Festivalverslag Naked Song 2017 met o.a. Heather Nova, Aidan & The Wild, Baptiste W. Hamon en Danny Vera

Festival biedt veel kwaliteit zonder echte uitschieters

Tekst: Rens Peters, Theo Miggelbrink & Thijs Portz / Fotografie: Eefje Hendriks, Nadia Hagen en Hans Anneveldt ,

Naked Song draait om artiesten die in een intieme setting uitgeklede versies van hun nummers vertonen. Althans, zo begon het ooit. In de loop der jaren hebben de artiesten die er optreden, steeds meer kleren aangehouden. Zo ook dit jaar. Hoewel een enkeling van de line-up zich keurig aan de dresscode houdt, valt op dat een ander gedeelte op volle oorlogssterkte het podium betreedt. De opzet van de podia is ten opzichte van voorgaande jaren ietwat gewijzigd, maar nog steeds geldt; er is in alle hoeken en gaten van het Muziekgebouw iets te doen. En gezien de diversiteit van de acts is de kans groot dat er voor iedereen wel iets moois bij zit.

Mercy John

Al vroeg op de dag is de Kleine Zaal opvallend goed gevuld voor het optreden van Mercy John. Onlangs bracht de singer-songwriter zijn debuutalbum uit en zo te zien is dat veel mensen niet ontgaan. Anders dan de poppy americana doet vermoeden komt Mercy John van het Brabantse platteland. Zo bezingt John in het ingetogen ‘This Ain’t New York’ hoe hij opgroeide in Erp. De invloed van Ryan Adams is hier goed hoorbaar, al verraden andere nummers dat hij ook die andere Adams – Bryan – kan waarderen. En zo zijn er wel meer referenties te ontwaren in de muziek van Mercy John. Het soulvolle ‘God Made An Awful Mistake’ klinkt bijvoorbeeld als een broertje van Joe Cockers ‘With a Little Help from My Friends’.

Het gebrek aan originaliteit wordt echter ruimschoots gecompenseerd door pakkende nummers die bijzonder strak gespeeld worden. Mercy John heeft muzikanten om zich heen verzameld die duidelijk al de nodige meters hebben gemaakt. Vooral toetseniste Kirstin Boersma valt op met haar Hammond orgel en achtergrondzang. De momenten waarop zij samen zingt met John springen eruit en doen – mede door het stemgeluid van Boersma – soms denken aan The Common Linnets. Aan talent dus geen gebrek op het podium, al wordt er wel erg netjes binnen de lijntjes gekleurd. Hierdoor weten de nummers – ondanks teksten over weemoed, pijn en verlangen – niet echt te raken. Een rauwer randje had dit keurige optreden goed gedaan. (RP)

Robin Borneman

De uit Oss afkomstige singer-songwriter Robin Borneman opent vandaag het podium in de kleine foyer van het Muziekgebouw. Gewapend met enkel een gitaar én getooid met een pet waaronder zijn lange manen vandaan krullen, een markante snor en een sik, ziet hij eruit als een folkzanger uit het boekje. Maar vergeet alle uiterlijke kenmerken, het is vooral zijn krachtige stem-met-rauw-randje die indruk maakt tijdens dit korte optreden. Die stem roept eerder associaties op met de romantische latinrocker Willy DeVille dan met de folk-artiesten die hij covert.

Want naast een aantal fraaie eigen nummers zoals ‘Mirrorfountain’, ‘Broken Lightbulb Blues’ en ‘Muriel’, kiest Borneman voor enkele opmerkelijke covers. Het van 16 Horsepower bekende ‘Black Soul Choir’ is een compositie die je nog wel verwacht in het donker-romantische repertoire van Borneman. Maar wat te denken van ‘Spirit Bird’ van de immer blootsvoets lopende Australische surfhippie Xavier Rudd? Dat is een beduidend minder voor de hand liggende keuze. Geen probleem voor Borneman: hij weet beide songs op onnavolgbare wijze van een eigen signatuur te voorzien. En heel misschien is Robins versie van ‘Spirit Bird’ nog wel mooier dan het origineel. (TM)

