“Swingend tot op het bot, maar nooit voorspelbaar, roeiend tegen de popstroom, vriend en vijand verbazend met een uitgebalanceerde mix van new wave en show waarbij het argeloze publiek van de ene verbazing in de andere valt. Een succesformule, die ze zelf ten einde raad de naam “etalagepop” hebben gegeven.” Dit is een tekst uit een flyer van de Zoeterwouds/Leidse band Hegt. Beroemd en op het punt van doorbreken in de periode 1979-1985. Bandlid en Zoeterwoudenaar Cees Loos vertelt John en Erik van de Stichting Oud Zoeterwoude over deze roerige periode in zijn jonge leven.

Het begin van Hegt

“Nou het begon voor mij al vroeg. Als jongen van 16 vroeg Hans Rijns mij met hem mee te doen bij spelen van liedjes in Huize De Weipoort van Gemiva. Sinterklaas- en kerstliedjes en zo, je kent dat wel,” vertelt Cees. John van der Voort en ik zijn bij hem op bezoek in zijn zelfgebouwde professionele studio.

“Ik speelde toen nog trompet, dat had ik geleerd bij de Sint Jans-fanfare. Hans speelde gitaar. Dat deden we een paar jaar, gewoon omdat we het leuk vonden.”

Het duo legt er de basis mee voor de popgroep Hegt. De buurman van Hans Rijns, Hans Berk, kon een beetje drummen en werd er later bijgehaald. Ze speelden als trio vooral cover. Cees speelde inmiddels ook op gitaar. Maar dat was niet voor lang.

Poster van Hegt (Boven vlnrl: Peter Sep, Cees Loos, onder vlnr: Walter Zwaard. Hans Rijns en Ursula Wagner)

Spelen met drie vingers

“Nee, dat klopt, op mijn zestiende verdiende ik een beetje bij in de bouw. Toen is bij een ongeluk met een schuurmachine een vinger een stuk korter geworden. Ik zei tegen de arts die eerste hulp bood in het ziekenhuis dat hij mijn vinger niet mocht amputeren. Ik zag de toekomt op mijn gitaar in duigen vallen.”

Het bleek voor Cees toch niet meer mogelijk om gitaar te spelen. Hij vond zijn geluk op de basgitaar.

“Een bas heeft vier snaren en een gitaar zes. Je hebt minder vingers nodig bij bassen. Het viel toch nog niet mee. Ik probeerde het in het begin nog met een zelfgemaakte dop op mijn vinger, maar dat was helemaal niets. Ik heb mezelf aangeleerd met een vinger minder te spelen. Op de bas gaat dat goed. Wat ik wel jammer vind is dat ik vaak wakker wordt met riedeltjes in mijn hoofd. Die zou ik dan op een gitaar willen spelen. Ik probeer dart dan toch een beetje, of anders op de bas.”

Etalagepop
Hegt bedacht voor hun eigen genre de naam etalagepop. Ze waren als band niet in een hokje te plaatsen, met hun eigenwijze en alternatieve songs, die ze theatraal brachten.

“Om maar met de deur in huis te vallen:” schrijft Hegt in hun flyer, “Hegt speelt geen jazz, blues, folk, country, hardrock of Top 40. Mensen die deze muziek het absolute einde vinden hoeven dus niet verder te lezen.”

De flyer werd, samen met een cassettebandje, waarop nummers van de band stonden, opgestuurd naar poppodia in Nederland. Dat resulteerde in meerdere optredens. De band werd even een vijftal toen ook Peter Sep en Bernadette van Haastert meededen. Bernadette zat er echter maar kort bij. Drummer Hans Berk verliet de band ook. Heel even was Jan ’t Hoen, de drummer van The Wild Romance, bij Hegt, maar Walter Zwaard werd vanaf 1982 de vaste drummer. Ursula Wagner was een tijdje saxofonist bij de band.

Hegt (Vlnr: Peter Sep, Ursula Wagner, Walter Zwaard, Cees Loos en Hans Rijns)

Ten Einde Raad Festival

Hegt organiseerde zelf een jaarlijks concert in Zoeterwoude.

