Cashmere Cat laat de meisjes spinnen
Hij zal zich het ongetwijfeld herinneren, zijn vorige keer op Best Kept Secret. De Noorse producer Cashmere Cat speelde hier zijn allereerste festivalset, en aan het einde ervan klom een malloot in de nok van de tent. Hij trok zichzelf bij wijze van spierballerij aan één arm op om uiteindelijk tot schrik van publiek én Cashmere Cat naar beneden te tuimelen.
Nu is Magnus Agusust Høiberg met zijn lange blonde lokken en zwarte petje terug en gepromoveerd naar de twee keer zo grote Stage 2. In de tussentijd werkte hij met de groten der aarde: de afgelopen maanden produceerde hij voor Kanye West, Ariana Grande, Miguel, en nog altijd draait hij die eigenaardige bubblegum-mix van R&B, southern trap, hiphop, bass en house, ergens tussen Ryan Hemsworth en Flume. Zijn handen continu op de CDJ’s, want zo’n beetje iedere 16 maten mixt Cashy er wel weer een nieuwe plaat in. Behoorlijk virtuoos, maar ook wel een beetje vermoeiend: zit je net in de ene track, is hij alweer drie stappen verder. Het is óók hartstikke leuk, want zijn plaatkeuze is heerlijk als altijd: van een crunkvocalversie van 'Wannabe' (Spice Girls) naar een banger van Rustie en via een onmogelijke Hannah Montana-remix door naar 'Barbie Girl' en een R&B-glijer van Chris Brown. Nadruk ligt op zijn eigen platen, en naast hits lijken we ook zowaar wat nieuw werk met Kanye te ontwaren. Vooral de meisjes spinnen er heerlijk op – waar de tent voor tweederde mee gevuld lijkt – en daarmee voldoet hij aan de gouden feestregel: waar de meisjes dansen, volgen de jongens. (Timo Pisart)
Best Kept Secret: het grote vrijdag-blog
Met o.a. Strand Of Oaks, Daniel Romano, METZ, FIDLAR, Eagulls, Cashmere Cat, Earl Sweatshirt, Pissed Jeans, Off!, The Pop Group, Klangstof
Met zoveel interessante acts op het Best Kept Secret-affiche is het voor de 3voor12-redactie niet te belopen om iedereen een eigen artikel te geven. Maar we willen natuurlijk wel zoveel mogelijk acts behandelen en daarvoor hebben we dit Best Kept Secret-blog, waarin we je dagelijks voorstellen aan the best of the rest.
Daniel Romano is The Saddest Man on Earth
Bebaarde mannen heffen hun glas en wenen mee, de meisjes schuifelen door de tent: het is huilend naar de steppe met de Canadese countrymuzikant Daniel Romano op Stage Three. In kleine kring is de man met sneue snik al een bescheiden hype sinds zijn derde album Come Cry With Me uit 2013, met zijn aanstaande plaat zou hij weleens een breder publiek kunnen gaan aanspreken. Vandaag op Best Kept Secret trakteert hij al ruimschoots op dat nieuwe werk. Nog altijd is het vrij traditioneel gespeelde country met een jengelende lapsteel – steevast door Romano aangekondigd als sad machine -, maar wat steviger aangezet en met meer dynamiek dan voorheen.
Romano zingt ondertussen heerlijk tragikomische teksten over zijn gebroken hart, hoe hij gelukkiger wordt van de fles dan van jou en hoe zijn lief hem ontvluchtte. In Best Man bezingt hij een driehoeksverhouding waarin hij zijn grote liefde weggeeft aan zijn beste vriend. Het applaus dat hem ten deel valt is hard, het gelul in de tent helaas al net zo hard. Maar gaandeweg wint hij het publiek steeds verder voor zich met z’n natural cool en heerlijk lome timing. Let wel, loom, maar bepaald niet saai. De band weet juist een onderhuidse spanning te creëren, zeker met een psychedelisch middenstuk en een viezige gitaarsolo. Daniel Romano toont zich The Saddest Man on Earth, maar wel met de allerfijnste snik van Best Kept Secret. Dat snikt naar meer! (Timo Pisart)
Mister Strand of Oaks houdt van ons (en wij van hem)
Ze doen hun werk hoor, de drummer, bassist en gitarist van Strand of Oaks. Het is niet dat zanger/gitarist Timothy Showalter er alleen voor staat. Maar wat is hij overduidelijk het epicentrum, de dikke eik, de gangleider van Strand of Oaks. Qua uiterlijk had hij aan de bar van elk bikerscafé kunnen zitten, met zijn leren vest zonder mouwen, de lange haren, de volle vogelnestbaard en natuurljk de tattoos. Maar in die getekende kop kan een grote stralende glimlach ontstaan. Gemeend, zoals alles bij hem. Het is geen man van het halve werk.