Ryley Walker

Ryley Walker is niet alleen in de studio bijzonder actief (sinds 2014 heeft hij drie albums uitgebracht), maar lijkt ook non-stop te toeren. Ook in Nederland is de Amerikaan een graag geziene gast, hij maakt dan ook vrijwel jaarlijks de oversteek om hier te spelen. Twee jaar geleden stond Walker al op DDW Music en hij heeft zo te horen de binnenstad al goed leren kennen. “I like the street where kids are barfing at night” begint hij dit bijzonder onvoorspelbare optreden.

Vergezeld door een drummer en een bassist opent Walker de set met een lang, psychedelisch intro waar menig jazzliefhebber van zou smullen, maar dat het merendeel van het aanwezige publiek wanhopig naar de uitgang doet kijken. Met het fraaie nummer ‘Funny Thing She Said’ lijkt de experimenteerdrift van het trio even bekoeld, maar de eigenwijze Walker eindigt het nummer met een heftige gitaareruptie. Voor veel mensen is dit de druppel en een groot deel van het publiek verlaat snel de zaal. Zonde, want het feit dat Walker live afwijkt van de jazzy indiefolk op zijn albums maakt het juist spannend. Bovendien is dat op deze Naked Song-editie, waar de nadruk ligt op poppy singer-songwriters, een welkome afwisseling. Maar toegegeven: ontoegankelijk is het soms wel. Het is halverwege het optreden dan ook flink doorbijten, maar het lange wachten wordt beloond met een sterke uitvoering van ‘Primrose Green’. 

Toch slaat de vonk tussen band en publiek nooit over. Walker probeert het nog met een paar ironische grapjes, maar deze komen totaal niet over. Het onderstreept nog maar eens dat deze muzikant absoluut de vreemde eend in de bijt is op dit festival. Op het nippertje maakt hij veel goed met ‘Roundabout’, dat ondanks de stevige bewerking een mooie afsluiting van de set is. Hoewel maar een klein aantal mensen de hele rit heeft uitgezeten, is Walker in zijn nopjes: “I'll be around to hang out and party!” (RP)

Michael Bernard Fitzgerald

Het is even slikken wanneer we de kleine zaal van het Muziekgebouw binnenlopen; die is namelijk nagenoeg leeg. Ryley Walker heeft kort voor aanvang van dit concert voor een exodus in de grote zaal gezorgd, dus waar de bezoekers zijn is de grote vraag. De Canadees Michael Bernard Fitzgerald mag namelijk gerust als groot talent beschouwd worden. Het is verleidelijk om de jongen vanwege zijn stem, stijl en leeftijd weg te zetten als de zoveelste kopie van Ed Sheeran of Passenger, maar tijdens het optreden zal blijken dat we Fitzgerald daarmee tekort zouden doen. Met zijn teksten over de liefde mikt hij wel duidelijk op hetzelfde —jonge— publiek als eerdergenoemde vakbroeders. Daarmee is misschien ook wel direct de vinger op de zere plek gelegd: de doelgroep van deze singer-songwriter komt niet op Naked Song.

Ondanks het weinige publiek doet Fitzgerald zijn uiterste best de zaal te overtuigen van zijn kunnen. En dat lukt hem vrij aardig. Zijn cover van Paul Simon’s ‘Graceland’ blijft mijlenver van het origineel vandaan maar enkele van zijn eigen nummers weten wel degelijk te overtuigen. Vooral het lange en intense ‘Heartbeat of America’, naar eigen zeggen zijn enige ‘sad song’, maakt veel indruk. Daarbij onderscheidt de jonge Canadees zich wel degelijk omdat zijn stijl bij tijd en wijle eerder naar Bruce Springsteen neigt dan naar een zoetgevooisde singer-songwriter. Zijn gitaarspel is vrij beperkt, maar het zou zomaar kunnen dat Michael Bernard Fitzgerald binnen afzienbare tijd toch een grote doorbraak maakt. Hij heeft de looks, de perfecte stem en de teksten die verliefde stelletjes aanspreken. En hij schrijft zanglijnen die zomaar een anthem zouden kunnen opleveren. Misschien is het slechts een kwestie van wat meer ‘sad songs’. (TP)

