In de bunker van het Haagse orakel Guy Tavares

Maand van de Underground: "Ik ben de cockroach dandy, ik woon in een spleet waar niemand wil wonen"

Atze de Vrieze ,

Hij is drummer, hij is producer, hij is inspirator, maar eigenlijk omschrijf je Guy Tavares het eenvoudigst als de bekendste cultfiguur uit de Haagse underground. Al meer dan 25 jaar is hij actief, werkend vanuit zijn bunker in Den Haag. Bunker, een betere term had hij niet kunnen vinden. “Ik ben de cockroach dandy, ik ben afval. Ik woon in een spleet waar niemand wil wonen.” Een Apocalyptisch gesprek met het orakel van Den Haag.

Bunker Records
Een geluidssysteem en een stroboscoop in de vorm van een swastika. Dat zijn de twee enige wapens van Guy Tavares en zijn geheime club: Dystopia. Nu staat het TL-licht aan, maar het kost weinig inbeeldingsvermogen om je de intense sfeer voor te stellen die hier kan hangen in de nacht. Na een gang, een trap en een zware deur openbaarde de ruimte zich, diep weggestopt in een oud Haags schoolgebouw. In de hoek een podium van nog geen dertig centimeter hoogte, de muren beschilderd met symbolen en spreuken, achter de draaitafel een bende aan elektrische bedrading die laat zien dat hier ooit de centrale stroomvoorziening zat voor het hele pand. Het is nogal een pand, een gigantisch gebouw waar nu vijftig mensen in wonen en werken. De kelder is het domein van Guy Tavares, die me direct bezweert het adres niet te noemen. Want hem wordt weliswaar de hand boven het hoofd gehouden, maar niet iedereen hoeft te weten waar zijn geheime schuilplaats zich bevindt. De freaks, die weten het wel te vinden, zegt hij. Dystopia, zijn met eigen handen gebouwde Nautilus, 20.000 mijlen onder de grond.

Qua aanblik doet Guy Tavares de titel ‘cultfiguur’ zonder twijfel eer aan. Zijn strakke jasje is verweerd, zijn lange haar en baard grijs. Over zijn voorhoofd heeft hij een zwarte band, daaronder twee priemende ogen die hij af en toe razendsnel samenknijpt. Hoewel hij de zon zelden in levende lijve aanschouwt, zijn hij en zijn gele zonnebril onafscheidelijk. “Twee keer per jaar houd ik hier een Panzerkreuz ritueel”, vertelt hij, met wijdse armgebaren. "Een Dionysisch ritueel, ter herinnering aan de sterfelijkheid van de mens. De stroboscoop hier staat exact afgesteld op de frequentie van de hersenen. Ik ben van huis uit bioloog, ik kan niet anders dan zo denken. Acht uur lang word je los gewrikt van al je menselijke associaties, van je kleine mensenwereldje. Het maakt je extreem klein; als je naar buiten komt, ben je een worm.” Tavares draait op zijn halfjaarlijkse rituelen house en techno, maar ook zware psychedelische rock, Oosterse muziek, Afrikaanse percussie, bezwerende funk en zelfs klassieke muziek.

Je zou hem dan ook tekort doen door hem enkel te koppelen aan Bunker Records, het befaamde Haagse elektronica-label dat hij in 1992 startte. Tavares bracht er in eerste instantie vooral muziek uit van zijn eigen Unit Moebius, een van de belangrijkste underground acid house pioniers van Nederland, later ook van Haagse iconen als Legowelt, Orgue Electronique en I-F. Hij heeft ook nog Motorwolf, het label dat hij kort daarna startte, met zijn eigen band Orange Sunshine als basis. En vergeet ook Santa Cruz niet, een soort alles-omvattende proto-psychedelicaband die Tavares momenteel misschien wel het meest na aan het hart ligt. In 2012 verscheen van die band het album Down On My Knees, een waanzinnig gruizige plaat waarin duistere doomrock samenkomt met klassieke boogie hardrock en stoner. 

