Een manager? Nee joh. Een boeker? Soms, als ie maar geen shows in Terneuzen boekt. Nee, Scram C Baby is niet zo goed in zichzelf verkopen. Maar ondertussen bestaan ze wel al 25 jaar en hebben ze na acht jaar stilte weer een sterk album gemaakt. De meest weerbarstige - of nee: eigenwijze - band van Nederland is terug.

‘Ik vind jou voor ongeveer - nou, hoeveel zal het zijn? - dertig procent een lul.’
‘Nou, dat is geheel wederzijds.’
‘Oh man, wat heeft ie een geduld, wat sloom, kom op nou!’
‘Wat een ongedurig ventje!’


Ze lachen er niet bij, John Cees Smit en Frank van Praag, dus er zal wel een kern van waarheid in zitten. Er moest zelfs een heuse bandmeeting aan te pas komen om te bepalen of het nou wel zo’n goed idee was dat John Cees en Frank samen interviews zouden geven. Geert de Groot, de bassist van de band, hakte uiteindelijk zoals zo vaak de knoop door. Frank: ‘“Jullie zijn de band, jullie moeten de interviews doen. Dan ga je maar lijden.” Dat zei hij.’ John Cees: ‘En als jullie ruzie trappen moet je maar denken: mensen zitten toch niet te wachten op een bandje dat ‘ja’ en ‘amen’ zegt. Het kookt tussen jullie, dat hoef je niet te verbergen’.

Tot ruzie komt het vandaag niet, maar met hun gezamenlijke optreden heeft Frank wel hoogstpersoonlijk een misverstand over Scram C Baby de wereld uit geholpen, namelijk dat het ‘de band rond John Cees Smit’ is. Luie journalisten hebben dat maar al te vaak opgeschreven, vindt hij, terwijl zo’n beetje alle liedjes beginnen en eindigen bij deze twee. Het andere misverstand: ‘Dat we weerbarstige rammelpop maken. Ik vind ons niet weerbarstig, en rammelen? We hebben een keer een plaat opgenomen met een drumcomputer. Zelfs toen werden we rammelig genoemd. Geert noemt ons altijd een ‘vereniging voor muzikale vrijheidsbeleving’. Dat klopt wel aardig.’

Scram C Baby

John Cees Smit: zang
Frank van Praag: gitaar
Marit de Loos: drums
Mark Meeuwenoord: gitaar
Geert de Groot: bas

Discografie:
1993: Taste (Gap)
1996: Et Maintenant… le Rock! (Excelsior)
1999: The Happy Maker (Excelsior)
2003: Love Is Not Enough (Excelsior)
2008: The Thing That Wears My Ring (Excelsior)
2010: Slow Mirror, Wicked Chair (Excelsior)
2018: Give Us A Kiss (Excelsior)

Spanning in de bandbus

Scram C Baby is een van de oerbands van het Excelsior-label: gedebuteerd in 1993, nooit uit elkaar gegaan, inmiddels veteraan genoeg om een zoon in de muziekbusiness te hebben rondlopen. Willem Smit van Canshaker Pi is strikt genomen de zoon van John Cees, maar volgens Frank is ie eigenlijk ook de zoon van de band: ‘Geert heeft Willem gitaarles gegeven, hij speelt op mijn gitaar, en het belangrijkste van alles: Marit heeft hem muzikaal opgevoed. Ze nam hem en John Cees overal mee naartoe, maakte playlists voor hem.’ Marit, dat is Marit de Loos, ex-drummer van Caesar en ook de ex-partner van John Cees. Hun break-up was een van de redenen dat Scram C Baby zeven jaar over een nieuw album deed.

John Cees: ’Het grootste gedeelte van de Slow Mirror periode had ik een relatie met Marit. Het ging uit midden tijdens de tour. Gek genoeg leden de optredens er niet onder.’
Frank: ‘Maar in de bus terug was de spanning te snijden. Geert heeft het initiatief genomen: jongens, zoek het maar even uit.’
John Cees: ‘Er stonden nog een paar optredens, waaronder een in mijn favoriete tentje in Nederland, De Vijfpoort op Terschelling. Daar was ik niet blij mee. Ze is altijd mijn beste vriendin gebleven en is nog steeds onze drummer, maar in het creatieve proces van het nieuwe album heeft ze niet meegedaan.’