Holly Macve

Holly Macve lijkt sprekend op de door Christina Applegate zo weergaloos geportretteerde Kelly Bundy. De puberdochter uit de jarentachtig sitcom ‘Married With Children’. Ze heeft hetzelfde pruillipje en zo’n zelfde achteloos verveelde uitstraling. Dat zou natuurlijk op geen enkele manier van invloed moeten zijn op de diep in melancholie gedrenkte ‘cowgirl’-songs van de Ierse. Maar op de een of andere manier leidt het af. De songs die Macve speelt zijn fraai, bijzonder fraai zelfs. En de songs van haar debuutalbum, met welluidende titels als ‘The Corner Of My Mind’, ‘We Don’t Know Where We’re Going’ en ‘No One Has The Answers’, worden ook nog eens bijzonder verzorgd uitgevoerd door een van haar kompanen. 

Vocaal beschikt Holly Macve over zo’n snik in haar stem die een goede countryzangeres tot een geweldige countryzangeres maakt. Het fraaie slidespel en de backing vocals van haar gitarist laten haar stem dankzij de juiste accenten nog mooier uitkomen. Maar op een of andere manier weet het optreden niet helemaal te beklijven. Ligt het aan het lage tempo van de vele songs? Het nog vroege tijdstip? Het keurige interieur van de Meneer Frits waar het optreden plaatsvindt, waardoor de songs niet helemaal uit de verf komen? Wie weet. Holly Macve is in ieder geval zéker een talent. Een ruwe diamant misschien zelfs wel … (TM)

Young Gun Silver Fox

Als je afgaat op de naam en de persfoto’s van Young Gun Silver Fox, verwacht je terecht te komen bij stemmige roots, americana en alt-country. Maar degenen die met die verwachting in de zaal zitten, komen bedrogen uit en dat is dan nog een understatement. Young Gun (Andy Platts) en Silver Fox (Shawn Lee) maken namelijk onvervalste funky discosoul. Stevie Wonder is in Eindhoven en heeft de voltallige Bee Gees meegenomen voor de meerstemmige refreintjes! Het is dat er geen discobal in het Muziekgebouw hangt, anders waan je je als bezoeker daadwerkelijk in een soort Boogie Nights.

Ondanks alle 70’s invloeden, bestaat de band bepaald niet uit vier naaktlopers. Van uitgeklede muziek is geen enkele sprake maar dat is binnen dit genre misschien ook wel onmogelijk. Vol bombast vuurt het funky kwartet het ene na het andere retronummer op de zaal af, die daar nogal lauw op reageert. Andy Platts heeft nogal wat te stellen met de techniek en is niet tevreden over het geluid maar daar is in de zaal niets van te horen. Zoals gezegd: met de ogen dicht is het echt net Stevie Wonder, gezegend met een fenomenaal bereik. Op de kwaliteit van de band valt werkelijk niets af te dingen, maar het optreden komt maar niet tot leven. De band probeert wat flauwe grappen uit zoals het in mineur zingen van ‘Happy Birthday’ maar het eigen plezier slaat op geen enkel moment over op het publiek. Dat krijgt een saai optreden voorgeschoteld dat simpelweg té ver afstaat van het gedachtegoed van Naked Song. Zonder afbreuk te doen aan de band zelf: verkeerde band op de verkeerde plek. (TP)

Steve Smyth

Vaak staan de grootste verrassingen van Naked Song op het kleinste en gezelligste podium; dat van Meneer Frits. De Australiër Steve Smyth gaat dit jaar in ieder geval als een verrassing de boeken in, maar niet louter in positieve zin. De bebaarde troubadour stelt zijn publiek namelijk aardig op de proef. Het is alsof Smyth een set regels à la ‘Dogme 95’ hanteert voor zijn muziek. Daarin lijkt geen plaats te zijn voor vaste songstructuren, vastomlijnde eindes, soepel lopende melodieën of zuivere gitaarnoten. Als een grommende, schreeuwende maar ook engelachtig zingende versie van Tom Waits meandert hij door de meest waanzinnige gitaarpartijen. Telkens als je denkt dat er sprake is van een echt nummer, sta je alweer hopeloos op het verkeerde been. Maar, hoe vreemd het schouwspel op het podium ook is, het wordt nergens vervelend.