Fysieke muziek
“Op mijn twaalfde ging ik fanatiek naar heel specifieke muziek luisteren”, begint Tavares zijn verhaal voor het gemak maar chronologisch. Wat meteen opvalt: hij oogt als een schuchtere kluizenaar, maar hij praat precies en uitvoerig. “Geen top 40 popmuziek, maar de Indonesische gamelan cassettes die mijn vader's familie meenam - mijn vader is een Indo - of Indiase en Arabische muziek. De bezwerende toon vond ik mooi. Op mijn twaalfde kwam er een kantelpunt. Toen ontdekte ik via radiopiraten reggae, heeele zware dub-reggae van Augustus Pablo, King Tubby en Scientist. Fysieke muziek, zo diep. Wow. Achteraf kan ik alleen maar denken: dat is baarmoedermuziek. Kijk, ik ben een beetje een apart geval en ook nog eens klein, dan krijg je snel gedonder op straat. Niet dat ik er om vroeg, maar ik had altijd gelazer. Voor mij was het allemaal erg bedreigend buiten, de vijand is overal. Daar ben ik verder niet rouwig om, het is wat het is. 'Paranoia is the highest state of consciousness', zei ooit Charles Manson, daar zit wel wat in. En de wereld, de natuur, zelfs mijn eigen lichaam is voor mij te veel. Ik ben continu overprikkeld door mijn eigen lichaam, ik wil het eigenlijk afhakken, word er gek van. Als het waait of regent buiten, als er zand op het strand ligt, het maakt me woedend. Ik weet dat het onzin is, dus blijf ik maar binnen. Maar die dub-reggae, dat was de baarmoeder. Het was warm en vertrouwd. De Roland space echo was als geluid door water, de bas de hartslag van je moeder.” 

Het is fascinerend om te zien hoe Guy Tavares zijn eigen woorden leeft. Als hij 'woedend' zegt, springt hij ook echt uit zijn vel. Als hij spreekt over 'baarmoedermuziek' is zijn toon warm, zachtaardig. Hij stopt geen moment en vertelt verder. “Al snel ontdekte ik electro en rap. Daar zat die bas ook in. Het dystopische van rap sprak me ook aan. Ik zag een documentaire over South Bronx, en dat was fascinerend, een soort Mad Max landschap. Ik was als kind geobsedeerd door de Tweede Wereldoorlog, en met name de Derde Wereldoorlog, die absoluut zou komen. South Bronx wierp een schaduw vooruit van hoe dat eruit zou zien. Alles wat bedreigend is, voelde voor mij vertrouwd. Al dat gezellige gedoe, dat vertrouwde ik helemaal niet, dat is veel enger. Het is geen duidelijke taal. Als iemand zijn vuist naar je opheft, dan is dat duidelijk.” Hij maakt een vuist en bootst dan een omhelzing na. “Maar iemand die aardig loopt te doen, kan nog steeds…” Hij maakt een felle beweging naar voren naar me toe, als een dolksteek. 

“Ja, ik ben een kind van de Koude Oorlog", zegt hij, letterlijk en figuurlijk een stapje terug. "Mijn vader was er gek van. Doodsbang was ie. Dat waren wel meer mensen, maar hij was echt paniekerig. Ik neem hem dat niet kwalijk, ik heb het kennelijk niet van een vreemde. Hij had ook zijn trauma’s uit de Tweede Wereldoorlog, met de Japanners die mijn hele familie in kampen hebben gestopt. Voor mij was het ook volstrekt logisch dat ik op een dag in een kamp zou eindigen. Je hoeft er niks voor gedaan te hebben. En nog steeds denk ik het: als het zover is, zullen ze mij als eerste pakken. Al noemen ze het nu geen concentratiekamp meer. Het is veel subtieler, 'Brave New World'. Kinderen die opstandig zijn, diagnostiseren ze met een geestelijke 'disorder', die worden opgesloten. Als je niet mee kan in het systeem omdat je wat gevoeliger bent, geven ze je levenslang. Maar ik ben voorbereid. Ik zeg niet dat ze me niet te pakken krijgen, maar ik ga het ze niet te makkelijk maken.”

Zijn er dagen dat je niet buiten komt? 
“Ja, heel veel dagen. Je kunt voor een aantal dagen eten inkopen, en wat moet ik nou buiten. Ik heb vitamine D voor zonlicht. In de zomer maak ik nog wel eens een uitzondering, dan ga ik bijvoorbeeld ’s ochtends vroeg naar buiten.”

