Rock is dood. Zeggen ze. En ze zeggen het al jaren: in de jaren '80, toen MTV continu A-Ha's 'Take On Me' je woonkamer in straalde; in de jaren '90, toen hiphop mainstream werd en Kurt Cobain een einde aan zijn leven maakte; en weer in de jaren '00, toen plastic boybands de wereld overnamen en niemand meer slipjes gooide naar pak 'em beet Motörhead.
Nu zeggen ze het nog steeds, maar dan in lange thinkpieces op cultuurblogs. En dit keer menen ze het écht: gitaarmuziek is dood, of op z'n minst voor oude lullen geworden (en is dat niet erger dan dood zijn?). Tja, misschien zit er wel wat in: de grote rockheadliners zijn de veertig al gepasseerd, de hitlijsten worden gedomineerd door pop, hiphop en dance, en kids met muzikale ambities pakken liever hun laptop dan een gitaar. Millennials hebben met hun apps en beats de rockmuziek de nek omgedraaid. Toch?
Ach nee man, je zit gewoon niet op te letten. Had je afgelopen Lowlands maar in het publiek moeten gaan staan toen Canshaker Pi de X-Ray op z'n kop zette: jonge gasten en meiden met bandshirts en vettig haar razen en springen en duwen elkaar net niet omver. Dat is leven.
Nog een goed voorteken voor de elektrische gitaarmuziek: de volgende festivaldag liepen er overal kids met Canshaker-shirts rond. Ik had er zelf ook eentje aan, en was verreweg de oudste. Als 23-jarige.
De Amsterdamse jongens van Canshaker Pi zijn zelf ook behoorlijk jong, en ze doen alles wat bij jong zijn hoort. Een beetje branie schoppen, ongemakkelijke foto's van jezelf posten op sociale media, inside jokes maken die verder niemand begrijpt, doen alsof het je allemaal niks kan schelen. En dat alles met een blind zelfvertrouwen dat je slechts kunt volhouden tot de bezorging van je eerste incassobrief.