Leidraad van de show is het vorig jaar verschenen HEAL, zo’n plaat die langzaamaan menig hart verovert. De Bruce Springsteen-liefde daarop is live ook prominent: de gitaargalm die soms subtiel is maar ook naar stadiongroote kan worden opgekrikt, de stuwende synths, het vertellende in de lyrics. Vanaf het hoofdpodium probeert Showalter ook de achterste rijen erbij te betrekken. Dat is hard werken, zo in het daglicht voor een uitgestrekt veld waarop lang niet iedereen je kent. Nummers als het Dinosaur Jr.-achtige ‘Goshen ’97’ en het sterke ‘Shut In’ helpen afdoende mee, maar halverwege verslapt de aandacht even. Toch wordt in stijl geëindigd met het innemende ‘JM’ voor Jason Molina en in de slotseconden Showalters wandeltocht naar de voorste rij, waar hij de eerste de beste gast een hug geeft. Ook die is gemeend. (Norbert Pek)
Pissed Jeans is insane in the membrane
Aan het eind van het optreden heeft zanger Matt Kotvette een riem om zijn ontblote bovenlijf gebonden, hij ontharst een paar borstharen met tape die toevallig ergens ligt, en hij schreeuwt over de moshpit die het eind van de wereld viert. Matt Kotvette! Opkomen in kantoorfähige witte blouse, met een paar blonde lokken uit z'n nette kapsel, maar dan: hij schreeuwt, barst, grunt, hijgt met alles wat in ‘m opkomt. Hij draait aan z’n oor en krijst. Hij likt de microfoon af. Hij doet wat iemand doet met de gordijnen dicht, na dertig bier, twintig afzakkertjes, na een flesje whiskey toe en de volle overtuiging dat je de rest van je leven nooit meer iemand onder de ogen hoeft te komen.
Het werkt fantastisch.
Pissed Jeans speelt eighties hardcore punk met overgave en soms is het een dronken Deftones. Het is niet dat na The Libertines opeens een band wél strak aan het spelen is. De band wisselt logge tegendraadse rock af met hardcore-uitbarstingen die de pit doet kolken. Niet dat iemand hoort dat die frontman het heeft over het leven op een kantoor, over health insurance, over rekeningen kunnen betalen. Dit is een gast die na middernacht wulpse bewegingen begint te maken en opeens merkt dat mensen om ‘m heen staan. Het gaat niet om schoonheidsprijzen bij een Pissed Jeans-optreden, dit gaat om een intense schaamteloze rockband die een nachtelijke tent volledig voor zich wint. (Norbert Pek)
METZ: de kop is eraf, en hoe
METZ opent furieus, als altijd. Met 'Dirty Shirt', als altijd, en daarmee blaast de Canadese noiserock/post-hardcore-formatie ons meteen omver, als altijd. In het intro probeert drummer Hayden Menzies uit alle macht een bekken doormidden te slaan. De band bracht eerder dit jaar album II uit op Sub Pop. Dat tweede album is niet per se beter en zeker niet zo overrompelend, maar het geeft ze wel de ruimte om een nog beter uitgebalanceerde setlist te bakken. Een set van METZ mag dan nogal als een onophoudelijke serie vuistslagen op je bakkes voelen, de Canadezen hebben in en tussen de nummers voldoende lucht en tempowisselingen om je telkens weer bij de ballen te pakken.