Nog altijd staan we midden in de ruimte. Ergens rustig gaan zitten is eigenlijk niet aan de orde. Het verhaal onderbreken ook niet. Want hoewel Tavares voortdurend zijwegen inslaat, komt hij ook steeds vanzelf weer terug op zijn hoofdpad. Die zijwegen zijn ook geen zinloze weetjes, hij is er stelselmatig zijn muzikale visie mee in een allesomvattend perspectief aan het plaatsen. Terwijl hij praat, stuitert het onderste stukje van zijn grijze baard - dat in een draad gerold is - tegen zijn borst.

“Tegen de tijd dat de acid house kwam, speelde ik in een punkband, was ik vertrouwd met industriële muziek, had ik de reggae, electro en rap afgerond. Detroit techno en acid house was meteen raak. Het was elektronische muziek, waarin de dystopische robotfantasie samenkwam met het vertrouwde. Een mechanisch juggernautsysteem dat over je heen walst, en je toch vertrouwen geeft. Het scherpe hoog dat snijdt, het diepe laag dat je bakert. Ik was op het eerste grote acid house feest in Amsterdam, georganiseerd door Shroom, met veel Engelse bezoekers, want in Amsterdam had nog bijna niemand het door. Er waren drie zalen. Een voor de homo’s, de RoXY prinsjes, met balearic beats, de Ibiza muziek. In de hoofdzaal was non stop acid house, waar ik die avond zonder drugs op danste, de hele nacht lang. De rook, de muziek, de stroboscoop, het was bezwerend. Iedereen was gelijkwaardig en liet je met rust. En dan was er nog een derde soundsystem met dub reggae. Dat vond ik in die tijd volstrekt logisch, maar het is daarna helemaal verdwenen.”

“Een half jaar later was die eerste magie weg. Binnen de kortste keren ging elke zaal ook zo’n feest doen, met stroboscoop, rookmachine en dezelfde veertig platen. Bedenk je wel: er was nog niet zo veel van die muziek. Na een half jaar waren veel mensen er al op uitgekeken, jammer eigenlijk. Toen ik niet lang daarna in Den Haag in de kraakscene kwam, dacht ik: ik ga het ook eens proberen. Niemand probeert het hier. Ik richtte Bunker op, en daarna had ik het geld en de infrastructuur om Motorwolf te starten, om punkbands uit te brengen. In de Nederlandse kraakscene was dansmuziek eigenlijk fout. Disco, dat deugde niet, al werd het in de Haagse scene wel als ironische camp gedraaid. Ik dacht: acid house is juist heel duister. Het kwam uit de SM gay scene van Chicago, met dark rooms waarin grote, ruige gasten van alles van zins zijn. Wou jij beweren dat dat voor vrolijke discokikkertjes was? Nee, het was naar en eng, cult." Naar en eng, hij spreekt het uit alsof ie een griezelverhaal voorleest, een siddering in zijn stem. "En ik kon het precies zo doseren dat het voor mij prettig aanvoelde. Er is aan die elementen niet veel meer veranderd.” 

Van zijn visie op muziek schakelt Tavares moeiteloos door naar zijn visie op de mensheid de samenleving. Moeiteloos citeert hij uit Der Untergang Des Abendlandes, het oerboek van het cultuurpessimisme, waarin Oswald Spengler het einde van de westerse samenleving voorspelt. Onze overtuiging dat de wereld maakbaar en controleerbaar is, zo betoogt Tavares, is een illusie. Of het nou een nieuwe ijstijd is of een oorlog, de hoogmoedige Faustische samenleving zal vallen. 

