3voor12 presenteert de Maand van de Underground

Spotlight op de onderkant van de popmuziek

Atze de Vrieze ,

Na de maand van de muziekfotografie vorig jaar en de maand van het clubcircuit het jaar ervoor is het weer tijd voor een grote 3voor12 voorjaarsserie. Een reeks artikelen over een onderwerp dat altijd al onze interesse heeft, maar niet altijd de volle schijnwerper. Het onderwerp dit jaar? Maart is de maand van de underground. Maar wat is dat eigenlijk, underground?

"Underground lijkt soms wel de vriezer van de popmuziek, waar we de lekkerste kliekjes uit het verleden bewaren." Was getekend Blaudzun in gesprek met 3voor12. Dat is niet bepaald een compliment, dat moge duidelijk zijn. Nu is Blaudzun een artiest die het grote publiek gevonden heeft, maar ook het Tilburgse festival Incubate - misschien wel de belangrijkste vaandeldrager van de undergroundcultuur in ons land - gebruikt het woord weloverwogen niet. In eerste instantie weken ze uit richting ‘independent cultuur’, tegenwoordig heet het ‘grensverleggende cultuur’. Vincent Koreman van Incubate zegt in een interview dat later deze maand verschijnt: “Wij hebben op een gegeven moment besloten dat underground een mooi begrip is, maar ook een beetje een onderbuikterm, het is meer een gevoel dan een afgebakend begrip. Underground is underdog, tegenbeweging. Daar is op zich niets mis mee, maar we wilden het positiever verwoorden. Wij laten de nieuwe ontwikkelingen zien, dingen die op dat moment relevant zijn.”

Tegenbeweging van de underdog
Wat is hier aan de hand? Kan underground, de natuurlijk tegenpool van de mainstream, ‘uit’ of ouderwets zijn? Ligt de gouden tijd van de pop-underground achter ons? Vertegenwoordigt het begrip iets waar muzikanten van nu zich niet meer in herkennen? Kennelijk, en dat heeft alles te maken met de kern van Koreman’s argumentatie: underground is een tegenbeweging van de underdog. En tegencultuur, dat is popmuziek niet echt meer. Niet ‘tegen’ in politieke zin, en ook niet ‘tegen' het systeem dat de popmuziek zelf is. Zoals Blaudzun zegt: “Je kunt tegenwoordig heel eigenwijs een plaat maken, op je eigen manier. Vervolgens mag je daar trots op zijn, daar tast je je artistieke integriteit niet mee aan.”

De definitie van underground als anti-commerciele tegencultuur is al decennia oud, maar vooral diep geworteld in de punkbeweging. Die maakte eind jaren zeventig korte metten met de pretentieuze progrock en de oppervlakkige disco. De beweging was idealistisch en politiek gedreven, sterk verbonden met de linkse kraakbeweging. Beter dan ooit slaagden undergroundscenes erin een eigen infrastructuur op poten te zetten, met independent labels, eigen fanzines, eigen podia.

Do it yourself was het devies. Die underground beleefde zijn piek en tegelijk een soort eindstation begin jaren negentig, toen in navolging van Nirvana, Pixies en Sonic Youth talloze undergroundbands opgepikt werden door major labels en een groot publiek bereikten. Het is een periode die diep geworteld is bij de generatie die er met zijn neus bovenop stond. 

Rot toch op met die Bieber
En toen kwam het internet. Pas nu we dik vijftien jaar internet als belangrijkste platform voor de verspreiding van nieuwe muziek hebben, kunnen we echt goed zien wat de impact ervan is. Zoals de uitvinding van de fotografie impact had op de schilderkunst, heeft het internet invloed op de manier waarop de underground georganiseerd en beleefd wordt. Wat we zien is dat de traditionele scenes vervagen, net als de keiharde scheiding tussen underground en mainstream. Waar undergroundscenes eerst lokaal en moeilijk toegankelijk waren, kun je nu als toeschouwer vanuit thuis makkelijk over de schutting kijken. Er zijn undergroundscenes die kortstondig een hype zijn op internet - herinner je je witch house nog? Niet? - en er zijn artiesten (met name in de elektronische muziek) die online razendsnel kunnen groeien. Superster Kanye West bedient zichzelf de hele tijd van DIY-strategieen, door expres knutselige albumhoezen te gebruiken of zijn muziek gratis te verspreiden. Doe het zelf is tegenwoordig vooral IKEA, of een bakfiets optuigen en voor het station espresso’s verkopen. Er zijn credible indie-acts die zich laten inspireren door commerciële r&b uit de jaren negentig, en omgekeerd beschouwen we mainstream artiesten als Drake en Beyonce zonder gêne als vooruitstrevende artiesten. En ja, zelfs popidool Justin Bieber mag je ineens goed vinden.