Het eerste nummer betekent ook het eerste moshpitje. Vanaf 'Get It Off' is de pit serieuzer aan. Knap: het festival is pas 10 minuten bezig en de tent staat nog lang niet vol. "Welcome to Best Kept Secret", zegt frontman Alex Edkins om er meteen in te vliegen met 'Spit It Out', dat van de nieuwe tracks wel bijzonder hard van de planken komt. Verder mogen 'Acetate', 'Nervous System' (!) en het bij vlagen meezingbare 'The Swimmer' er ook zijn. Van debuut METZ bleken vooral 'Headache', 'Knife In The Water', 'Wasted' en natuurlijk 'Wet Blanket' nog onverwoestbaar. De kop is eraf, en hoe. (Ingmar Griffioen)
Na het oorverdovende METZ is het op Stage Two de beurt aan de rauwe garagepunkers van FIDLAR. Vanaf het eerste moment is het raak: er zijn nog geen vier akkoorden gespeeld of de eerste moshpit is een feit. Een voorzichtige weliswaar, maar bij het nummer ‘Cheap Beer’ breekt het écht los. Niet alleen breit de moshpit flink uit, maar ook de eerste crowdsurfers laten zich zien. Tot frustratie van de security, die na een paar tevergeefse pogingen om in te grijpen beteuterd naar het losgeslagen publiek staat te kijken.
De punkers uit LA ogen als een stel kwajongens en dat imago wordt bevestigd door frontman Zac Carper: "This song is about doing drugs". Vooral Carper ziet eruit al een olijke troublemaker, gehuld in een vrolijk Hawaii-bloesje en een zwembroek. Geen moment verliest de set energie, de mannen spelen ontzettend strak en met een enorm enthousiasme dat van begin tot eind aanslaat op het publiek. Zelfs als de meest recente single ‘40oz. On Repeat’ wordt ingezet, wordt deze door velen woord voor woord meegezongen. Stage Two is één groot punkfeestje en net als je denkt dat het niet harder kan, wordt aan het eind van de set het kneiterharde ‘Cocaine’ ingezet. Zowel publiek als band maken flink gebruik van de laatste gelegenheid om los te gaan, terwijl Carper al gitaarspelend over het podium rolt. (Jenny Janssens)
Liima: liefdesbaby van ritmisch meesterbrein en deel van Efterklang
Men neme een deel van de Deense band Efterklang, voege daar Finse percussionist Tatu Rönkkö aan toe en wat ontstaat is een briljante combinatie van muzikanten. De band Liima is nog maar jong, maar door de performance lijkt het alsof de mannen al hun hele leven samen muziek maken. De groep trapt af met een paar dromerige Efterklang-achtige nummers om er even in te komen. Hierna wordt er een wat dansbaarder nummer ingezet, genaamd ‘Change of Time’. De voetjes komen voorzichtig van de grond. De catchy beats lokken publiek, de Stage Three lijkt stroomt langzaam maar zeker aardig vol. Na dit dansbare blokje neemt de set een meer duistere, trippy wending, met als kers op de taart het nummer ‘Weed Jar’.
Zanger Capser Clausen legt het even uit: ‘’We locked ourselves up in a little cottage in Finland and started using this tool as an instrument’’. Rönkko bespeelt bij dit nummer de beat op een uit de kluiten gewassen jampot. De ‘weed jar’ dus, die nota bene ook nog eens op een strijkplank staat. De huis-tuin-en-keuken-opstelling geeft het optreden een nonchalante sfeer, maar dat doet zeer zeker niet af aan de kwaliteit. Duidelijk is wel dat Rönkko de kapstok van de band is. De beste man maakt onmenselijk strakke beats (hij maakt overigens niet eens gebruik van een loopstation), waar de rest van de band feilloos op inhaakt. (Jenny Janssens)
Blanck Mass zorgt voor het avontuurlijkste feestje
Best Kept Secret stond niet bekend als nachtfestival, maar dit jaar is er genoeg keus op de late avond. Gaan we feesten met Mike Mago? Rocken met Pissed Jeans? Of gaan we voor de wat moeilijkere fratsen van Eskmo? Voor wie het allemaal nóg wel een tikje avontuurlijker mag, is er Blanck Mass, het soloproject van Fuck Buttons-lid Benjamin John Powers. Hij bracht dit jaar de plaat Dumb Flesh uit, met een geweldige hoes vol ondefinieerbaar menselijk vlees in rare krochten. Wie naar Stage Three loopt, ziet als eerste visuals van een kloppend hart. Lekker luguber.
