Back At Ahoy heet de show waarmee de Britse reggaeband UB40 op 20 oktober in de uitverkochte Rotterdamse arena stond. Ze kwamen er terug voor de negenentwintigste keer in het bijna veertigjarige bestaan van de succesformatie. Een record voor een internationale act, staat er in de aankondiging van het concert. In die vier decennia heeft UB40 genoeg hits gescoord om een avond mee te vullen. Ze trekken er een uur en drie kwartier voor uit. Met gemengde reacties bij het publiek tot gevolg.

De in Suriname geboren en sinds een paar jaar gestaag Nederland aan het veroverende zanger Jeangu Macrooy mag de zaal opwarmen. En dat is wel aan hem besteed. Macrooy beheerst vele stijlen, maar trakteert het Rotterdamse publiek met zijn band op een klein uurtje swingende soul met een lekkere reggaevibe. Erg zoet, maar zeer gestroomlijnd en opbeurend. Precies wat Ahoy nodig heeft in de aanloop naar het Britse greatest hits-festijn. Na North Sea Jazz en Lowlands is Ahoy meeslepen geen probleem voor Macrooy en consorten. De zanger heeft een heerlijke stem met een groot bereik, is een prettige podiumverschijning en heeft een prima band om zich heen verzameld. Ze staan aan de vooravond van een clubtour die op 10 november start in Bibelot, Dordrecht.

Zonder ‘voorkennis’ zou je waarschijnlijk een prima avond hebben.

Klaar voor het hoofdgerecht van de avond. Het publiek zal grofweg in drie groepen verdeeld zijn: zij die komen om zoete herinneringen op te halen en verder van niets weten, zij die weten dat leadzanger Ali Campbell de band zo’n negen jaar geleden na een ruzie heeft verlaten, maar erop vertrouwen dat broer Duncan dat prima over kan nemen én zij die al gehoord hebben hoe dat klinkt. De eerste twee groepen zullen met gemengde gevoelens naar huis gaan.

Vanachter het gordijn stijgen de eerste vertrouwde klanken op. De uiterst herkenbare en originele reggaepop, waarmee UB40 een eindeloze reeks hits scoorde en ruim zeventig miljoen platen verkocht. Achter het gordijn staat een band die onderweg twee bepalende leden is kwijtgeraakt. Ali Campbell in 2008 na een ruzie over geld (pijnlijk vastgelegd in de docu ‘UB40: beloften en leugens’) en vijf jaar later Terence ‘Astro’ Wilson, vanwege het voornemen van de band om een plaat met countrycovers op te nemen. Deze vocale uitverhuizing is opgevangen door oerlid/gitarist Robin Campbell en nieuwkomer Duncan.

Dat blijkt al snel een aderlating. Opener ‘1 in 10’ en daarna ‘Maybe Tomorrow’ klinken muzikaal als vanouds, maar vocaal ontbreken de magie en bezieling. Ahoy houdt de moed erin en beweegt en zingt mee met die eindeloze stoet aan (voornamelijk cover) hits:  ‘Cherry, Oh Baby’, ‘Red, Red Wine’, ‘I Got You Babe’, ‘I’ll Be Your Baby Tonight’, 'Sing Our Own Song' en (persoonlijke favoriet) ‘Don’t Break My Heart’. Zonder ‘voorkennis’ zou je waarschijnlijk een prima avond hebben. Maar je graaft in je muzikale geheugen en beseft: de successound van UB40 was voor een belangrijk deel gebouwd op het kenmerkende laidback-geluid van Ali Campbell. Of zoals in de rookruimte klinkt: “Het kippenvel wil niet komen.”

Een groot deel van het publiek legt zich neer bij deze feiten. Er wordt gedanst op de bomvolle arenavloer, op trappen en galerijen en het jeugdsentiment wordt vrolijk uitgezongen. En er wordt hard geschreeuwd om een toegift die bestaat uit de twee grootste hits die de band in Nederland scoorde: ‘Kingston Town’ en ‘(I Can’t Help) Falling In Love With You’. Daarna is het tijd voor een schietgebedje: ‘Ali, leg het in godsnaam bij met de rest. Ahoy zal de dertigste keer gegarandeerd vol zitten’.