Frank en Geert stortten zich samen op het dub-project I Believe In My Mess, John Cees begon te klooien met Mark Meeuwenoord. ‘Die kende ik van vroeger. We gingen aan de slag in de Vondelbunker, zogenaamd als nieuw bandje. Het mocht vooral geen Scram C Baby zijn. We hebben zes drummers geprobeerd, dan weer een nieuwe bassist. En toen kwam Frank er toch weer bij. En zo werd het onvermijdelijk weer Scram C Baby. Met Mark Meeuwenoord als intermediair tussen Frank en mij.’

Het klinkt maf om twee bijzonder ervaren muzikanten zo te horen praten alsof ze twintigjarige postpubers zijn, kids die alles willen uitproberen. Die geloven in de romantiek van de bandbus. Scram C Baby bestaat al 25 jaar, maar lijkt in niets op een gevestigde naam, zoals dat voor labelgenoten als Johan of Daryll-Ann wel geldt. Maar op de een of andere manier heeft Scram C Baby zijn 15 minutes of fame dan ook nog niet gehad. Ja, ze speelden een keer op Lowlands, dat wel, maar continuïteit was altijd een lastig verhaal. Frank: ‘We kunnen ons enorm focussen op een album, maar daar begint het natuurlijk pas.’ Een manager hebben ze zelden gehad, de boeker wisselde zo’n beetje iedere plaat. John Cees: ’We hebben ook wel eens een tijdje helemaal geen boeker gehad. Dan besloten we van tevoren al dat we toch niet veel zouden spelen. Als een boeker optredens voor je regelt, word je toch wel geacht om ze allemaal te doen. En om nou weer in de bus naar Terneuzen te gaan zitten…’

Kortom: Scram C Baby is altijd een beetje een niche-band geweest. Maar wel een geliefde band in de marge. Weerbarstig mogen we het dus niet noemen, maar een zekere ongrijpbare dynamiek heeft die nieuwe plaat natuurlijk wel. Give Us A Kiss heet ie, en het is een hele sterke Scram C Baby plaat, met een dEUS-achtige single in ‘Elephant’, pittige garagerock met ‘Kill Screen’ en ‘Soul Marinera’. Er is een opvallend persoonlijke ode aan de drie belangrijkste exen in zijn leven in ‘XXX’ (‘drie geweldige mensen!’) en een sinister slotstuk met ‘Throw Me To The Kids’. De grondgedachte van dat laatste liedje is John Cees Smit ten voeten uit: ‘Het gaat over een moeder die op sterven ligt en ruzie maakt met haar man. De vrouw ijlt en waant zich in een andere tijd en plaats, terwijl hij haar vervloekt dat hij straks met de kinderen achterblijft. Dat beeld interesseerde me wel. Het is iets wat sommige mensen denken, maar wat je niet kunt uitspreken.’

Daar houdt John Cees wel van, het type eerlijkheid dat botst met beleefdheid of tact, of dat zo inconsequent is als de pest. ‘Stel, je gaat naar de film met iemand, en die vindt het prachtig. Een uur later zegt hij: nee, toch niet, ik vind het echt een kutfilm. Dat vind ik dan mooi. Iemand zei in de kroeg ooit eens tegen me: de liefde voor mijn kinderen is onvoorwaardelijk, maar ik houd meer van mijn zoon dan van mijn dochter. Mijn dochter vind ik soms echt een kutwijf. Dat meende ie, maar je zegt het natuurlijk nooit tegen je kinderen. Dit is ook de reden dat ik zo’n hekel heb aan politiek. Een politicus mag niet zeggen: sorry, wat ik gisteren zei klopt niet, ik vind nu iets anders. En al helemaal niet nog een dag later: herstel, mijn eerste uitspraak was toch correct. Het is iets wezenlijk menselijks, en het is een groot taboe. In de liefde heb ik het ook: ik hou van haar! Of misschien gaat het alleen om de seks? Nee, ik vind het een bitch. Nee John Cees, ze is geen bitch, ze heeft soms een bui.’

Frank: ‘Je bent gewoon een wiebelkontje.’
John Cees: ‘Nee, ik ben ervan overtuigd dat dingen naast elkaar kunnen bestaan.’
Frank: ‘Je bent iemand die in absoluutheid denkt. Iets is prachtig of verschrikkelijk. Jij denkt niet: die vaas bloemen daar, mwa.’
John Cees: ‘Nou dacht ik dat eerlijk gezegd precies wel bij deze vaas bloemen.’