Naar het schijnt gooide de perfectionistische Powers niet minder dan drie eerdere versies van de plaat weg. Muzikaal valt vooral op dat hij solo net iets meer de uitersten opzoekt. Niet alleen drones, maar af en toe juist een langgerekt ambient stuk of beats die aan Autechre en Ben Frost doen denken. De set is bovendien zeer secuur opgebouwd, tegen het einde wordt het zowaar dansbaar terwijl we luisteren naar een soort industrial techno-track (‘Double Cross'). Of het vervreemdende ‘Dead Format’, met vervormde vocalen die een vergelijking met vroege Aphex Twin oproepen. Druk is het niet in Stage Three, maar wie aanwezig is wordt binnen de kortste keren meegezogen in Powers’ sprookjes voor volwassenen. (Sjoerd Huismans)
Oude rotten The Pop Group nog net zo fris als in 1977
‘AAARGHH!’, is een uitstekende manier om je publiek te laten weten dat het optreden is begonnen. Dat er vervolgens een handjevol mensen direct de tent uit loopt, heeft misschien wat te maken met de misleidende bandnaam. Want 'pop' is wel het laatste waar je aan denkt als The Pop Group een fijn, chaotische potje post-punk neerzet met funk-invloeden. De Britse band maakte eind jaren '70 furore met een sound zoals we die ook kennen van generatiegenoten zoals Gang of Four en Wire. De laatste keer dat The Pop Group in Nederland optrad was alweer in 1979 (!), maar aan excentriek gedrag en energie is zelfs na een break van bijna dertig jaar niets ingeboet. Waar Mark Stewart aan het begin nog een potsierlijke indruk maakt, hangt iedereen die blijft plakken meteen aan zijn lippen. De bezwerende basloopjes aangevuld met funky, hoekige gitaarriffjes laten horen dat The Pop Group een van de blauwdrukmakers is waarvoor post-punkrevivalbands gretig hun carbonpapier erbij pakten. Over de muziek leest Stewart voor uit een boekwerk vol rebelse monologen. Iets wat de 55-jarige zanger voorheen misschien zonder boek had gekund, maar als dat het enige is waar de leeftijd van de band uit blijkt, dan mag The Pop Group hopelijk nog lang mensen blijven verwarren met wat voor soort muziek ze wél maken. (Tom Stienen)
Earl Sweatshirt: hiphop voor de liefhebber
Vandaag krijgt Earl Sweatshirt, oud-lid van het inmiddels ter ziele gegane Odd Future-collectief, op Stage Two een flink groter podium dan zijn voormalig leider Tyler, The Creator op Stage Three twee jaar geleden. Niet dat dat nodig is; de tent is nauwelijks halfvol. Hoewel de Best Kept Secret-bezoeker best wat hiphop kan hebben, biedt Sweatshirts werk te weinig crossover appeal om ook de gelegenheidsluisteraar over te halen. En dan heeft hij ook nog eens geen enkel party-nummer waar je nou eens helemaal op uit je plaat kunt gaan. De mensen die er wel zijn, staan echter strak tegen elkaar gepakt. Als je weet wie Earl is, weet je dat je hier zo dicht mogelijk bij wil zijn.
