Op een regenachtige dag zitten we in de studio van Danny van Tiggele, midden in de bossen van Den Dolder. Een studio die eruit ziet zoals La Belle Époque - Volume I klinkt: sfeervol en warm. Dat er een vervolg moest komen op dat eerste deel stond eigenlijk al vast, vertelt Van Tiggele. “Ik heb het album natuurlijk Volume I genoemd, dus ik denk dat ik ergens in mijn achterhoofd al het idee had om er een serie van te maken. Ik heb het mezelf op de hals gehaald,” zegt hij lachend. Na het verschijnen van Volume I voelde hij gelukkig al snel de drang om nog meer muziek te maken. “Als zo’n album dan eindelijk de wereld in is, is er opeens weer ruimte voor nieuwe ideeën. Een week na de release dacht ik: met wie zou ik nog meer willen werken? Dat is het leuke aan het hele project. Ik kan zowel gaan nadenken over artiesten en nadenken over de muziek zelf. Dat wakkert bij mij heel veel creativiteit aan. Ik ben met La Belle Époque veel vrijer dan met elke band of act die ik ooit heb gehad omdat er helemaal geen restricties aan vastzitten. En ik heb zelf de mogelijkheid gecreëerd om voor elk liedje andere muzikanten uit te nodigen, dus ik ben heel vrij. En ja, daarover fantaseren. Daar begint het mee.”
Gelukkig is er volgens Van Tiggele genoeg keuze aan muzikanten waar hij mee samen zou willen werken. “Ik heb stiekem een longlist aan artiesten waarmee ik ooit zou willen werken. Die lijst is lang want ik vind dat we in Nederland zoveel moois hebben. Sommige muziekliefhebbers volgen Amerikaanse trends maar er komt zoveel mooie muziek uit ons eigen land. Ik zou echt naar een onbewoond eiland kunnen met alleen maar muziek van Nederlandse bodem,” licht hij toe. “Uiteindelijk benader ik een aantal muzikanten uit mijn longlist met een basis van muziek zodat ze al een soort klank idee krijgen. Ik heb de basis gemaakt met een specifieke artiest in mijn hoofd, waardoor het vaak meteen klikt. Als iemand een go geeft, begint het hele feest en duiken we samen de studio in.”