Kim Janssen heeft inmiddels heel wat tournées op zijn naam staan (waaronder één met I Am Oak in Japan), maar de magie van het touren is er voorlopig nog niet vanaf voor de folkzanger. Zo tourde hij afgelopen oktober en november een maand lang met Matthew and The Atlas door Europa. Wij spraken hem over het lief en leed van het tourleven.

Communion

Janssen: ‘Het verzoek om mee te touren kwam, zoals dat gaat, uit het management van Matthew and the Atlas. Zijn label, Communion, kende ik al langer. Dat is sowieso een heel tof label waar ook acts als Mumford en Sons ooit zijn begonnen. Grappig genoeg was Matthew hun allereerste signing. Zo heeft hij ooit een show gespeeld waarbij Ed Sheeran in het voorprogramma stond. Communion had eerder al eens een avond voor me georganiseerd in Londen, dus dat lijntje was er al. Maar de drummer en toetsenist uit Matthew and The Atlas kende ik toevallig al van vroeger. Tien jaar geleden heb ik ook samen met hen getourd. Zij speelden toen in Windmill en ik in The Black Atlantic. Grappig hoe je elkaar zo blijft tegenkomen.’

Tour

‘Je krijgt op tour natuurlijk niet altijd de kans om veel van de steden waarin je speelt te ontdekken. Maar bij deze tour kon dat juist wel. In Parijs zaten we middenin het centrum en konden we lopend naar het Louvre. Maar ook van Madrid hebben we veel kunnen zien. In Madrid begonnen we de tour, en omdat we de planning zelf iets ruimer hadden genomen dan Matthew and the Atlas, konden we op onze eerste tourdag de hele ochtend de toerist uithangen in Madrid. Het was daar nog lekker warm, dus dat voelde echt een beetje als nazomer. Een fijne manier om te beginnen.’

‘In Barcelona was dat meteen heel anders. De reis ernaar toe was lang en zodra we de stad inreden moesten we gelijk door naar de venue, om ‘s avonds weer rechtstreeks naar het hotel te rijden. Het regende toen ook absurd hard: het water kwam echt tot onze knieën. Dat was dus weer het andere uiterste.’

Punk

‘Al met al was deze tour heel gezellig. We waren met z’n drieën en zijn ook goede vrienden van elkaar. Dan is het niet zo erg om de hele dag met elkaar in een bus te zitten en elke nacht bij elkaar op de hotelkamer te slapen. Vroeger heb ik wel heftigere tours gedaan. Toen deed ik wat meer van die punk-rock tourtjes waarbij we bij vreemden op de vloer sliepen, kleine shows speelden in de raarste venues, en van stad naar stad reden in een overvol busje met de backline tussen onze benen. Soms liepen de spanningen op en was het niet altijd even gezellig meer. En als je dan ook nog eens niet altijd een leuke show hebt moet er echt even iets gebeuren om de lol er weer in te brengen. Even de stad in met z'n allen na een show of op avontuur uit op een vrije dag. Of eigenlijk gewoon hopen dat je weer een fantastische show hebt – dat is het beste om iedereen te herenigen en de moed terug te brengen. Anders wordt het de dagen aftellen tot je weer naar huis mag.’

Venues

‘Met Matthew & The Atlas hebben we op plekken gespeeld van alle soorten en maten. Grote zalen, maar ook kleine. Het geeft natuurlijk altijd een kick om voor veel mensen te spelen. Als er meer mensen in de zaal staan voel je dat echt, dat brengt een bepaalde energie met zich mee. Maar in de kleine zaaltjes, waarbij er soms net zoveel afstand is tussen mij en de bandleden als tussen mij en het publiek, zit je echt samen met het publiek in de muziek, althans zo voelt het. Je bent echt samen met iets bezig. Dat had ik heel sterk in Parijs en Lausanne (Zwitserland), dat waren misschien ook wel de leukste shows van de tour, ook al waren de zalen wat kleiner.

Toch kan een grote zaal ook veel sfeer met zich meebrengen. We eindigden in Londen met de grootste show. De zaal was een soort amfitheater met een dak erop, heel erg groot, heel mooi uitgelicht en vol met mensen, dus ook heel sfeervol. Hoe fijn een venue is ligt dus niet zozeer aan de grootte, maar meer aan de sfeer, en hoe het publiek zich erin verhoudt. Toch  is er eigenlijk niet altijd een vinger op te leggen wat een zaal, of show, nou precies tof maakt.’

Studio vs tour

‘In de studio of op tour is op zijn eigen manier tof. Als je in de studio iets op de band legt heb je iets nieuws gecreëerd en voor 'altijd' vastgelegd. Er kan een bepaalde magie ontstaan waardoor een nummer opeens permanent naar een heel ander niveau wordt getrokken en dat kan een grotere kick geven dan het spelen van een show. Toch zie ik de studio wel echt als werk. Er is meer tijdsdruk en stress en bovenal ben je constant op zoek naar pure magie en perfectie. Je bent bezig om een nummer te creëren en daar de perfecte versie van vast te leggen. Wanneer dit lukt is het euforisch maar tot die tijd voelt het vaak als lang in het duister tasten. Op tour is dit hele proces al achter de rug en kan je elke avond helemaal de muziek in duiken met je bandleden en het publiek. Je krijgt super veel energie van iedereen om je heen, het is magisch om met een paar honderd mensen allemaal in 'een nummer te zitten'. In de studio ben je natuurlijk in je eentje en moet je alle energie uit jezelf halen. Beiden zijn bijzonder maar ik zie de studio toch iets meer als 'planten' en het touren als 'oogsten.'’