Dat wil zeggen: de net wat oudere muziekliefhebber - zeg maar de punkgeneratie - heeft daar nog wat moeite mee. Zoals Vera-programmeur Peter Weening het verwoordde toen ondergetekende een artikel over Justin Bieber schreef: “FOK VPRO 3voor12. Het moet nu toch echt een keer afgelopen zijn met het afglijden van ‘onze’ (ja Atze de Vries [sic.], je zal me wel weer wegzetten als een ouwe lul) favoriete omroep. ROT TOCH OP MET DIE BIEBER…. GATVERDAMME…” Zowel bij het publiek als bij hedendaagse muzikanten in de alternatieve hoek zien we toch een andere tendens: een koestering en groot respect voor de muziekgeschiedenis die ineens in al zijn glorie toegankelijk is. Daarbij hoort ook de herevaluatie van muziekvormen die eerder verworpen waren door de serieuze elite. Niet alleen mainstream pop van nu, maar ook genres als disco en 70s softpop, acts als ABBA, Elton John en Fleetwood Mac. Zelfs Phil Collins wordt momenteel her en der gerehabiliteerd. Wie had dat ooit gedacht?

Ik had indie-guilt
Het gekke is: ook als je de grenzen tussen underground en mainstream weigert te respecteren, ben je je er als muziekliefhebber wel van bewust dat ze bestaan. Oftewel: je weet dat het mainstream is, en TOCH houd je ervan. Kevin Parker van Tame Impala zei er iets interessants over in een interview op 3voor12: “Nog geen drie jaar geleden voelde het nog alsof er alsmaar stompzinnige, cheesy popmelodieën in mijn hoofd opborrelden, die ik probeerde te verstikken en ontkennen. Waarom? Ik had indie-guilt: ik groeide op in de grunge-wereld met een ethos dat alternatieve rockmuziek goed is, en popmuziek verwerpelijk en nep. Als ik had gemerkt dat Michael Jackson in mijn liedjes doorsijpelde, had ik dat naar beneden gedrukt omdat ik dacht dat het niet paste in het concept psych-rock.”

De Belg Gert Keunen zegt hier intelligente dingen over in zijn uitstekende cultuur-sociologische analyse Alternatieve Mainstream, over selectiemechanismen in het popcircuit. Keunen laat in zijn boek zien dat de traditionele scheiding tussen underground en mainstream een belangrijk gebied braak laat liggen: de muziek die ervaren wordt als credible, die het goed doet bij critici en op toonaangevende muziekfestivals staat, maar die ook een mate van succes heeft. Acts die onderdeel zijn van ‘het systeem’, met labels, boekers, promotors en journalisten die elkaar allemaal proberen te beïnvloeden. Alternatieve mainstream, zegt Keunen, ‘is waar culturele en economische logica elkaar ontmoeten’. De smaakmakers (en natuurlijk het publiek) bepalen wie ‘erbij hoort’, mee mag doen in de machine, en wie buiten blijft staan.

Gut feeling
Het is een interessante analyse, van Gert Keunen, die veel inzicht geeft over wat ‘we’ met zijn allen beschouwen als ‘goede muziek’. Idealiter, in het hoofd van de serieuze muziekliefhebber, is goede muziek origineel, authentiek en niet gemaakt om geld te verdienen, maar veel smaakmakers geven grif toe dat ze in feite niet uit kunnen leggen waarom ze een bepaalde act nou zo goed vinden. Het is ‘een gevoel’. Maar in de praktijk worden besluiten door poortwachters in de industrie natuurlijk niet alleen gemaakt op ‘gut feeling’. Er wordt naar elkaar gekeken. Een boeker kijkt naar radio airplay of connecties met andere artiesten, terwijl de radio juist weer kijkt of een band goede boekingen heeft. 

