Als je kijkt met hoeveel zelfvertrouwen het viertal vanavond op het podium staat, lijkt het alsof ze al een enorme aanloop hebben, al zijn ze pas een jaar geleden boven komen drijven. Een singletje op het label van Tim Knol, een goede show op een biljart in Groningen en een dag later op Noorderslag en daarna flink wat kleine festivalshows en twee EP’s. Ook als ze deze avond, een week voor de release, ergens in het kleine studiootje een oefenshow spelen, waarvoor ze wat pers (‘Joris! Jij bent de enige journalist die er in is getrapt haha!’) en vrienden hebben uitgenodigd, gaan ze volle bak erin. Ze spelen het nieuwe album integraal want, zoals frontman Willem Smit met een bijna stalen gezicht uitlegt: ‘We zitten nu al in die fase van onze carrière. We zijn er goed genoeg voor. Dus eerst ons album, dan onze EP’s en als toegift ons nieuwe album. Want ja, we hebben ons tweede album ook al af. We moeten even kijken wanneer die kan uitkomen, we houden natuurlijk niet zo van wachten.’
Wie ze afgelopen jaar al eens zag, weet wat te verwachten op dat debuut. Gruizige gitaren die soms richting noise uit de bocht vliegen, maar tegelijk ook popliedjes met goede hooks, flink wat branie en opvallend heldere zang. En natuurlijk een hoog Pavement-gehalte, wat meteen verklaart dat Stephen Malkmus werd ingevlogen om het album te produceren. Ze zijn allemaal net goed en wel klaar met de middelbare school. Het Barlaeus, waar ze elkaar ook leerden kennen en waar ook dat andere bandje gevormd was waar wat leden van Canshaker Pi eerder in speelden, Palio Superspeed Donkey.
Terug naar dat moment eerder op de dag dan, een paar uur voor die show hebben we afgesproken. Precies als het tussen alle ijzige buien eventjes droog is. Gunstig, want het gesprek is in Artis. Zanger/gitarist Willem Smit en gitarist Boris de Klerk kwamen er als kind al veel, Artispas en alles, en ik, ik kwam er nog nooit. Ooit eens bijna, maar toen het mond-en-klauwzeervirus uitbrak werden alle bezoekers uit het oosten geweerd. In plaats van een dagje dierentuin werd het toen een dagje zwembad. Minder leuk, maar hé, daar hadden ze ook patat. Ik had stilaan een romantisch beeld van Artis. Misschien eens erheen met een date. Leuk. Nooit gelukt. Nu dan de eerste keer, met twee bijdehante postpubers die aan de lopende band grappen maken. En als er een begint te lachen, dan lacht de ander automatisch mee. ‘Hey, Willem. Nu je zo door die verrekijker kijkt: weet je eigenlijk wel waarom de lepelaar de lepelaar heet? Nou? Ik geef je een tip. Kijk nog eens héél goed. Dichterbij, zie die snavel. Misschien schiet het je plotsklaps te binnen. Ja, Willem, zie je het? Zie je het?!’
Die grappen komen ook terug op het album. Muzikaal is het bij vlagen dan wel best heftig, in de teksten zit behoorlijk wat luchtigheid. Neem ‘The U In My Dog’, halverwege de plaat. Opeens duikt die zin op: ‘He’s gonna make the world a better place, starting with the Middle East and Purmerend.’ Willem grijnst. ‘We zijn gewoon heel erg begaan met het leed dat geschiedt in Purmerend. We wilden die tekst eigenlijk nog op de binnenkant van de plaat laten graveren, maar het was al te laat toen we er achter kwamen dat dat kon.’