"Spelen voor publiek is voor muzikanten veel leuker dan steeds maar weer oefenen in een oefenruimte.”

In 1981 kwam Hegt in contact met andere Zoeterwoudse muzikanten. Samen besloten ze een heus festival te organiseren: “Ten Einde Raad”.

“De naam zegt genoeg. Het is voor beginnende muzikanten altijd lastig een podium te krijgen. We zorgden daar gewoon zelf voor. We waren geïnspireerd door Soeterpop, een popavond in het Muziekcentrum, dat een half jaar eerder werd georganiseerd. The Shoes traden daar op en wij stonden in het voorprogramma, samen met The Happening, waarin onder andere Eric Hoenson en Edgar Ubert speelden. ‘Dat kunnen wij ook, zo’n avond organiseren’, zeiden we tegen elkaar.”

Zo gezegd, zo gedaan. De muzikanten van Hegt, The Happening en SO legden per persoon 50 gulden in en op hoop van zegen werden kaarten verkocht. Er kwam heel wat op de jonge muzikanten af. Er moest een vergunning komen, een bar, een podium, geluid, dart soort dingen. Het festival was op Sportpark Haasbroek en ze speelden uiteindelijk ongeveer quitte. “Drive-in Discotheek American Sound” deed belangeloos mee. Het festival werd de jaren erna nog een paar keer georganiseerd.

Cees heeft zich later ook hard gemaakt voor optredens van Zoeterwoudse bandjes. In de tijd dat hij de uitbater was van Café Landzicht nodigde hij ook groepen uit om te spelen. Ook op speciale avonden. “Nu ik er zo over nadenk, is het misschien wel een voorloper van het huidige open podium van De Meester,” zegt Cees.

Poster Ten Einde Raad festival

Het hoogtepunt van de band Hegt is misschien wel een optreden op het prestigieuze popfestival Parkpop in 1983. Cees heeft daar mooie herinneringen aan.

“Toen was ik wel een beetje zenuwachtig,” zegt hij, “het is misschien wel het spannendste wat ik als bassist heb meegemaakt. Marillion, Mari Wilson, Nick Lowe en Paul Carrack van Squeeze waren er ook. Die stonden aan de zijkant van het podium naar ons te kijken. Hoeveel duizend mensen waren daar wel niet? Ik geloof 30.000 en die kwamen natuurlijk niet speciaal voor ons. Maar ze waren er wel.”

Het Leidsch Dagblad had voorafgaand aan het optreden op Parkpop een interview met de band. “Hegt maakt gebruik van verschillende muziekstijlen en de teksten zijn in verschillende talen. Daarbij komt nog dat zanger Hans Rijns zijn teksten ondersteunt met mime, verkleedpartijen en andere visuele aspecten. Hegt komt met zijn humoristische teksten, afwisselende muziekstijlen en opvallende act het best over in kleine zalen.”

Speciaal voor Parkpop werd het visuele gedeelte uitvergroot, staat in het artikel te lezen. Hans Rijns zegt daarin:

“Bij het nummer “The Tigerman” kleed ik me niet slechts in tijgerstof, maar gebruik ook nog een staart van zo’n 14 meter.”

Bij een ander nummer, “Popworld Dazzels” kondigt Rijns aan zich te hullen in dertig meter tule in roze, oranje en groene kleuren en bij het nummer “Tannis” is hij van plan honderd tennisballen het publiek in te slaan. Grappig is dat in het artikel ook staat dat drummer Walter en bassist Cees dat allemaal maar onzin vinden en gewoon lekker willen spelen.

“We waren van een band die in kroegen en buurthuizen speelde op weg om succesvol te worden in de grote popzalen. Om door te breken heb je geluk nodig,” zegt Cees, “en een manager of boeker die de weg een beetje kent. We hadden René Vallentgoed, gevraagd ons daarbij te helpen. Hij was ook manager van Bart Chabot en Jules Deelder,. Dat lukte slechts beperkt. Wij deden vooral zelf veel aan promotie, met de flyer en cassettebandjes.”

