Simon Joyner trad voor het laatst op in Vera in 1996. De muzikant uit Omaha, Nebraska, keert ruim 29 jaar later terug naar Groningen en betreedt het oude en vertrouwde podium. Vergezeld door een oude bekende uit de kring van de ware en oprechte vrienden (Veri et Recti Amici, ookwel: Vera), The Tranquis, die in hun geschiedenis slechts sporadisch optreden en graag de publiciteit vermijden. Was hun terugkeer de moeite waard?

Rust, Reinheid, Regelmaat

Geformeerd in de jaren tachtig, vormt deze vijfkoppige indie-rockband een bonte mix van leeftijden: van begin twintig tot in de zestig. De band bestaat uit Marinus de Lange (drums en achtergrondzang), Hans Huizenga (basgitaar), Coen Hendriks (gitaar en zang), Kees de Jonge (gitaar) en een achtergrondzangres waarvan ons de naam nog onbekend is. Als een ware huis-tuin-en keukenband stralen The Tranquis de ontspanning uit die je voelt wanneer je na het avondeten nog even nageniet voordat je de afwas oppakt. Met deze kalme uitstraling weten ze hun publiek vaardig en zorgvuldig tot rust te brengen. Het valt op hoe stil de zaal is, vooral wanneer er zich een technisch probleem voordoet: ‘Het overkomt je’, zegt de zangeres. Een van de gitaristen reageert daarop met: ‘Nu moet je het allemaal netjes aan elkaar praten’, waarna zowel het podium als de zaal in stilte blijven.

Gepaard met twee elektrische gitaren en een basgitaar, lieten ze zich beïnvloeden door de Amerikaanse alternatieve gitaarpop. Tegenwoordig is de intentie van hun muziek veel ingetogener. De drums worden zachtjes gestreeld met drumborstels, wat een geluid creëert dat doet denken aan golven die langzaam omslaan op een warme zomerdag. Het is prachtig hoe ze met een instrument als een drumstel, dat doorgaans een prominentere rol speelt, echte gelaagdheid weet te scheppen. Maar, alsof ze het niet kunnen laten, sluipt in bijna elk nummer toch de elektrische gitaarriff naar voren die de rust doorbreekt als nagels op een krijtbord. In dat opzicht is de intentie nog niet volledig gerealiseerd. Gelukkig is er de achtergrondzangeres die, wanneer je je op haar stem richt, de rust herstelt. Zij vormt een perfecte aanvulling op het geluid dat de band produceert. Met haar engelenzang, vergelijkbaar met het openingsgeluid van het nummer "The Night We Met" van Lord Huron, vult zij het zware stemgeluid van de zanger prachtig aan.

Voor nieuwkomers aan de band is het lastig om de nummers van elkaar te onderscheiden. Slechts de stilte tussen de nummers indiceert wanneer een volgend nummer begint. Ze hebben rust, ze hebben regelmaat, maar de reinheid, in de vorm van passende gitaarriffs, ontbreekt nog.

Familieman

In de jaren ’90 liet Joyner voor het eerst van zich horen. Terwijl velen een grote toekomst voor hem voorspelden, koos hij toen bewust voor een leven als familieman, ver weg van het grote podium. Maar liet hij zijn muziek nooit achter zich. Joyner is een Amerikaanse singer-songwriter die indie-folk combineert met elementen van americana, country en folkrock. Destijds werd zijn stem omschreven als een puzzel: ieder stukje vertegenwoordigt een ander facet, van de koele ondertoon van Leonard Cohen tot de melancholische diepgang van Townes van Zandt samenkomend tot een geheel met de aanwezigheid van Bob Dylan. Ondanks die grote namen betreedt hij vanavond het podium in alle bescheidenheid, slechts vergezeld door één microfoon en één akoestische gitaar. Naast Groningen tourde hij de afgelopen tijd in dezelfde minimalistische vorm door Italië, het Verenigd Koningkrijk, België en Duitsland. Een tour door Australië en Nieuw-Zeeland staat gepland voor volgende maand. 

Niet voor niets lagen de verwachtingen voor zijn wederkeer deze avond hoog. Ooit draaide de legendarische BBC-radiopioneer John Peel een hele Joyner-plaat integraal in zijn programma, iets wat hij slechts één keer eerder had gedaan. Daarnaast zette artiest Beck hem in de jaren negentig in zijn persoonlijke top 10-lijst met helden in magazine The Rolling Stone.

Helaas weet hij de verwachting niet waar te maken. De prachtige stem heeft Joyner nog altijd, maar hij weet niet hoe hij deze optimaal kan benutten. De voortdurend voorkomende uitgerekte noten klinken stuk voor stuk onzuiver. Aanvankelijk kan je het nog aan de zenuwen toeschrijven, maar na een paar nummers wordt dat steeds onwaarschijnlijker. Op zich is de oplossing niet zo ingewikkeld: had Joyer zich meer laten inspireren door artiesten met wie haar vaak wordt vergeleken, dan had hij hun invloeden ook daadwerkelijk kunnen toepassen. In plaats van lange uithalen, zou een meer gesproken zangstijl- zoals die van Lou Reed- veel beter bij hem passen, zodat zijn stem volledig tot zijn recht komt. Dan zou hij ongetwijfeld aan de verwachtingen hebben voldaan, maar nu verstrakken de gezichtsspieren onwillekeurig bij iedere uithaal. Hoewel zijn gitaarspel onberispelijk is en er nog altijd groeipotentieel lijkt te zijn, blijft het, gezien Joyners lange staat van dienst, de vraag of dat er ooit nog uit zal komen. Wat dat betreft komt zijn zang misschien het best tot recht in de warme vertrouwde omgeving van zijn gezin.