Want dat Smyth barst van het talent, is in alles wat hij doet en speelt duidelijk te zien. En te horen, want ondanks zijn vreemde capriolen — zoals een a capella-versie van ‘Unchained Melody’ — blijft het intrigerend en spannend wat hij laat zien. Voor veel mensen is het toch een brug te ver en het café loopt langzamerhand leeg. Dit gaat niet ongemerkt aan Smyth voorbij; het laatste gedeelte van zijn optreden is een stuk makkelijker te behappen dan het begin. En het zorgt voor enkele memorabele momenten, zoals het geweldige ‘South Lands’, waarin de zanger diep weet te ontroeren. Het einde van het optreden is al even apart als de rest van het optreden. Bijna het gehele publiek loopt weg terwijl Smyth toch echt nog een nummer wil spelen. Kort overleg met Ad van Meurs, curator van het podium, resulteert in een allerlaatste nummer. Een nummer dat hem op warm applaus komt te staan van het overgebleven publiek. Applaus dat Smyth zichtbaar aangedaan in ontvangst neemt. Heel vreemd, maar toch … heel bijzonder. (TP)

 

Aidan & The Wild

Naked Song is geen onbekend terrein voor de Eindhovense singer-songwriter Diederik van den Brandt, alias Aidan. Twee jaar geleden mocht hij in z’n eentje het festival in de stadsfoyer openen, vandaag staat hij met zijn nieuwe band The Wild een verdieping hoger. In twee jaar tijd is Aidan muzikaal ontzettend gegroeid en zijn volwassenwording wordt nog eens extra benadrukt door zijn nieuwe garderobe – strak in het pak – en een forse snor.

De looks heeft hij in ieder geval mee, maar het gaat natuurlijk om de muziek. Onder begeleiding van een gitarist, bassiste en drummer ligt de nadruk vanzelfsprekend op het nieuwe werk van de EP ‘Iliad’. In deze nummers is de invloed van Ben Howard naar de achtergrond verdwenen, maar gebleven is de bijzondere techniek waarmee Aidan op zijn akoestische gitaar speelt. Al tokkelend, kloppend en slappend speelt hij de melancholische nummers, waarvan ‘Up From The Ashes’ al vroeg in de set het hoogtepunt vormt. De folk en americana van Aidan & the Wild is die van het dromerige soort, maar de band laat ook een andere kant zien. Zo komt het uptempo ‘I Have Known Her Well’ bijzonder rockend uit de hoek. Het toont de veelzijdigheid van de band, die zichtbaar met veel plezier speelt. En ook niet onbelangrijk: Aidan zingt zijn persoonlijke teksten met veel emotie, wat zijn muziek extra geloofwaardig maakt. Iets waar sommige van zijn collega’s die vandaag op het programma staan nog wat van kunnen leren… (RP)

Heather Nova

Toen Heather Nova in ’94 de hitlijsten bestormde met ‘Walk This World’, dacht iedere puberende (mannelijke) indie-rockliefhebber: dat zou ik met Heather Nova ook wel willen! Maar Heather Nova was én is meer dan een mooi meisje-met-gitaar. Want nu ze inmiddels ruim vijfentwintig jaar aan de weg timmert blijkt de tijdloze schoonheid meer uit haar liedjes dan haar looks. Al valt op die looks nog steeds weinig af te dingen. En eerlijk is eerlijk, het op Bermuda geboren en op zee opgegroeide ‘hippiemeisje’ is vooral erg cóól. Want waar veel artiesten met het oog op commercieel succes muzikale concessies doen, is Nova trouw gebleven aan haar dromerige indierock-sound met een hoofdrol voor haar engelachtige vocalen.