Die zogenaamde alternatieve mainstream lijkt op het eerste gezicht beter georganiseerd dan ooit tevoren. Dat zie je het duidelijkst in het festivalcircuit. In de jaren tachtig had je alleen het grote Pinkpop, in de jaren negentig betrok Lowlands de voorhoede bij de festivalbeleving, en inmiddels zijn er letterlijk tientallen festivals in Nederland die vissen uit de alternatieve mainstream (en dus uit de underground). Underground is niet meer exclusief en afgeschermd. Peter Weening’s Vera is in Nederland een van de laatste bolwerken van de alternatieve popcultuur zoals we die uit de jaren tachtig kennen. Eigenlijk alle popzalen in Nederland zijn tussen 1995 en nu gemoderniseerd, vaak met een grote zak geld van de gemeente. Van gedoogde of gelegaliseerde projecten uit de kraakhoek zijn ze verworden tot prestigeprojecten die een breed publiek moeten aanspreken. Niet tegen, maar naast andere vormen van cultuur. 

Betalen met een chipkaart
Het schoolvoorbeeld is TivoliVredenburg in Utrecht, waar bejaarde bezoekers van een kamermuziekconcert op de roltrap metalheads en jazzliefhebbers kunnen tegenkomen, en waar ook een grote levensliedzanger als Frans Bauer gewoon geboekt wordt. Hoewel TivoliVredenburg inhoudelijk een succes is, zijn nostalgische gevoelens naar het oude podium aan de Oudegracht helemaal zo gek niet. Plekken die alleen nog maar alternatieve cultuur uitstralen, zijn doorgaans marginaal. Stephen DeWaele van Soulwax maakte de muziek voor de nieuwe film Belgica, dat zich afspeelt in de undergroundscene van de jaren negentig. Ook hij ervaart dat als een tijdperk dat achter ons ligt, zo zegt hij tegen 3voor12. “Voor veel mensen was het een soort moeras waar ze zich in verloren, maar het was ook een voedingsbodem om creatief te zijn. De Charlatan (waar de film Belgica op gebaseerd is, red.) heeft nu bouncers, er staan videocamera’s en je moet er betalen met een chipkaart.”

Er is nog een factor die meespeelt: de grote groei van de professionele popopleidingen van Nederlandse conservatoria. Toen Tilburg in 1998 de Rockacademie lanceerde, werd daar nog lacherig over gedaan. Popmuziek, dat kon je immers niet leren. Dat is in feite een traditionele undergroundgedachte. De kern ervan is dat authenticiteit belangrijker is dan technische bagage. Je kunt beter echt zijn, dan goed kunnen spelen. Ook die gedachte voert terug naar de DIY-cultuur van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, toen afgerekend werd met complexe serieuze popmuziek en slicke confectie-disco. Rauwheid en ongepolijste producties worden vaak gezien als toonbeeld van authenticiteit. Amateurisme staat op een voetstuk, virtuositeit is verdacht. Wat dat betreft is het boeiend dat Jett Rebel - een virtuoos muzikant die doorbrak via de radio - met zijn laatste album Truck discussie opriep door juist heel moedwillig de technieken uit de underground te gebruiken: het album klinkt zwaar ondergeproduceerd. Zo sterk dat je het idee hebt dat ie het in zijn studiootje nog eens over deed als het rammeling of vals genoeg klonk. Hoe dan ook: feit is dat veel jonge mensen met ambitie in de muziek nu netjes leren spelen en een band formeren als afstudeerproject. 

Dat betekent niet dat er geen undergroundcultuur meer is in Nederland. Sterker nog: er is misschien wel meer dan ooit. Je hebt nauwelijks nog geld nodig om een fatsoenlijke opname te maken, in plaats van een gestencild fanzine heb je de beschikking over wereldwijd toegankelijke blogs, en door de enorme hoeveelheid festivals zijn er veel plekken om te spelen. De komende maand gaat 3voor12 op zoek naar toonaangevende en inspirerende mensen en plekken in de voorhoede van de Nederlandse muziek. Mensen met karakter die zich ‘ouderwets’ niets aantrekken van wat aan de top gebeurt en hun eigen pad kiezen, voorlopers en schatbewaarders, buitenstaanders en knooppunten. Van de eigenwijze Friezen van Yuko Yuko en The Homesick tot de weergaloze protometal-band Death Alley. De nieuwe club De School in Amsterdam, waar ook het bekende undergroundplatform Subbacultcha een nieuw thuis vond. Natuurlijk ook Incubate in Tilburg, dat eind vorig jaar struikelde over de grote ambities om uit de marge te ontsnappen, en komend jaar voor de uitdaging staat zichzelf opnieuw uit te vinden. Gaan we het gewoon de ‘maand van de underground’ noemen? Jazeker, dat gaan we doen. Op het schild ermee! Lang leve de underground!