Hoe kijk jij naar aanslagen als in Parijs of Brussel?
“Nou, ik ben niet onder de indruk. Voor de mensen die er persoonlijk mee te maken hebben is het natuurlijk triest, maar in het globale beeld zegt het niets. Wie kaatst, kan de bal verwachten. Maar het is voorlopig vooral speculeren, want op het nieuws kun je niet vertrouwen en de documenten waarin de waarheid te vinden is, worden pas over een jaar of zeventig vrij gegeven. Pearl Harbor was een set-up, dat weten we inmiddels. Waarom dit dan niet? Als je iets weet van geopolitiek, als je weet wat voor rottigheid de westerse wereld allemaal uithaalt in de wereld. De Nederlandse minister-president heeft nog meer bloed aan zijn handen dan Poetin, want Nederland laat zich hypocriet gebruiken als facilitator. We hoeven geen soldaten te leveren, maar ondertussen worden we schathemeltjerijk van alle troepen en grondstoffen die we vervoeren. Let wel, dit zijn geen complottheorieën, ik baseer dit op nieuwsberichten die nota bene door ANP/REUTERS losgelaten worden. Je hoeft het alleen maar te onthouden en naast elkaar te zetten. Lees de geschiedenisboeken en zie dat nu dezelfde strategieën gebruikt worden als de afgelopen 2.000 jaar. Elke revolutie wordt betaald door het grootkapitaal van The Powers That Be. Denk je dat arme boertjes een revolutie kunnen bewerkstelligen? Julius Caesar beschrijft in zijn boek over de Gallische oorlog al precies hoe dat in zijn werk gaat, ''divide et impera.”

Is de geschiedenis het belangrijkste wapen om het heden te begrijpen?
“Ja, ik vind het ongelofelijk dom dat mensen denken het te kunnen verwaarlozen. Je bent een product van je verleden. Nature, nurture, maar ook alles wat vooraf gegaan is, alles wat je doorgegeven is als kind. Biologie en geschiedenis zijn de peilers waaraan ik me vasthoud, anders zweef ik helemaal in het universum. Als je een kind bent, en je wordt in elkaar geslagen, dan probeer je te begrijpen waarom dat is. Kennis geeft je macht, het stelt je in staat je voor te bereiden of aan te passen. Biologie en geschiedenis, en kunst is wat die beide verbindt. Kunst is duiding der dingen. Natuurlijk ben ik een romanticus die zinloze dingen doet, dat weet ik ook wel, maar ik probeer kunst zo toe te passen. De oude Griekse tragedies van Sophocles, Aischylos en Euripides maakten deel uit van het ritueel, iedereen was bekend met de elementen. Wetenschap is ook duiding der dingen, en techniek is het praktische gevolg, maar het is fout gegaan toen het mysterie genegeerd werd. Nota bene Sokrates zei: ‘het enige dat ik weet, is dat ik niets weet.’ Door middel van vragen stellen, kunnen we een beetje dichterbij komen, maar je moet het kennishiaat erkennen. Mensen zijn daar blind voor geworden, ze zien alleen hun zegeningen. We maakten een atoombom, begonnen te knoeien met DNA, en we waanden ons veilig. Met de kunst gaat het dan onvermijdelijk ook mis. De eerste moderne kunstenaars verwierpen alle regels, maar ze kenden ze wel. Tegenwoordig leer je op de kunstacademie niet meer hoe je moet schilderen, je leert er netwerken en concepten bedenken. En moet je horen wat voor concepten dat zijn. Ik wil vorming, geen vorm. We leven in een wereld van ‘image’.”

“En toen kwamen Nietzsche en Wagner, die stelden dat de kunst was verworden van duiding der dingen tot een Faustische beschaving, waarin de natuur genegeerd werd. Natuurlijk, al die technologische ontwikkeling zorgt voor opwinding. Het is niet zo gek dat je jezelf daarin verliest. Maar de kunst verwordt tot bourgeois entertainment, het is platvloers. Tegencultuur, daar was in de jaren zeventig nog sprake van, maar nu iedereen een hipster is en je er niet meer aan kunt ontsnappen, is elke vorm van muziek verworden tot burgerlijk entertainment. Het mag dan wel punk heten of underground, maar het is allemaal deel van het systeem. Het publiek kijkt naar de vorm, maar heeft geen idee meer van de betekenis. Je kunt het ze niet kwalijk nemen. Als de leraren het al niet meer weten, hoe kunnen ze het hun leerlingen dan leren? Ik hoef de buitenwereld niet te verwerpen, het is er gewoon. En af en toe ga ik ook van het burgerlijk entertainment genieten. Je kunt niet aan het systeem ontsnappen. Laat mij hier mijn rituelen maar doen. Ook een romantische illusie, ik weet het.”