Heather Nova treedt vanavond als duo op met de Duitser Arnulf Lindner op elektrische gitaar, cello of vleugel. Maar het is zoals verwacht haar stem die de hoofdrol opeist. Mede dankzij de fraaie akoestiek van de grote zaal van het Muziekgebouw wordt maar weer eens bevestigd dat het toch vooral haar stem is die je met achteloos gemak laat wegdromen en die je meevoert op haar muziek. Je hoeft niet letterlijk de wereld te bewandelen met Heather Nova om toch door haar mee op reis genomen te worden. En dat is een kracht die maar voor weinig singer-songwriters weggelegd is. Heather Nova heeft na ruim vijfentwintig jaar dan ook genoeg fraaie songs geschreven om uit te kiezen. 

Het enige minpuntje is misschien dat het optreden door technische problemen ruim een kwartier te laat begint. Het laat weinig ruimte voor interactie met het publiek tussen de nummers door. Zelfs het applaus wordt niet afgewacht als Heather Nova en Arnulf Lindner met een volgend nummer aanvangen. Maar misschien is dat maar goed ook, want hierdoor wordt de magie nergens doorbroken. Alleen bij het voorlaatste nummer ‘Until The Race Is Run’ van het album ‘300 Miles At Sea’, wil ze even stilstaan bij een vriendin die momenteel in het ziekenhuis ligt en letterlijk voor haar leven moet vechten. Het zijn dit soort odes die het toch al fraaie concert nog meer impact geven. (TM)

Baptiste W. Hamon

‘Peut-être que nous serions heureux’. Alleen van de titel krijg je al tranen in de ogen. Laat staan wanneer Baptiste W. Hamon, een jonge Parijse chansonnier, de woorden zingt. De bescheiden buzz rondom de Fransman heeft veel mensen naar Meneer Frits gebracht. Ze worden niet teleurgesteld. Want wat Hamon samen met zijn twee bandleden op de late avond in het café brengt, is van grote klasse. Traditionele country, roots en folk, maar dan in het Frans. Hamon kent zijn klassiekers en windt daar ook geen doekjes om. De invloed van Johnny Cash is duidelijk hoorbaar. Daarnaast geeft de zanger toe dat het Townes Van Zandt was die hem tot het schrijven van nummers bracht. Daar mogen we de oude meester dankbaar voor zijn, want of het nu om een cover van diens ‘Waiting Around To Die’ of om de eigen hommage ‘Van Zandt’ gaat, het is allemaal even raak.

Het geluid van Hamon is weemoedig zonder kitsch te worden. Doet aan vervlogen tijden denken maar is niet ouderwets. Is Frans en tegelijkertijd helemaal Amerikaans en dat maakt het zo bijzonder. In het Engels zouden de nummers vrij gewoontjes klinken, maar het zachte Frans geeft het materiaal een extra lading. En omdat Frans voor de meesten nu eenmaal minder goed verstaanbaar is dan Engels, blijven de teksten mysterieus en kun je als luisteraar dus enkel afgaan op het gevoel dat je bij een nummer krijgt. En dat het publiek een goed gevoel krijgt, blijkt wel uit de positieve reacties die Hamon na elk nummer ten deel vallen. Hij steelt en pikt naar hartelust uit het rijke Amerikaanse songbook, maar weet daar een compleet eigen draai aan te geven. Zijn set is de ideale afsluiter voor het podium van Meneer Frits, waar het publiek na een aantal beproevingen toch nog een act van formaat te zien krijgt. Vrijwel naakt bovendien. (TP)

