Burna Boy bleek op de tweede dag van Down The Rabbit Hole een meer dan waardige vervanger van Stromae: hij gaf een extatische feelgood-show die de grootste cynicus ook deed ontdooien. Als vanzelfsprekend sloopte IDLES in twee liedjes de mainstage, en ook 070 Shake maakte indruk. De verrassing: de spontane show van S10.

‘Break out of character for me…’, zingt frontman Britt Daniel in zijn mega indiehit ‘Inside Out’. Z’n zonnebril zet hij er voor af. Daniel weet dat hij niet langer hoeft te doen alsof-ie cool is. Dat weet iedereen natuurlijk al lang! ‘…time keeps on going when we got nothing else to give’, vervolgt-ie met zijn heerlijk raspende stem.

Spoon viert dit jaar hun dertigjarig bestaan. Al drie decennia lang maakt de Texaanse indierockband catchy riffs, die nét zo goed blijven hangen als die van The Strokes of Arctic Monkeys. En nog steeds klinken ze even fris. ’t Is net een greatest hits-show, hoe iedereen in de volgepakte Teddy Widder hit na hit herkent en ze vervolgens terug echoot.

Ook de nieuwe tracks van ’t album Lucifer On The Sofa dat vorig jaar nog verscheen, vallen erg goed bij het publiek. Zoals die grootse rocksong ‘Wild’ (die speelden ze vorig jaar nog live voor 3voor12 Radio). ‘The world, still so WILD, called to me!’, zingt Daniel alsof-ie de hele wereld nog aan z’n voeten heeft liggen. Spoon is onbeteugeld en zal nooit vervelen. Als bonus spelen ze ook nog een intens goede cover van John Lennon’s ‘Isolation’. Tijdens de uithalen van dat liedje laat Daniel horen wát een dijk van een stem hij heeft.

Wanneer de nacht begint te vallen, heeft de Fuzzy Lop nogal iets schimmigs. Op de vrijdag zagen we al hoe Heartworms het podium veranderde in een duister schouwtoneel. Nu mag Working Men’s Club de donkerte inluiden met hun postpunk. De Britse band begon nog wel zo vrolijk met die hoekige debuutsingle ‘Bad Blood’ (‘Be happy when the sun shines!’), maar met elke release lijkt hun combinatie van postpunk en elektronische newwave een flink stuk gruiziger te worden.

Neem de track ‘Money Is Mine’ van hun laatste plaat Fear Fear die vorig jaar uitkwam. Frontman Syd Minskey-Sargeant zingt: ‘Endless depression, it's time / suicide is yours when the money is mine.’ Wanneer-ie dat nummer brengt in de Fuzzy Lop, barst hij uit in duivels gelach. De set heeft echt een diabolisch randje. Minskey-Sargeant gromt in zijn microfoon, kijkt dwars door iedereens ziel en beweegt alsof-ie hij tegen zijn innerlijke demonen aan het vechten is. In het publiek laat iedereen zijn innerlijke demon gewoon lekker gaan. Met name de track ‘Teeth’ is een dikke dansstarter. Working Men’s Club is de perfecte inleiding van de nacht. 

‘Deze heb ik niet gedaan sinds mijn comeback… afgelopen mei,’ grinnikt Sticks. ‘Wie niet meedoet is een… Gekke Gerrrrrriiiiiiiiiiiiit!’ Om vervolgens de Opgezwolle-classic vlijmscherp te rappen, de hardcore hiphopheads die er al bij waren tijdens de Buitenwesten tour helemaal apeshit te zien gaan en hen alles woord voor woord mee te zien brullen. Droog stonden ze: deze nieuwe tour is z’n allereerste in jaaaaaren, nadat de Zwolse rapper zich van het podium terugtrok. Hij kon z’n tracks van voor tot achter dromen, kon ‘Hoedenplank’ rappen terwijl-ie z’n boodschappenlijstje doorneemt, kortom: nul plezier had-ie er nog in.

Hoe anders is dat vandaag. Het zal ermee te maken hebben dat-ie eigenlijk vrij weinig oude tracks speelt. Dat betekent: geen ‘Hoedenplank’, wel een paar oudjes als ‘Alledaagse Waanzin’ en ‘Spaanse Vlieg’, maar toch vooral nummers van de albums die hij de afgelopen drie jaar uitbracht, en dan vooral Alles Over Hoop, het laatste album waarop-ie harde waarheden verkondigt, z’n zorgen uit over de staat van de wereld uit maar ook hoop biedt in barre tijden. Dan wordt het refrein van ‘Onbetaalbaar’ (deels vanuit het publiek!) wellicht niet meegezongen als gehoopt, maar zie je Sticks de stage wel totaal ownen, rapt-ie tracks als nieuwtjes ‘Dealtje Met De Toekomst’ en z’n verse in ‘Ellenbogenwerk’ vol VUUR, en raakt-ie zelfs eventjes razend geëmotioneerd van de liefde waarmee hij wordt overladen. ‘Ik kan vanavond niet meer slapen, zo stijf sta ik van de adrenaline. Kippenvel.’

Arme S10. Had ze speciaal voor haar optreden op Rolling Loud gisteren een speciale show voorbereid met allemaal tunes  die ze nooit speelt (‘Volt’, ‘Bag’, en cameo’s van Mula B, Sef en Ronnie Flex!), moest ze het afleggen tegen Metro Boomin en stond er vervolgens dus AMPER iemand in de grote hal in Ahoy. Dus laten we het poetic justice noemen, hoe goedskolere druk het nu bij de Fuzzy Lop is. Terwijl ze last minute is ingevlogen als invaller van Horace Andy met z’n dubband en haar show minder dan een uurtje voor aanvang aankondigde.

