Ooit begon Dekmantel als organisator van kleinschalige house- en technofeesten voor fijnproevers, met een lichte nadruk op DJ’s uit de Detroit en Chicago-hoek. Langzaam groeide dat uit tot meer avonden, een kleinschalig ééndaags festival (Lentekabinet) en uiteindelijk Dekmantel Festival. Drie dagen lang staat de crème de la crème van de internationale danswereld in het Amsterdamse Bos. Van underground is al lang geen sprake meer, maar het zijn niet echt de artiesten die de hitlijsten bestormen, of die je met CO2-kanonnen stadions ziet vullen. Het zijn vooral de artiesten die je in Nederland in clubs als Radion, Paradigm, Pip of Bird tegenkomt. House en techno in de brede zin van het woord dus, en voor een heel specifiek publiek. Zo specifiek zelfs dat Dekmantel het aandurft om een dag voor het echte festival begint, al in het Muziekgebouw af te trappen met twee acts die in het geval van Autechre de doorgewinterde fijnproevers nog kan laten schrikken, of in het geval van Manuel Göttsching voor velen nog een grote onbekende is.
Dekmantel dag 1: Wiegen met oude Duitser en een pak slaag van Engelse toeristen
Stijf uitverkocht dancefestival opent in Muziekgebouw aan 't IJ met Manuel Göttsching en Autechre
Na een paar dagen storm en regen klaart het op donderdag opeens op. Alsof de weergoden ook weten dat Dekmantel voor de deur staat. Die zon had ook nog best een dagje weg kunnen blijven, want dit jaar opent het Amsterdamse festival overdekt, in het stijf uitverkochte Muziekgebouw aan 't IJ. Twee grondleggers van de hedendaagse elektronische muziek staan op de planken, en het contrast tussen de twee kan haast niet groter zijn. Een dappere keuze, waarmee Dekmantel expliciet de verdieping zoekt, en boze weglopers voor lief worden genomen.
Eigenlijk helemaal geen house
Te beginnen met die grote onbekende: Manuel Göttsching. De beste club-momenten zijn de momenten waarin tracks totaal op hun plek vallen. Binnen die categorie heb je een nog mooiere subcategorie: platen die je totaal niet verwacht, en toch de hele avond naar een ander niveau tillen. Een van de eersten die daar echt naam maakte was Larry Levan, de legendarische DJ van de misschien nog wel legendarischere club Paradise Garage in New York. Van eind jaren zeventig tot midden jaren tachtig zette Levan daar de standaard voor wat we onder een club verstaan. De DJ als middelpunt, het dansende publiek erom heen. Hij had ook door dat als het pubiek de tijd kreeg om ergens in te komen, de ontlading nog veel groter was. En dus draaide hij soms aan het eind van zijn set één specifieke plaat, volledig. Die kon dus maar zo een uur duren.
Een van de meest legendarische afsluiters was E2-E4, van de Duitse krautrocker Manuel Göttsching. Niet direct wat je verwacht in een club op het hoogtepunt van de disco in New York. Sterker nog, het album was nooit bedoeld als dansplaat. Het was in eerste instantie alleen maar bedoeld als opvulling voor zijn Walkman, ergens in 1981. Opvulling die hij in één enkele take opnam, waarin hij een repetetief idee verkende. Hij haakte daarmee in op minimalistiscche componisten als Steve Reich en Terry Riley, maar dan elektronischer: hij legde een patroon neer met zijn drumcomputer, gooide daar wat synthesizer-loops over heen en soleerde daar zo nu en dan wat met zijn gitaar over. Drie jaar later kwam de plaat uit. Er werden er 300 verkocht en één belandde in de handen van Larry Levan, en via Levan legde het een fundament voor latere house- en techno-albums.
