit Georgië, Somalië of Oezbekistan. Dat we het geen ‘eer’ noemen als hij, Akwasi Owusu Ansah, gevraagd wordt om zitting te nemen in commissies van het Filmfonds of de Raad Voor Cultuur. Dat is niet meer dan normaal, dat is representatie.
Kom je graag … ‘Jazeker’… op plekken waar je niet thuis hoort? Akwasi heeft de vraag al beantwoord voor hij goed en wel gesteld is. ‘Zeker man. Ik wist precies wat je ging zeggen. Ik ben er zelf helemaal aan gewend geraakt om steeds op andere plekken te komen. Dat kan niet iedereen. Ik kan niet al mijn vrienden meenemen naar het Boekenbal. Sommige mensen voelen zich daar ongemakkelijk of ze gaan ineens met een hete aardappel in hun keel praten. Super grappig en voor mij weer inspiratie voor een scenario. Er is geen plek in Nederland waar ik niet hoor, of het nou de camping in Waddinxveen is of de supermarkt in Duindorp. Ik ben wie ik ben. Als ik topvoetballer was, had ik vast gescoord in het oranje shirt.’