Exact 107 jaar geleden, tijdens de week voorafgaand aan Kerst in 1914, zaten er vele miljoenen mannen koukleumend in loopgraven langs het westelijk front van de Belgische kust tot aan de bergen van Zwitserland. Terwijl zij daar wachtten op het signaal om de loopgraven te verlaten en een bijna zekere dood tegemoet te lopen, probeerden zij de tijd en spanning te verdrijven met zaken die nog enige gelijkenis vertoonden met hun alledaagse leven.
In de afgelopen maanden waren er namelijk al miljoenen doden gevallen onder hun eigen troepen en die van de vijand. De oorlog, die oorspronkelijk klaar had moeten zijn voor Kerst, vertoonde geen enkel teken van vooruitgang of ook maar enig andere stip aan de horizon die een vorm van hoop bood.
Wat de mannen daar in hun situatie echter wel een vorm van hoop en houvast bood, was de kracht van muziek. Liederen gezongen en gespeeld door hen en hun kameraden gaf ze deels wat afleiding en troost in een periode die zich kenmerkte door wanhoop en verdriet. Hun tegenstanders in de loopgraven er tegenover, die soms slechts tientallen meter van elkaar verwijderd lagen, bleken op eenzelfde wijze met de uitzichtloze situatie om te gaan om de moed erin te houden.