Dearly beloved,
‘Met Lego kun je alles maken. Ook een mini concerthal met flitsende lampen en een piepklein paars geilneefje. Minimaal twintig keer heeft de Minneapolis midget opgetreden in mijn tienerslaapkamertje. Ik heb de helft van mijn zuurverdiende krantenjongensgeld uitgegeven aan muziek waar ik eigenlijk niets van snapte. Erotic City? Head? Dirty Mind? Geen idee!’
Deze quote komt uit het verhaal dat hoort bij een reportage over de nachtelijke Prince aftershow in 2002 in Nighttown. Een kaartje kostte 100 euro. Dat geld kon ik bij de VPRO declareren en ik vond dat best fijn. Prince en ik waren op dat moment namelijk niet de beste vrienden. De liefde was een beetje over. Toch was ik benieuwd of mijn bloed nog paars kon kleuren, en dus ging ik naar Rotterdam. Als ik het verhaal over die avond nu teruglees voel ik een lichte schaamte over hoe negatief ik toen over hem was. Ik zat in een andere fase van mijn leven, ook muzikaal gezien, en natuurlijk heeft hij nooit meer een echt briljante plaat gemaakt. Maar kom op, het blijft wel Prince!
Wanneer ben je echt fan? Is dat voor het leven, en is het constant? Ik weet niet precies meer hoe vaak ik Prince live heb gezien. De eerste keer was in ieder geval in de Brabanthallen in Den Bosch in 1993. De tour rondom Love Symbol, helemaal met een tourbus vanuit Groningen. De laatste keer was op 25 mei 2014 in de Ziggo Dome. Daartussenin zitten talloze Gelredomes, Ahoys en een handvol aftershows: in Nighttown, twee avonden achter elkaar de Melkweg en het meest recent Paradiso.
Toch heeft mijn fandom zich altijd afgespeeld in verlangen. De echte gouden Prince tijden heb ik nooit van dichtbij meegemaakt. Ik was te jong. Hoe was het die eerste keer in Paradiso in ’81? Hoe goed was het nu echt in Ahoy bij Sign O The Times? Verlangen, precies wat Prince als geen ander op kon roepen bij zijn fans, in verschillende opzichten. Het meest verlangde ik terug naar de Lovesexy tour show in Dortmund die ik in 1988 op televisie zag. Ik was dertien. De dubbele bootleg cd kocht ik later bij CD Shop Drent in Groningen. Ik ken iedere uithaal van Prince, alle digitale viooltierlantijnen, iedere schreeuw uit het publiek. Ik schaamde me zelfs voor het ‘ole ole ole ole’ van de Hollanders bij die show (Dortmund in de nazomer van 1988, weet u wel). Maar het mooiste van die show vond ik de piano only encore met onder meer When 2 R In Love, Raspberry Beret, Condition Of The Heart. Gevoelig, romantisch, een prachtig intiem moment in een kolkende zaal. En ik op mijn kamer, nog niet echt wetend wat die grote en kleine woorden allemaal betekenden.
We groeiden uit elkaar. Ik werd volwassen, kreeg zelf een dirty mind en vond zijn nieuwe platen niet bepaald fantastisch. Met als dieptepunt die Nighttown show in 2002. En toch is het weer goed gekomen. Ik begon echt te luisteren naar de nummers en zocht uit hoe hij dat briljante drumcomputergeluid op de LM1 voor elkaar kreeg, waardoor When Doves Cry zelfs zonder basgitaar een briljante popsong kon zijn. Vanaf de tweede helft van de jaren ’00 werd de collectieve heldenverering ook weer sterker. Van Questlove en Hot Chip tot Frank Ocean en The Weeknd, tot je eigen Twitter timeline als ie weer eens kwam spelen. Prince werd weer cool in mijn hoofd. Noem het nostalgie of noem het common sense, ik telde de laatste jaren weer grif 100 euro per show neer. De ellenlange gitaarsolo’s en funk-uitstapjes, hoe briljant natuurlijk ook, konden me eigenlijk gestolen worden. Paradiso was bijzonder. Paradiso, een echo van die legendarische eerste show in '81. Maar ik werd uiteindelijk nog veel blijer van de hit revu in de Ziggo Dome. Daar hoorde ik voor de eerste keer She’s Always In My Hair live en verraste hij tegen het einde met een prachtige piano set met onder meer How Come You Don’t Call Me Anymore en The Beautiful Ones. Meteen kippenvel. Ik was weer dat jochie van 13, maar wist nu wel waar hij het over had.
Je band met een artiest wordt mede bepaald door jou zelf. Door de moeite die je doet. Door wie je bent, wanneer en waar. En waar niet. En natuurlijk door hoe de artiest zich beweegt, ten opzichte van zijn werk en ten opzichte van jou. Voor Prince geldt dat misschien wel dubbel zo hard, door dat maffe parallelle universum dat hij voor zichzelf creëerde. En doordat ie zichzelf voortdurend opnieuw uitvond, zelfs al zat die briljante plaat er niet meer in. Half november werd ik vader van een kerngezonde tweeling. Het uitgaans- en concertleven stond even op het tweede plan, maar het WhatsApp verkeer rondom de nog niet officieel aangekondigde Piano & A Microphone tour bleef op gang. Prince solo op piano, in Carré nota bene, voor mij de perfecte match. Ieder zijn eigen Prince, maar dit is de mijne. Tot de aanslagen in Parijs, waarna Prince het hele plan schrapte. Bij het zien van de setlists van de piano-only shows in Paisley Park begon het toch weer te kriebelen. Eindelijk die bedevaart naar Minneapolis? Het is er niet van gekomen. Nooit meer Prince live zien? Ik kijk nog maar een keer naar de setlist van zijn laatste show op 14 april in het Fox Theater in Atlanta. Van Little Red Corvette tot Kiss en een onverwacht (?) profetische cover van David Bowie’s Heroes. Solo en helemaal alleen op de piano! Een week later is hij dood.
Electric word life. It means forever and that's a mighty long time. But I'm here to tell you. There's something else. The after world...
IM Prince: fandom in verlangen
Van LEGO-concerten tot dromen van Paisley Park
Kun je ook hartgrondig fan worden van een artiest die zijn gouden jaren al achter zich heeft? En hoe ontwikkelt zich dat dan? 3voor12’s Sander Kerkhof zag Prince de afgelopen 25 jaar talloze keren, en hij kwam niets tekort, maar ergens bleef het verlangen naar wat vooraf ging.