Waar hij op zijn nieuwste plaat I Don't Like Shit, I Don't Go Outside vrij onderkoeld klinkt, horen we vandaag meer vuur in zijn stem. Echt los gaat hij nooit, en het publiek ook niet, maar hij is dan ook het tegenovergestelde van een feestrapper: zijn teksten zijn introvert, zijn beats verwrongen en bedwelmend. Op het podium kruipt hij uit zijn schulp en vermaakt hij het publiek met zijn droge humor. Hij is superstrak; foutloos en moeiteloos vloeit ieder woord uit zijn mond. De weirde, bijna chemische beats zijn gruwelijk. Hossen is er bij Earl Sweatshirt niet bij, maar voor de liefhebber is dit wel degelijk een feestje. (Cécile van Wijnsberge)
“Thank you, we’re gonna play five more”, zegt Keith Morris vijf minuten voor het einde van zijn set. Aftikken en weg is ie. Morris is een piepklein mannetje, maar een zwaargewicht als het op punkervaring aankomt. Onder zijn lange dreads verraadt een glanzend kale plek dat hij de zestig nadert. Morris was begin jaren tachtig mede-oprichter van de legendarische punkband Circle Jerks, en ook nog een tijdje frontman van Black Flag. De rest van de band heeft er ook al heel wat jaren opzitten. En ja, hij pakt af en toe wat seconden rust met net wat te lange praatjes over merchandise, maar voor de rest perst hij er nog alles uit wat hij heeft.
Dit is old school Los Angeles punk, politiek geladen, energiek, deprimerend en tegelijk gewoon grappig. Door tot in het graf, zo lijkt het. De man rechts naast hem, Steven Shane McDonald (bassist van punkband Redd Kross) is misschien wel de grootste blikvanger met zijn hairmetalposes, maar de kalende Morris laat zien dat ie nog altijd een levende paniekaanval is. Aandoenlijke show. (Atze de Vrieze)
Intens Eagulls laat het tempo heel even inzakken
Best Kept Secret werd dit jaar behoorlijk intens geopend met bands als METZ en Drenge. Laat het maar aan de sinistere post-punkers Eagulls over om ook Stage Five bij de lurven te grijpen. De geweldige frontman George Mitchell lijkt zo weggelopen uit een grauwe Engelse industriestad rond het eind van de jaren zeventig. Zijn kleding is twee maten te groot en zijn gezicht lijkt al jaren door geen zonnestraal aangeraakt. In een Britse detective zou hij de stille outsider van de familie spelen bij wie ineens de stoppen doorsloegen. Maar dan die gejaagde Robert Smith-achtige zang in al die scherpe post-punkliedjes. Eagulls opent al met topper ‘Tough Luck’ en als de band bekendste nummer ‘Nerve Endings’ inzet, ontstaat zelfs een bescheiden moshpit.
Dat houdt de band niet het hele optreden vol. Het nieuwe nummer ‘Step Into The Dark’ is een langzame, slepende noisetrack die de intensiteit enigszins uit het optreden haalt. Gelukkig is het maar voor even en heeft Eagulls nog een paar razende songs als ‘Opaque’ achter de hand. “These next few minutes you shall be braced with the last song”, kondigt Mitchell even later aan. Zo legendarisch als in Rotown tijdens Motel Mozaïque (zelfs de sessie was hard en sinister) werd het niet op Best Kept Secret, maar dit is eigenlijk ook geen band voor de zomerfestivals. Gelukkig liet de zon zich niet zien. (Sjoerd Huismans)
Brendan Angelines aka Eskmo is een producer uit Los Angeles die zich bevindt in het straatje van onder andere Burial, Flying Lotus en Bonobo. Een trippy mix van electro, glitch en een vleugje dubstep is wat Stage Two deze avond te wachten staat. De beste man bracht laatst het album ‘SOL’ uit, maar die laat hij vanavond grotendeels achterwege. Wat hij heeft voorbereid is een set met een boel bijzondere samples die hij ter plekke produceert.
