Vervreemdend, onwerkelijk, of mooi op zijn Engels: alienating. Zo ervoer de mensheid het toen door covid-19 ineens de wereld stil stond. De straten waren leeg, vliegtuigen stonden aan de grond, concertzalen boden niets dan galm. Ineens voelden we ons als buitenaardse wezens die rondliepen in verlaten steden en zich afvroegen: waar is iedereen gebleven? Op haar prachtige album ¡Ay! voert de Colombiaanse muzikant Lucrecia Dalt dat idee letterlijk door. Donderdag 3 augustus speelt ze op Dekmantel Festival.

Net zoals de muziekgeschiedenis bezaaid is met break-up-platen, zien we in de nasleep van covid-19 talloze lockdown-albums opduiken. Dat zijn niet per se albums over de saaie dagen dat we niet naar buiten mochten - dat zou natuurlijk maar slaapverwekkend zijn. Nee, het zijn vaak juist ambitieuze albums die isolatie als overweldigende kracht omschrijven, menselijke connecties onderzoeken. Wat is nu echt de moeite waard in dit leven? Waar doen we het eigenlijk voor?

Lucrecia Dalt, uit Pereira, Colombia, maakte zo’n album, in zelfverkozen ballingschap in Berlijn. Het heet ¡Ay! en is een ode aan de cultuur waarin ze opgroeide. ‘Ode, ja, ik zou het eerder nostalgie noemen. Nostalgie die ik nooit zo sterk voelde als toen, naar de oude bolero’s en son. Ik groeide op in een huis waar altijd muziek was. Mijn moeder kende alle componisten, mijn opa speelde maraca’s en mijn oom experimenteerde met tapes. Ik wilde via de muziek connectie zoeken met mijn familie, die ineens veel verder weg voelde.’

De zangeres woonde op dat moment al ruim vijftien jaar in Europa, waar ze de laatste jaren uitgroeide tot een huisvriend van Le Guess Who. Ze speelde daar sinds 2012 meerdere keren. In 2021 was ze zelfs curator op die hele rare editie die precies viel in de periode dat even alles mocht, maar waar halverwege het weekend geschakeld moest worden naar een seated programma met beperkte capaciteit. Krankzinnig en op een vreemde manier euforisch, zowel in de eerste dagen als na de knip, toen mensen op een stoeltje naar Thee Oh Sees moesten kijken. Een jaar later keerde Dalt terug om er haar album ¡Ay! te spelen, een betoverende ervaring vroeg in de avond.

Le guess hoe dan?

Het is wel aardig om de connectie tussen Lucrecia Dalt en het Utrechtse festival even te ontrafelen, want het zegt veel over hoe haar muziek zich over de wereld beweegt. Dalt woonde en werkte eerst in Colombia, in de koffieregio van het land, maar ze richtte op zeker moment haar pijlen op Europa. Ze verkaste naar Barcelona en belandde met een track op een compilatie, samengesteld door de Berlijnse producer Gudrun Gut. ‘Het was de MySpace tijd. Zij stuitte op mijn muziek en vroeg me of ik meer demo’s had. Ik dacht: what the fuck! Ik was mega fan van haar en van artiesten op haar label, zoals Barbara Morgenstern. Zelf was ik in die tijd nog gewoon ingenieur. Muziek was mijn hobby.’

Op die compilatie stond ook een song van Julia Holter, de toonaangevende experimentele singer-songwriter uit Amerika. Door dat fraaie toeval leerden die twee dus elkaars muziek kennen, en het was Julia Holters boeker Bob van Heur die vervolgens haar muziek hoorde in de tourbus. En juist, die Bob van Heur is ook weer het creatieve brein van Le Guess Who. ‘Het is mooi hoe mijn muziek in de handen van de juiste mensen beland is.’

Spookachtige bolero

Dalt creëert haar composities in haar eentje, met modulaire synthesizers gekoppeld aan de computer. Het klinkt als vrije-vorm-muziek, abstract met af en toe opdoemende prachtige melodieën die ook weer vervliegen. ‘Maar ik maak het met wiskundige preciesie’, zegt ze zelf. ‘Ik geef mijn modulars instructies die twintig jaar geleden niet hadden gekund’. Op die manier creëert ze uit die aloude Latijns-Amerikaanse tradities iets moderns, iets dat nog nooit gemaakt is. Dat zit hem ook in de samenvloeiing van stijlen. Ze gebruikt ritmes uit de Zuid-Amerikaanse muziek, maar is net zo goed geïnspireerd door de horror-soundtracks van John Carpenter. Ze maakte afgelopen jaar zelfs een score voor de film The Seed, die zwaar schatplichtig is aan de elektronische pioniers van de jaren zeventig en tachtig.

Het resulteert in een buitenaards klinkende vorm van muziek, die vraagt om science fiction thematiek. Precies wat Lucrecia Dalt wil. ‘Daar komt inderdaad die buitenaardse blik vandaan. Het begon met gesprekken met een vriend van me die filosoof is. We constateerden dat door de lockdowns alles wat we voor lief namen als mensheid ineens ter discussie stond. Dat zijn de vragen die ik wilde stellen: wat is bewustzijn, wat is tijd, wat is liefde? Dat is mijn eigen twist aan de onwrikbare bolero’s. Die horen over liefde te gaan, en dat gaan de mijne ook, maar dan zonder de zoetsappigheid.’