Dan Croll

Wie op Naked Song even wakker geschud wil worden is bij Dan Croll aan het goede adres. Geen ingetogen liedjes voor deze Britse singer-songwriter, maar lekker in het gehoor liggende indiepop. Dan Croll en zijn band trappen af met ‘One of Us’, dat op hoog volume de angstvallig lege zaal ingeslingerd wordt. Heather Nova is bij aanvang nog steeds bezig met haar headline-set, waardoor Croll het moet doen met misschien wel het kleinste publiek van de dag. Dat weerhoudt Croll er echter niet van om zijn dansbare nummers met veel enthousiasme te spelen. Het is dan ook een vreemde gewaarwording om de band deze hippe mix van pop, indie en r&b in een zaal met zitplaatsen te zien spelen. “It's like I’m interrupting a movie” merkt de zanger droogjes op.

Croll is naar eigen zeggen een multi-instrumentalist, maar vanavond houdt hij het vooral bij zingen en af en toe gitaarspelen. De nadruk ligt op elektronische muziek, zoals in het hitje ‘From Nowhere’. En zo heeft Croll wel meer hitgevoelige nummers in de aanbieding. Meermaals doet de muziek aan Phoenix denken, al haalt Croll bij lange na niet het niveau van deze Fransmannen. Catchy is het allemaal wel en het is een verfrissend contrast met de andere artiesten op dit festival. Maar wat dit optreden met ‘naked songs’ te maken heeft? Bijzonder weinig, al horen we in het laatste nummer ‘Home’ dat Croll wel degelijk roots in de folkmuziek heeft. Een gepaste afsluiter van een vermakelijk optreden. (RP)

Danny Vera & String Quartet

“All I had was a polyester jumpsuit”, zei Chris Isaak over de tijd dat hij minder succesvol was. Deze woorden sprak hij jaren geleden in een bomvolle Utrechtse Vredenburg toen hij net een dikke nummer één hit had met ‘Wicked Game’. De Zeeuwse Danny Vera lijkt op zijn Amerikaanse collega. Niet alleen mag hij zijn commerciële succes graag relativeren, hij houdt zijn publiek met grappige anekdotes en kwinkslagen bij de les. En dan zijn er natuurlijk nog de scherp gesneden maatpakken én de onverbloemde voorliefde voor vintage rock-’n-roll die beide melancholische crooners met elkaar delen. Al houdt de Zeeuw het wel wat meer uptempo. En daar waar de personages van Isaak definitief op een dood spoor zijn beland, weet Danny Vera een maatschappijkritische song als ‘Snow In April’ toch optimistisch te laten klinken dankzij de overduidelijke Dean Martin-feel die het nummer ademt.

De bonus van vanavond is het strijkkwartet dat Danny Vera en zijn band hebben meegebracht. Daar waar veel artiesten voor het Naked Song Festival hun songs zoveel mogelijk uitkleden, voorziet Danny Vera zijn songs vandaag van een extra ‘glazuurlaag’ in de vorm van weemoedig aanzwellende violen. Al had dat laatste misschien nog wel een tikkeltje meer gemogen. Want juist bij Heart-cover ‘All I Want To Do’ — ook voor Vera zelf een “guity pleasure”, zo bekent hij — waarbij hij zijn bandleden van het podium stuurt en alleen achterblijft met het strijkkwartet, sorteren de violisten met hun in suiker gedoopte strijkstokken optimaal effect. Je gelóóft de arme drommel, die Danny Vera in deze song is, als hij berooid achterblijft na een onstuimige liefdesnacht met een perfecte vreemdelinge.

Danny Vera is met zijn makkelijk in het gehoor liggende liedjes misschien niet de gedroomde afsluiter van deze editie van het Naked Song Festival. Maar juist door voor een meer aangeklede versie van zijn liedjes te kiezen, toont hij zich wél als een ‘dwarse’ rocker. Een zekere mate van rock-‘n-roll attitude is de Zeeuw dus niet vreemd. En misschien heeft hij de organisatie van het Naked Song Festival wél op een idee gebracht als ze voor de volgende editie niet alleen voor een sterke line-up, maar ook voor een thema-instrument zouden willen kiezen. (TM)