Het podium van Simplon is omgetoverd tot een zomers paradijs, met palmbomen en ander groen. Tussen de planten opent het Groningse The Monroes, met hun Americana, surfrock en garagerock. Hoofdact van de avond is Komodo, een band die zo excentriek is dat hij nauwelijks in één genre te vatten is. We zijn benieuwd wat dit "brouwsel vol magische spreuken van over de hele wereld" voor ons in petto heeft.

The Monroes

The Monroes, bestaande uit onder andere (lead)zangeres en gitarist Josje Kobes en zanger en gitarist Arnold Nieborg, warmen de zaal op met hun Americana, surfrock en garagerock. De band speelde eerder op Grunnsonic 2019 en deed mee aan de Popronde in 2018. Er zijn bij The Monroes meerdere invloeden hoorbaar. Soms zouden de gitaarklanken zo uit een westernliedje kunnen komen en de baslijnen zijn hier en daar dan weer te categoriseren in het bluesgenre. Toch wordt er rijkelijk afgewisseld in geluid: soms zit er galm op de gitaren die doet denken aan surfrock, die vervolgens wordt ingewisseld voor een helderder geluid met een beetje distortion waardoor je juist dat rock-'n-roll-gevoel krijgt. Het heeft allemaal iets Amerikaans.

De stem van Josje heeft iets weg van een ‘typische’ Amerikaanse popstem. Dat geeft in positieve zin een andere draai aan het geluid van de band om haar heen. Toch mist haar stem soms nog net dat rauwe randje, wanneer de instrumenten wél losgaan met de scheurende gitaren en de heerlijke riffs van Arnold. Op een bepaald moment pakt Arnold even de leadzang over. Zijn zang heeft iets minder karakter dan die van Josje, maar doet zeker niet onder voor de sound van de band. Het accent en het geluid van de stem past bij het geheel.

Rauwere rock krijgen we richting het einde van de set te horen. Het is wat meer recht voor z’n raap dan de dromerige surfrock die we eerder hoorden. Ook komt de bassist hier fantastisch tot haar recht. De baslijnen lijken wat complexer en zijn daardoor interessanter. De band laat zien ook een goed partijtje te kunnen rocken. Een mooie afsluiter van dit optreden.

Al met al kleurt de band binnen de lijntjes: het gitaarspel is netjes en kent genoeg variatie, de zang is zuiver en enigszins kenmerkend en de andere instrumentalisten tikken ook zeker het niveau aan van de rest van de band. Alhoewel er genoeg variatie is in geluid, blijft het toch een beetje braaf. Heel vernieuwend is het niet. Het blijft bij "gewoon goed".

Komodo

Daarna beklimt Komodo het zomerse podium. Alle planten sluiten naadloos aan bij de uitstraling van de band: exotisch, nostalgisch en excentriek. In precies deze drie termen zou je ook de instrumenten die de band gebruikt kunnen beschrijven. Naast "gewone" drums, gitaren en basgitaren creëert Komodo een uniek geluid met het gebruik van onder andere een bouzouki (een soort oude Griekse gitaar), dwarsfluit, tamboerijnen, en conga's. Het geeft karakter aan de band. De rauwe zangstem van Tommy Ebben is daarbij perfect complementair aan het geheel. Zijn stem heeft iets weg van John Mayer, maar dan nog iets rauwer en met wat meer rock in z’n stem.

Door de veelzijdigheid aan instrumenten, in de breedste zin van het woord, en de veelzijdige set is Komodo moeilijk in een genre te plaatsen. Maar als je toch een gooi zou doen, zouden we iets zeggen als exotische indie-rock-'n-roll met Oosterse invloeden. Het publiek vindt het duidelijk geweldig: al kort na de start van de set wordt er “Tommy, ik hou van je!”, naar de zanger geroepen. Er wordt rijkelijk gedanst, zeker voorin.

Naast de bijzondere instrumenten wordt er op elke laag goed gespeeld. De groovy baslijnen, ondersteund door de conga’s en het geluid van de bouzouki, zorgen voor een dynamisch geluid. Komodo weet veel verschillende invloeden, per instrument, te implementeren waardoor de muziek telkens weer een ander geluid krijgt. Deze dynamiek is ook te zien als je naar de band kijkt: we zien een rijke mix aan verschillende kledingstijlen, van 70s-overhemden tot Oosterse bovenkleding. Toch komt het geheel altijd samenhangend over en blijft het een herkenbaar geluid. Het is origineel en goed doordacht.

Halverwege de set is er ruimte gemaakt voor een akoestisch momentje, met extra aandacht voor het fantastische gitaarspel. Afsluitend wordt er dan nog even ouderwets gerockt. Het kenmerkende "gepingel" wat we ondertussen gewend zijn is ook hier hoorbaar, al verandert Komodo tijdens de laatste twee nummers toch in een wat meer mainstream rockband. Ontzettend lekker om mee af te sluiten, maar we missen toch even de unieke sound die we hiervoor hoorden.

Komodo is een veelzijdige band met een breed scala aan exotische instrumenten. Het geluid dat ze hiermee weten neer te zetten is uniek, zeker in combinatie met de rauwe zangstem van Tommy. Het feit dat de band niet binnen één genre valt maakt het geheel erg sterk. We gaan zeker nog veel van ze horen.

Komodo