Hopen op zweet
Dik dertig jaar later staat Manuel Göttsching nu met E2-E4 in het Muziekgebouw aan 't IJ. Zoals het stuk nooit bedoeld is als dansplaat, is het ook nooit echt bedoeld om uit te voeren. Niemand lijkt te weten wat te verwachten. Het is dan ook nog maar de negende keer ooit dat het stuk uitgevoerd wordt. Als na een korte introductie de grijze Duitser plaatsneemt achter zijn bureau op het podium, merk je nog steeds dat het uitverkochte Muziekgebouw wat onwennig staart. Hoe zou het klinken? Net zo dun als op het album, of zou hij hij wat updaten zodat ook de clubbers van nu er op kunnen dansen? Dat laatste, dus. Alle lagen zijn flink aangedikt. De patronen van de synths klinken voller, de alsmaar herhalende baslijn dreunt dieper. Dat maakt dat het nog duidelijker is wat de invloed van het werk is geweest. Henrik Schwarz, Âme, Dixon, die hele kliek lijkt E2-E4 als blauwdruk te gebruiken voor hun typische geluid. Als er halvewege de oude krautrocker zijn gitaar erbij pakt hoor je er zelfs Darkside in terug.
Die gitaarsolo is meteen het zwakste punt van het stuk, of van het concert. De loopjes zijn behoorlijk gedateerd, rommelig, en vooral veel te voorspelbaar. Op wat funkriffjes na maken ze het stuk ook eerder log dan dansbaar. Aan de andere kant, het is dus ook niet bedoeld om op te dansen. In die zin lijkt de keuze voor het Muziekgebouw vanuit de artiest bekeken dus een logische. Vanuit het publiek ligt het anders. Het is onwennig. Op de balkons kiest een groot deel van het publiek het concert zittend te bekijken, in de zaal zijn de stoelen verwijderd. Maar echt gedanst wordt er niet. Je staat toch in een wat statig concertgebouw op een doordeweekse avond. Het geluid is perfect, het is een sterk stuk en het is uniek om zo'n belangrijk werk voor hedendaagse house uitgevoerd te zien worden door de componist, maar er mist toch iets. Een viezig donker hol, waar het zweet walmt en van het plafond druipt zou precies de uitvoering van vanavond een stuk memorabeler maken.
Machinaal monster
Een groter contrast met de tweede show van de avond is niet denkbaar. Waar je je kan voorstellen dat E2-E4 mensen dansend bij elkaar brengt, slaat Autechre alle sociale verbindingen aan duigen. In het aardedonker, met de nooduitgangbordjes als enige lichtbron laat het Britse Warp-duo een machinaal monster los aan het IJ. Ze lijken constant bezig met het beest onder controle te houden. Alsof ze uit alle macht hangen aan de schuiven, waar telkens weer een nieuwe bak herrie onderdoor probeert te kruipen, en waar telkens weer nieuwe ritmes proberen de overhand te krijgen. Elke keer als er een nieuwe wending in het stuk zit, heb je een minuut nodig om weer ergens houvast te krijgen. Dat kan één van die snijdende snares zijn die opeens een wat logischer ritme volgen, een melodie die je diep onder al het industriële geschraap ontdekt, of een van die nietsontziende bassen die je opeens opslokken.
Telkens als je denkt weer op adem te kunnen komen komt weer een volgende lading om de hoek zetten. Al in het begin van de jaren negentig legden ze hiervoor de met de track 'Flutter' de basis. Omdat de Engelse regering de raves te vaak uit de hand vond lopen, verboden ze de bijbehorende muziek, die in de wet omschreven werd als repetitieve muziek. Uit onvrede over deze wet bracht Autechre de track uit die een rave compleet zou laten ontploffen, maar waarvan geen een maat hetzelfde was. Als je een muziekwetenschapper en een advocaat meenam kon de politie je niks maken, was de gedachte.
Dat idee lijkt vanavond nog steeds het uitgangspunt, en vooral het startpunt voor nog veel extremere varianten. Soms wekken ze nog de schijn van hiphopbeats of herkenbare geluiden, zoals een vervormde piano en een contrabas op het einde, maar het duo laat nooit toe dat je het kan benoemen. De melodieën lijken al helemaal overboord gegooid, of op zijn minst diep begraven. Het enige wat je kan doen is je er aan overgeven, en niet te veel vragen stellen. Want of het nou nog echt dezelfde urgentie heeft als twintig jaar geleden, dat valt in twijfel te trekken. Maar voordat je die vraag kan beantwoorden, word je alweer in je maag gestompt door een salvo bassen, of knappen je brillenglazen alweer door vlijmscherpe percussie. Iedereen kent de verhalen over Engelse toeristen die wat geweldadig worden als ze te veel drinken. Maar dat Engelsen ook op zo'n manier een zaal aan gort kunnen draaien, daar hoor de je de media dan weer nooit over.