Hegt (Vlnr Hans Rijns, Cees Loos, Walter Zwaard en Peter Sep)

“Het optreden bij Parkpop zorgde wel voor een grotere naamsbekendheid. Dat jaar hadden we een flinke omzet, maar we hielden er uiteindelijk niets van over. Alles ging op aan huren van bus, geluid, instrumenten en wat personeel om ons te helpen. Het was een leuke tijd hoor. We kwamen bij verschillende poppodia: Het Leidse LVC natuurlijk, maar ook Paradiso in Amsterdam, Patronaat in Haarlem. We reden vanuit Zoeterwoude naar Groningen en Maastricht. Hans Spierenburg was onze chauffeur, Cock van Bohemen was onze roadie, hij had spierballen, en Ted Berk en Adri van Diemen deden het geluid.”

Hegt speelde een paar jaar op bevrijdingsfestivals in Nederland. Met hun gehuurde bus deden ze Haarlem, Utrecht, Den Haag en Leiden aan. Daar vloeiden ook andere optredens uit voort. Bijvoorbeeld een keer in het voorprogramma van Herman Brood. “Hun manager Koos van Dijk ontmoetten we bij een vrijheidsfestival. We vroegen hem of we in het voorprogramma mochten in LVC. Dat lukte.

Herman Brood zou 00:30 uur spelen. Wij om 23:00 uur. Om 01:00 uur was Brood er nog niet, 01:30 uur nog steeds niet. Dat werd niet leuk weet ik nog. De sfeer werd een beetje grimmig. Brood kon dat maken in die tijd.”

Cees Loos is nog steeds actief in veel bandjes. In zijn studio hangen posters en flyers

Einde van Hegt

In 1984 stapte Cees uit Hegt.

“Het was mooi geweest. Ik ging in een andere band spelen. Hegt lag voor mij op z’n gat. Er moest nieuwe energie in om het nog verder te brengen.”

Hegt is een jaar later geëindigd. Cees heeft daarna nooit stilgezeten. Hij speelde en speelt in heel veel bandjes.

Bassist
Op de vraag of Cees een bassist is, antwoord hij volmondig ja.

“Als ik naar een band ga kijken, loop ik altijd even naar voren om te zien welke bas de bassist heeft. Ik probeer ook altijd een praatje te maken, voor- of achteraf.”

Zelf heeft Cees verschillende bassen. Hij speelt graag op zijn Fender Precision bass (Fender-P). Daarvan heeft hij er meerdere.

“Ik heb er eentje uit 1972, die is nog in Amerika gemaakt. De echte. Vanaf de jaren tachtig maakte Fender ze in Mexico, die zijn ook nog goed hoor en daar heb ik er een paar van. Nu worden die bassen in China gemaakt. De kwaliteit daarvan is echt minder.”

Op een contrabas speelt hij ook.

“Dat is weer heel anders bassen, lekker nostalgisch.”

Een echt idool heeft hij niet.

“Ik houd niet van bassisten die zoveel mogelijk noten in een minuut willen krijgen. Mark King is niet mijn ding. Ik ben wel een fan van Xander Vrienten. Ik zou zoals hij willen spelen. Net als hij ben ik een dragende bassist. Zijn vader Henny was bij Doe Maar een lead-bassist. En natuurlijk spring ik heus wel in een gaatje als het er is. Dat is zo af en toe best lekker.”

“O, en Egon Kracht is wel iemand waar ik tegenop kijk. Die speelde samen met Maarten van Roozendaal. Maarten speelde een verhaal op piano en Egon droeg het verhaal met de bas. Prachtig.”

Cees is een bassist en gaat voorlopig nog even door als muzikant

Hoe lang ga je nog door als muzikant, Cees? vraagt John nog aan het einde.

“Ik weet het niet. In coronatijd vielen bandjes uit elkaar en dacht ik dat het einde in zicht was. Maar nu ga ik toch weer gewoon door. Zolang ik er nog zin in heb denk ik. Waarschijnlijk stop ik pas als iemand op een dag zegt: Cees, misschien is het nu beter om te stoppen. Haha.”

Een versie van dit artikel verscheen eerder in Suetan, het officiële kwartaalblad van de Stichting Oud Zoeterwoude. Er zijn ook afleveringen over The Shoes en The Spiders, die kun je hier vinden.