In 2001 zei Jack White eens lachend in een VPRO-documentaire dat-ie zijn huisgenoot een berg aan telefonische interviews had laten doen. White had zelf geen zin in telkens weer dezelfde vragen, en het was ook wel eens leuk om in de bladen terug te mogen lezen ‘wat ik nou weer had gezegd’.
Cameron Winter zal zich er vast in herkennen. Ook zijn muziek wordt de laatste maanden voluit de hemel in geprezen door de internationale muziekpers, ook hij wordt gezien als de nieuwe toekomst van rock ‘n roll. Zijn eigenaardige stem, poëtische teksten en onconventionele arrangementen worden door onder andere Pitchfork en Paste vergeleken met die van Bob Dylan, Tom Waits en Leonard Cohen, vooral bij solodebuut Heavy Metal. En ook met zijn band Geese, dat alweer toe is aan derde album Getting Killed.
Genoeg te bespreken, maar net als Jack White heeft hij eigenlijk niet zo gek veel zin om daarover te praten, zo blijkt. Twee keer ging het interview lastminute niet door. Kan gebeuren. Vrijdagmiddag om 16.00 krijgen we toch opeens een mailtje van het management: of het nu kan? Nu, als in: nu? Prima, we gaan ervoor!
Maar Winter maakt het je niet makkelijk. Hij heeft niet zo’n zin om z’n camera aan te doen, bijvoorbeeld. Maak een grapje over de albumtitel en vraag hem wat hem op dit moment “kapotmaakt”? Droogjes: ‘Ik moet heel nodig plassen.’ De 23-jarige frontman is ontwijkend, laconiek, moeilijk te peilen. Niet te peilen, dat valt ook te zeggen over dat album van Geese: vol zware, poëtische en vaak absurde beelden zoals bommen in auto’s, botten die worden opgegraven en kruisigingen.
De New Yorkse rockband Geese groeide met 3D Country (2023) al uit tot indiesensatie en frontman Cameron Winter werd een culticoon met zijn solodebuut. Het nieuwe album Getting Killed staat bol van de doodsbeelden, bijbelverwijzingen en absurde humor. Genoeg om nieuwsgierig van te worden, maar Cameron Winter zelf doet er alles aan om ons níét uit te leggen wat het allemaal te betekenen heeft.
Geen gele sneeuw eten
Geese vormde tijdens een naschoolse muziekactiviteit op de middelbare school in New York, en de eerste demo's van de piepjonge rockband belandden al snel op het bureau bij grote indielabels. Inmiddels heeft de band zich met het eigenzinnige prog-country album 3D Country (2023) gevestigd als een heuse indiesensatie. Ondanks dat is er volgens de frontman weinig veranderd: ‘Net als vroeger hangen we ‘s avonds gewoon rond, spelen videogames, en overdag werken we dan aan de muziek. We zijn wel heel druk met de band, maar raar genoeg is de dynamiek hetzelfde als altijd.’
Dat er zo weinig is veranderd is al helemaal opvallend omdat Winter dit jaar flink en vrij onverwacht succes zag met zijn solodebuut. ‘Love Takes Miles’ werd een culthit en Winter een soort culticoon, terwijl de eerste reacties op zijn soloalbum juist negatief waren. ‘Heel veel mensen in mijn directe omgeving vonden het niks,’ vertelt de zanger, ‘ze vonden het niet de juiste stap in mijn carrière. Dat boeide mij niet zoveel, dus bracht ik ‘m alsnog uit.’ Ook de vergelijkingen met grootheden doen Winter niet veel. ‘Ik vind ze vaak niet echt herkenbaar. Behalve de vergelijking met Millard Fillmore.' Voor de leek: da's de 13e president van de Verenigde Staten, en volgens velen 'de minst gedenkwaardige' president uit de geschiedenis.
Het antwoord is een goede voorbode voor de rest van het gesprek. Vraag hem (hij is niet gelovig opgevoed) naar de religieuze verwijzingen in zijn teksten: 'Ik heb nooit een geheim gemaakt van mijn Mormoonse achtergrond.' Vraag hem welke lessen hij als jonge songwriter leerde van zijn vader, een componist: 'Geen gele sneeuw eten.'
Af en toe geeft hij, na een lange stilte, toch wat serieuzer antwoord. 'Mijn vader kon best kritisch zijn, maar het voelde vooral alsof hij mij begeleidde totdat ik klaar was om mijn eigen ding te doen. Mijn moeder was daarentegen heel lief en vond zelfs de meest verschrikkelijke dingen die ik maakte prachtig.’
Niemand is echt zó serieus
Op Getting Killed klinkt Geese vreemder en grilliger dan ooit. De nummers barsten van doodsbeelden en bijbelse symboliek, maar tegelijk schemeren de humor en absurditeit overal doorheen. ‘If you want me to pay my taxes, you’d better come over with a crucifix. You’re gonna have to nail me down,’ zingt Winter op het cathartische ‘Taxes’. De teksten zijn poëtisch, cryptisch en ongrijpbaar. Winter lijkt dat bewust zo te willen houden: ‘Geen idee waarom ik zoveel over de dood heb geschreven, ik denk dat ik er gewoon veel mee bezig was. De humor is meer gewoon een vorm van spanningsvermindering.’
Die grilligheid heeft de plaat naast de teksten ook te danken aan het onconventionele maakproces. Winter beschrijft het op zijn eigen, achteloze manier: 'We zetten gewoon de microfoons aan en speelden wat, en daarna hebben we daar iets uit samengesteld,’ zegt hij. ‘Bij elk deel van het proces hebben we een beetje vals gespeeld. We wilden dat het live klonk, maar dat is het eigenlijk niet.’ Dat hoor je terug in de lagen aan rommelige, haperende gitaren in ‘100 Horses’ en de grote bak loopende samples in ‘Bow Down’. Volgens Winter werkt die methode bevrijdend. ‘Als je te veel van tevoren bedenkt, komt het in de praktijk toch niet uit. Dus je moet het gewoon doen, nog een keer doen, en dan gebeurt er iets. Ik reverse-engineer de originaliteit een beetje. Als iets te veel klinkt als iets dat al bestaat, dan maak je dat deel gewoon een beetje kapot. Dat helpt meestal.’
En dan... dan gebeurt er iets geks in het gesprek. Opeens slaat de frontman wél aan op een vraag, over de vele Cameron Winter-memes en bewerkingen van zijn muziek die er online circuleren. 'Soms sturen mensen me die dingen door. Het is echt grappig om te zien hoe mensen mij via de muziek interpreteren. Vervreemdend, maar op een goede manier.’
Want vergis je niet: de geschreven muziekpers mag hem dan graag superserieus willen nemen, maar Winter zelf moet er niet aan denken dat dat zijn ambitie zou zijn. ‘Als je doel is om serieus te worden genomen… ik kan me geen erger lot voorstellen,’ zegt hij. Want ernst, dat is een masker, denkt-ie: ‘Niemand is echt zó serieus. Mensen doen zich soms zo voor, maar het is allemaal een beetje toneel.’