Was Selim Lemouchi, het brein van de band The Devil’s Blood, iemand waaraan je je  verwant voelde? Ook hij noemde zijn optredens rituelen, en hij wees de wereld radicaal af, tot het uiterste. 
“Natuurlijk, Selim zou ook bij mij opnemen. Ik begreep hem heel goed, en ik begrijp ook waarom ie er een einde aan gemaakt heeft. Ik denk het ook wel eens, maar ik ben dwangmatiger en ik heb kinderen. Ik kan nog niet weg. Maar ik snap hem WEL: je voelt je machteloos, en de enige 'vrije keuze' die je op zo’n moment kan denken te hebben, is zo’n daad. Het is ook de ultieme daad als kunstenaar, ja. Ik ben groot fan van de Japanse schrijver Yukio Mishima, die op tv ritueel zelfmoord pleegde. Hij had het jarenlang geroepen, en hij voegde de daad bij het woord. Hij vereerde de samurai code en esthetiek, waarin schoonheid en wreedheid samen komen. Ook al hebben de Japanners mijn familie op een afschuwelijke manier behandeld, hun wreedheid was zo verfijnd. Zoals Plato al zei: alles wat goed is, is het efficiënts, en ook het mooist. Een reiger toonde me dat ooit hier in het park vlakbij. Hij begon te vissen op anderhalve meter afstand van mij. Het was het sierlijkste en dodelijkste ballet van mijn leven. Elke beweging was sierlijk. De manier waarop hij met zijn poten door het water waadde, hoe hij zijn hals boog in S-vorm, aanspande en toesloeg, hoe hij de vis in een vloeiende beweging naar binnen werkte. Sommige mensen zeggen: je bent gek, je lijkt wel een halve nazi. Ik zeg: Nietzschiaan, ik bemoei me niet met mensjes. Ik richt mij alleen op de krachten van de natuur.”

Luxe kruipruimte
“Zullen we even aan de andere kant kijken?”, onderbreekt Tavares zichzelf nu, alsof ie zich bewust was dat zijn laatste statement wel een voorlopige piek in zijn oratie was. Hij leidt de weg door de krochten van het pand, dat veel meer behelst dan alleen Dystopia. De ‘cockroach dandy’ Guy Tavares woont in een spleet waar niemand wil wonen, legt hij uit. “Het is koud, schimmelig, bijna giftig van de salpeter uit de muren. Wil jij daar wonen? Nee hè, niemand wil daar wonen, en daarom zit ik hier. Ik ben zelf afval.” De kelder hier is eigenlijk helemaal niet gemaakt om bewoond te worden. Het ziet er ook eerder uit als een luxe kruipruimte, met lage gangen, zijpaadjes met heel kleine tochtraampjes, her en der. De gangen zijn eigenlijk alleen bedoeld om het gebouw er boven vochtvrij te houden, terwijl club Dystopia oorspronkelijk dienst deed als kolenruimte voor de centrale verwarming die het hele pand warm moest houden. Het is een waanzinnig doolhof, met links en rechts geparkeerde apparatuur en deuren die geheimen lijken te herbergen.

Dan zijn we ineens in het Heilige der Heilige van de kluizenaar: een privé bibliotheek met werken van John Ruskin, Yukio Mishima, een hele stapel Gerard Reve, veel Griekse en Latijnse werken. “Natuurlijk een mooie Ilias uit 1881, van Vosmaer”, toont hij trots. “Mijn huis staat vol met spullen waarvan mensen de waarde vergeten zijn. Alle apparatuur hier heeft ooit een kapitaal gekost, maar nu kun je het voor een prikkie kopen.” Rechtdoor klinkt geluid. Er zitten drie mannen met elkaar te praten, terwijl harde gitaarmuziek op staat. “Daar is een oefenruimte, ik noem het ‘de dagopvang’, voor mensen die ook niet in het systeem passen.” Rechts opent Tavares nog een stevige deur, naar een klein kamertje met houten muren. Het is een zelfgebouwde constructie, die min of meer zweeft, vertelt hij. “Ik ben niet bepaald een ‘zoon van een timmerman’, maar door mijn biologie-studie weet ik wellicht alsnog een beetje van dat soort krachten. Ik heb het hier zo goed geïsoleerd dat het altijd warm blijft, ik hoef alleen maar een paar peertjes aan te zetten en het wordt 23 graden. Wil je Dr Pepper of groene ranja? Heel erg jaren zeventig, toch?”  