Wat ben jij eigenlijk voor vader voor Willem, John Cees?
‘Ehm,’ hakkelt hij, ‘Zijn moeder en ik woonden altijd dicht bij elkaar, we hebben het altijd fifty fifty gedaan. Nu woont ie met Pip (Blom, red.) samen. Ik denk dat het altijd een fijne relaxte band geweest is. Ik vind hem een van de liefst, aardigste jongens die er zijn. Heel gedreven ook. Willem zit in die vruchtbare periode tussen je 14e en 24e waarin alles aan kunst mooi is. Hij huurt gewoon twee weken een studio om zelf drums te leren spelen. Maar eigenlijk moet je het Willem vragen, wat voor vader ik ben.’

Is het makkelijker te zeggen wat voor zoon je bent dan wat voor vader?
Frank:
‘Het is zeker makkelijker kritisch te zijn op je ouders.’
John Cees: ‘Ik heb eigenlijk nooit een vader gehad. Ik was negen maanden toen ie vertrok. Het contact werd op een gegeven moment verboden. Toen ik negen was moest ik opnieuw aan hem voorgesteld worden. Daarna is er weinig contact geweest. Twee jaar geleden kondigde ie aan dat ie heel erg ziek was, dat ie euthanasie wilde plegen. Of ik afscheid wilde nemen. Ik ben er met Willem naartoe geweest, die hem twee, drie keer in zijn leven gezien heeft. Even later belde ie op, dat ie er toch van afgezien had. Je weet hoe moeilijk het is om een fiat te krijgen op zo’n beslissing? Nu leeft ie nog, vlakbij Willem en Pip.’

Veel mensen worden mild vlak voor ze sterven. Ze willen ineens van alles goed maken. Hij ook?
John Cees: ‘Ik heb twee keer zitten praten. Ik vroeg hem: hoe komt het dat je mijn jongste zoon van vijf nog nooit gezien hebt? Waarom heb je Willem na zijn vijfde nooit meer gezien? Ja ja, zo werken dingen nou eenmaal, zei hij. Ik denk dat ie het allemaal heel knap kan weg zetten. Ik heb in mijn leven wel meerdere andere vaders gehad. Mijn moeder is meerdere keren hertrouwd. Met al die mannen heb ik te maken gehad, ik heb er ook een broer en een zus van. Maar de man die ik het meest als vader zag - toen ik zo’n beetje naar de middelbare school ging - heeft zich een periode seksueel over me ontfermd. Dat kwam er veel later ineens allemaal uit. We speelden toen al in Scram C Baby. De eerste keer dat ik daarvoor therapie kreeg, ging ik na afloop naar de kroeg. Ik was helemaal kapot. Zat Frank daar al, met een paar andere vrienden. Die wisten het: John Cees heeft een gesprek gehad. Dat is de beste, warmste vriendenactie die ik me kan heugen.’

Hoezeer de wrevel er ook af en toe insluipt tussen Frank en John Cees, dat beschermende zit er ook altijd in. Zo hielp Frank John Cees ooit aan een baantje als portier bij de Valeriuskliniek, waar hij jaren later nog steeds werkt, maar dan in een andere functie. En zo spreekt Frank zijn zorg uit over de persoonlijke teksten die zijn zanger dit keer maakte, iets minder cryptisch dan anders. Maar ja, de heftige liefde waar John Cees in belandde de afgelopen jaren moest en zou in de liedjes terecht komen. ‘Ik ben nog nooit zo gek op iemand geweest, we zijn voor elkaar gemaakt, maar toch dreigt het niet te gaan. Het is verschrikkelijk gecompliceerd. Het zit echt niet in alle nummers hoor.’

‘Ik praat eigenlijk nooit met John Cees over zijn teksten’, zegt Frank. ‘Mark, Marit en Geert wel, maar ik niet. Dat exen-nummer, dat is voor hem heel persoonlijk. Maar de muziek is veel ouder. Voor mij is het ook een mooie herinnering aan een avond gitaar spelen voor de tent op Vlieland. Of ik hem eigenlijk wel ken? Tuurlijk, John Cees is een open boek voor me.’
En jij, John Cees? ‘Muzikaal wel, maar voor de rest?’