Dus is het een totaal andere set-up dan haar AFAS Live show in april: geen band die haar liedjes aanzet met stevige industrial riffs en uitgesponnen outro’s en remixes, maar een geïmproviseerde dj-show. Alleen Sim Fane is erbij (samen zaten ze zonet nog koortsig de live-tracks de downloaden!) en natuurlijk Froukje, met wie ze de planken werkelijk laat trillen met ‘Nooit Meer Spijt’. Super hoe de emotionele momentjes hier landen, maar vooral de upbeat liedjes de stokken in de lucht krijgen en S10 met de allergrootste lach ever op het podium staat te dansen. En effe… wat is die laatste tune (‘Stilte’) met z’n emo breakbeat een geweldige clubby TOPSONG. Nu duimen dat-ie binnenkort op Spotify dropt.

Wat een prachtige, onderkoelde ijspaleizen zijn de songs van 070 Shake. Ze maakte ze stuk voor stuk met Mike Dean, de synthwizard die ook geluidsarchitect was voor Kanye West, Kid Cudi en The Weeknd (hij speelt zelfs een bijrolletje als zichzelf in serie The Idol!), maar de sound waar 070 Shake en Dean samen aan schaafden is nog net wat desolater, emotioneler en ingetogener. Zeker het eerste halfuur van de set zit vol beatloze passages waar Shake in autotune overheen croont, teksten over het zoeken naar een high wanneer je je op het absolute dieptepunt bevindt, en ja, ook een cover van ‘In The Pines’. Hoeveel rappers ken je die folksongs uit 1870 herinterpreteren?!

Al die opgekropte spanning van het eerste halfuur komt er in één keer uit wanneer ‘Cocoon’ OPEENS tot ontbranding komt, eigenlijk op een heel atypisch moment. Dan beukt ze eindelijk die muur van ijs aan gruzelementen en dat leidt ook direct tot een dikke, hossende circlepit. Tel daar bovenop de diepe 4x4-kick van ‘Honey’ en de simpele hook ‘turn around and just dance for me’, en ja hoor, de Fuzz Lop komt massaal in beweging. 

‘KAPOT!!!! KAPOT!!!! KAPOTMAKEN!!’ Een zweterige kale bink die vooraan tegen de barrier staat geplakt, lijkt vijf minuten voor IDLES zijn verstand al te hebben verloren op het idyllische veldje. Hij is veranderd in een schuimbekkende woesteman, alleen al bij de gedachte aan IDLES, en hey, bij die alpha male-punkrock-band uit de UK mag dat gewoon. Sorry, MOET dat gewoon. Frontman Joe Talbot vraagt ook al het tweede nummer om een wall of death. En die krijgt ie, in de allerbruutste variant. Hopsa, daar duikelt ook de gitarist al onbevreesd die kolkende massa over. Daar waar veel bands 50 minuten moeten zweten en ploeteren voordat ze zulke mayhem weten te bewerkstelligen - als het ze al lukt -,flikt IDLES dat in de eerste 8 minuten. Koud kunstje.

In 2018 gebeurde dat ook al, toen in een veel kleinere tent. Het recept: bulldozerpunk met een groove (waar je als een dolle op kunt hossen, maar ook verrassend goed op kunt hardlopen!) vol slogans VOOR de arbeidersklasse, voor antifascisten en tegen ‘FUCKING SCUMBAGS’, zoals Joe Talbot meermaals roggelt. Dankzij hiphop-producer Kenny Beats klinkt laatste album nog net wat venijniger, en zo maken ze inmiddels vanzelfsprekend als subheadliner de Hotot-mainstage met de grond gelijk. Een sitdown, whatever. Maar prachtig dat Talbot het hele veld hurkend en schuimbekkend ‘fuck the king’ laat scanderen.

Kijk eens aan, Burna Boy is keurig op tijd, in een blauw stekelig powerranger meets Pino-pak. En vanaf de eerste seconde is duidelijk: deze man heeft Star Power. Star Power in overvloed. Hij hoeft zijn zonnebrilletje maar af te doen en gegil valt hem ten deel. Laat staan wanneer hij zijn shirt uittrekt! Hij zwiept zijn micstand heen en weer als volleerd James Brown. Het is moeilijker om hem zonder big smile op de foto te zetten dan met. En hij speelt zijn solide afropop-oeuvre extatisch, met een enorme band. Links en rechts staan al een achttal extra zangers, een blik blazers, twee drummers, en alsof dat nog niet genoeg is wordt hij af en toe ook nog omringd door vier percussionisten.

Ze spelen het stijlvol, misschien een tikkeltje té netjes, en met de souplesse die je ook van een North Sea Jazz-headliner zou verwachten. Dus al na drie liedjes snapt het hele veld: dit is simpelweg een geweldige headliner die met zijn ultieme feelgood-muziek ook de grootste scepticus aan het heupwiegen en swingen krijgt. ‘We’re gonna make god come down and party with us’, roept hij zelf met nog eens zo’n charmante smile. Wedden dat god inderdaad vanuit de wolken meedanst? Met zo’n onweerstaanbare slotsong als ‘Last Last’ kan dat bijna niet anders.

Lees de hele review hier.