In de lage ruimte staan onder andere een opblaasbed op zijn kant, een computer zonder internet, een ontmantelde piano, zes blikjes energy drink en een paar strips medicijnen. Dit is de ruimte waar Tavares het afgelopen jaar non stop aan het verbouwen geweest is. Drie maanden achter elkaar deed hij dat zonder te slapen, vertelt hij. Hij ging door tot zijn lichaam hem luid en duidelijk een halt toeriep. Het was sowieso nogal een intens jaar, want zijn bedrijf ging failliet, zijn gitarist dreigde ten onder te gaan aan leukemie en zijn relatie kwam in zwaar weer terecht. “Als je me zes weken geleden gebeld had, was je waarschijnlijk verrot gescholden”, zegt Tavares. “Die verbouwing gaf een hoop stress, en de enige manier om dat op te lossen, is zorgen dat het geen puinhoop meer is. Zoals Churchill al zei: ''If you’re going through hell, keep going''. Deze ruimte is mijn handvat. Als deze paar vierkante meters naar mijn eigen orde ingericht zijn, kan ik de chaos buiten ook veel beter aan. Is dat niet zo, dan ben ik zwaar psychotisch en gevaarlijk. Ik heb al mijn wapens aan mijn vrienden in bewaring gegeven. Maar goed ook, ken uzelf, zei het Delphi’s orakel. 'Gnothi seauton'. Het gaat wel weer over. Het is al over. Ik moet nog rustig aan doen, maar ik heb al weer een bandje opgenomen. Ik heb de afgelopen tijd ook heel veel geschreven, schriften vol gedichten en verhalen. Die moet ik allemaal nog ordenen.”

Vind je het makkelijk muzikanten te vinden die jouw opvattingen delen?
“Ik heb er nooit moeite mee gehad, niet in Den Haag in elk geval. Er zitten hier een hoop freaks. Ik had ook naar Amsterdam kunnen verhuizen, ik kende daar ook mensen, maar ik wist dat ik daar niet kon doen wat ik hier kan. Er was ook daar wel een kraakscene, maar die was veel dwingender, normatiever. Ik snap best dat mensen Den Haag een kutstad vinden, maar ik vind dat een zegen. Er is geen echt centrum, het mag allemaal geen naam hebben, het is een 'city of no importance'. Niemand gaat hier voor zijn lol wonen, je spoelt hier aan. Inmiddels woont er een half miljoen stuks wrakhout. Laat ze vooral denken dat Amsterdam de hoofdstad is. Daar is het, jongens, daar moeten jullie zijn. Als de hipsters ook hierheen gekomen waren, hadden ze dit gebouw allang ingepikt. Zo denken ‘the powers that be’ ook: daar is de luchthaven, de tv, daar ligt het Europese knooppunt van glasvezel, gooi daar maar een bom op. Hier gebeurt niets, in dit kuuroord aan de kust. Maar uiteindelijk is dit het machtscentrum, natuurlijk. De oorlogen in Syrië en waar ook ter wereld worden hier mede-bekokstoofd, door de Bilderberg groep en Shell en al die anderen. De Russen zitten hier, de Duitsers, de Fransen, de Amerikanen. Ik vind het prima. Als je je wilt verstoppen voor de sultan, is er geen betere plek dan in zijn snor.”

En nu dan? Meer elektronische muziek? Een nieuwe Santa Cruz album? Misschien, maar dan wel heel anders dan het debuut. Misschien ook niet. Of zoals ie het zelf zegt: “Misschien rolt er nog eens iets uit. Met enkel die eerste Santa Cruz mag ik al tevreden sterven. Bovendien: een man hoort in principe te sterven tussen zijn 38e en 42e, ik had al zeker vijf jaar dood moeten zijn. Dat ik nu nog leef, is eigenlijk blasfemie. Ik doe voor spek en bonen mee. Eerst die verbouwing maar eens afmaken, daarna praten we nog wel eens verder.”