Most Unpleasant Men laat Spiegelbar heel

Geslaagde albumpresentatie van 'moeilijke tweede'

Tekst: Niels Spinhoven / Foto's: Dave Stoker ,

Blijkbaar achtte Tivoli de kans klein dat er tijdens de show van Most Unpleasant Men een moshpit zou ontstaan. Op de dag dat bekend werd dat in de letterlijk uit zijn voegen barstende Spiegelbar tot nader order niet gedanst gaat worden, presenteerde de band in de gehavende zaal zijn tweede, titelloze album.

Natuurlijk is een moshpit bij Most Unpleasant Men min of meer uitgesloten. Maar ondansbaar kan de muziek van zanger Joram Tornij en de zijnen zeker niet worden genoemd. De overwegend nieuwe songs die vanavond worden gespeeld, hebben op ritmisch vlak vaak een electronische basis die terug is te voeren op genres als drum ’n bass en new wave.

Toch is dansen niet het eerste waar je aan denkt als je de band op het podium aan het werk ziet. Het zal iets te maken hebben met de wijze waarop de live-incarnatie van Most Unpleasant Men zich presenteert; hier staat een rockband. De vier man en één vrouw tellende formatie achter Tornij bestaat in de kern uit drums, basgitaar, toetsen en gitaar. De liedjes van de gelaagde, digitaal in elkaar gesleutelde en behoorlijk elektronisch klinkende nieuwe plaat, krijgen live een overwegend analoge uitvoering. De band probeert daarbij de studioversies zoveel mogelijk trouw te blijven. Iets dat met steun van de samples van toetsenist Jacob van de Water vaak bewonderenswaardig goed lukt, maar soms toch gepaard gaat met verliezen.

Zo is de live-versie van album-opener 'Everybody Does' live te vlak om de energieke sensatie van de studioversie met zijn diepe bassen en stuwende drums te evenaren. En in 'Fall Of The City' staat de band - vooral drummer Nicky Hustinx - voor de, wellicht, onmogelijke uitdaging om de dreiging van met de wiskundige precisie in elkaar gestoken studioversie te reproduceren.

Daar staan zeer sterke uitvoeringen van het prachtig glooiende 'Man', het dadaïstische 'Dead Cat' en het donkere 'It Ticks' tegenover. In die laatste song wordt de oorspronkelijke songstructuur kort losgelaten en de track lijkt daarmee even te ontsporen. Spannend, dat smaakt naar meer. En er komt meer. In de toegift wordt oudje 'Clooney' gespeeld. De ritmesectie legt een fijne funkbeat neer waar toetsenist Jelte Heringa zich op mag uitleven. De zang van Tornij wordt steeds verder vervormd naarmate de song vordert. Zo ontspannen en tegelijk smerig hoorden we Most Unpleasant Men vanavond nog niet. Uitsmijter 'Hole In The Ground' doet er nog een schepje bovenop. Het rechtlijnig doordenderende ritme, de buzzende synths en de repeterende teksten die Tornij zingt, of zelfs declameert, missen hun effect niet. Een klein groepje voor het podium danst uitzinnig en de Spiegelbar applaudisseert na afloop lang en gemeend.

Het is te hopen dat Most Unpleasant Men dit jaar nog veel podiumuren kan maken om het nieuwe werk ook live helemaal in de vingers te krijgen. Dan valt er – net als op het album – met Most Unpleasant Men nog veel te genieten in 2013.

De tweede plaat van Most Unpleasant Men staat nog even op de Luisterpaal.

Gezien: Most Unpleasant Men, 17 januari 2013 @ Tivoli Spiegelbar, Utrecht