Ha Enrico, laten we met de deur in huis vallen. Omschrijf jezelf eens in één woord.
“Gecompliceerd. Ik vind mezelf leuk, maar soms ook best vermoeiend. Van nature ben ik een pessimist, zowel in mijn werkende als mijn persoonlijke leven. Het is altijd een gevecht. Ik ben geboren in Utrecht en daar altijd blijven wonen, maar niet altijd thuis. Als kind kreeg ik met jeugdzorg te maken. Daardoor heb ik in verschillende internaten gewoond en is die persoonlijke aard ontstaan. Dat was het begin van een zoektocht naar wat ik kon doen om mezelf te uiten.”
Hoe deed je dat?
“Ik was een creatief kind. Hield van dansen, zingen en acteren. Dat vond ik echt tof om te doen. Maar ik was ook een gevoelig kind, al verbloemde ik dat door stoer te doen. Dansen en zingen was destijds niet stoer voor jongens. Als ik dat op school vertelde werd ik uitgelachen, dus dat heb ik dat altijd onderdrukt. Ik was hartstikke onzeker, soms nog steeds, en dat onderdrukken heeft daar zeker mee te maken. Ik was heel bang dat ze me raar vonden en dat ik buiten de boot zou vallen. Ik was een moeilijke jongen en had zowel thuis als op school veel problemen. Zo werd ik bijvoorbeeld opgehaald met een taxi om naar een psychiater te gaan, terwijl de kinderen in mijn klas dat niet hadden. Toen was ik acht jaar. Als je op die leeftijd al het gevoel hebt dat je anders bent, ga je je vanzelf apart voelen. Daarom stopte ik alles zover mogelijk weg om maar de harde jongen te zijn.”