Het publiek heeft een beetje tijd nodig om erin te komen, maar als Eskmo zijn trukendoos opent, wint hij wat aandacht. Hij tovert onder andere een vuilnisemmer, een sneeuwschep, een kruk en een zak chips tevoorschijn om te verwerken in zijn tracks. Maar als de beat van zijn ‘hitje’ Cloudlight erin kickt, krijgt Eskmo het publiek enigszins mee. Waar het grootste deel gefascineerd naar zijn onconventionele instrumenten stond te staren, heeft men nu het lef gevonden om ook daadwerkelijk mee te dansen. Stukje bij beetje wint Eskmo het publiek voor zich. Dat geeft hem het zelfvertrouwen om zelf ook wat losser te gaan: de beats worden harden en meer uptempo en aan het eind van zijn set laat hij alle gebruikte attributen nog eens voorbijkomen door er bijna ongecontroleerd bruut op te rammen. (Jenny Janssens)
Hartverwarmende Daniel Norgren houdt iedere seconde interessant
Stelletjes knuffelen en een vader legt een hand op de schouder van zijn zoon. Het vindt allemaal plaats een kwartier nadat Daniel Norgren het podium op loopt, richting zijn piano. Hij trapt het concert af met het nummer ‘Lonely Girl’ van zijn nieuwe album Alabursy. Zijn toetsenist en drummer begeleiden Daniel terwijl zijn krachtige stem direct indruk maakt. De rust en emotie die deze artiest in zijn openingsnummers weet te verwerken zijn hartverwarmend. ‘As Long As We Last’ is dan het nummer waarmee hij de gevoelstemperatuur flink doet stijgen. Na een luid applaus worden zijn piano en mondharmonica ingewisseld voor een accordeon en vervolgens een elektrische gitaar. Daarmee weet deze multi-instrumentalist ook wel raad.
De nummers krijgen meer pit en de solo’s zijn van hoog niveau. De toetsenist vergezelt hem met een contrabas tijdens ‘Moonshine Got Me’. Het nummer mondt uit in een fijne jamsessie van ruim 10 minuten, die tegelijkertijd het slotakkoord betekent. Door de afwisseling tussen intens gitaarwerk en de uithalen van zijn stem weet Daniel Norgren iedere seconde interessant te houden. (Tom Stienen)
Halverwege de set herkennen we ineens 'The Rip' van Portishead, een kraut-achtig nummer dat net als Klangstofs eigen materiaal heel langzaam tot uitbarsting komt. Opvallend dat de band in een soort cirkel op het podium staat, Van de Wardt met het gezicht naar zijn drummer. Zo deed Foals het ook in de begindagen. Het is een truc om compactheid uit te stralen, maar het sluit de kijker een beetje buiten. Dat is lastig, aangezien Van de Wardt noch vocaal noch qua uitstraling de onontkoombare kwaliteiten van een frontman heeft. Al met al duidelijk een band met ambities, maar het is nog niet helemaal duidelijk in welke richting. (Atze de Vrieze)
Nu al een zondagochtendgevoel bij Kevin Morby
Terwijl aan de overkant van het terrein METZ de tent op zijn grondvesten doet trillen, mag je bij Kevin Morby wel lekker rustig beginnen. Gewoon op je plekje wat heen en weer zwaaien en je drankje in je hand houden in plaats van door de lucht smijten. Hoewel, de verschijning van Bob Dylan laat je gedurende de hele set niet met rust: met iedere noot uit Morby's mond doemt het hoofd van Dylan voor je op. De twee Amerikaanse singer-songwriters hebben dezelfde manier van nonchalant praatzingen. Ook de songs zijn tijdens de eerste helft van Morby's set wat Dylanesk: minimalistisch, romantisch, maar zeker niet doorsnee. Een prima begin van de dag voor wie niet meteen balls to the wall wil gaan.
Toch is het fijn als 'Harlem River', de titeltrack van Morby's eerste soloalbum, halverwege de set een wat meer heavy einde krijgt. Plots hoor je zijn lo-fi roots terugkomen, van toen hij nog bij The Babies zat. Ook een tweede retro-icoon komt even om het hoekje kijken: in de songs waarbij Morby en zijn drummer en bassist iets meer los gaan, horen we flarden Lou Reed. Hij speelt al zijn beste songs achter elkaar: na 'Harlem River' volgt 'All Of My Life', een van z'n bekendste nummers, dat met gejoel uit het publiek wordt ontvangen. Daarna 'Motors Runnin', eentje van z'n laatste plaat Still Life, waarvan het shoegaze-achtige einde vandaag lekker wat langer gerekt wordt. Morby's set is vandaag uitstekend in balans en zit vol simpele maar kundige liedjes. Aangenaam wakker worden om drie uur 's middags. (Cecile van Wijnsberge)